Op 9 juli 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de hoger beroepen van [X] B.V., gevestigd te [Z], tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland van 12 september 2023 en 4 oktober 2023. De zaak betreft de niet-betaling van het griffierecht van in totaal € 107.956 voor alle zaken. Tijdens een regiezitting op 11 juni 2024 hebben de partijen ingestemd om de comparitie te beschouwen als een zitting na afloop van het vooronderzoek, zoals bedoeld in artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Hof heeft vastgesteld dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig is betaald, waardoor de hoger beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard. Belanghebbende heeft betoogd dat de heffing van het griffierecht in strijd is met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, maar dit betoog is door het Hof verworpen. De rechtbank heeft in haar uitspraken van 12 september 2023 al uitgebreid ingegaan op de door belanghebbende aangehaalde arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie, en het Hof onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat deze arresten geen steun bieden voor het standpunt van belanghebbende. De kostenveroordeling is afgewezen, en het Hof heeft de hoger beroepen niet-ontvankelijk verklaard.