ECLI:NL:GHAMS:2024:2330

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
200.335.101
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over ontruiming wegens langdurige overlast en niet hebben van hoofdverblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door een appellant tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De kantonrechter had de vordering van Woningstichting Rochdale tot ontruiming van de door de appellant gehuurde woning toegewezen, vanwege langdurige stelselmatige overlast en het niet hebben van hoofdverblijf in de woning. De appellant heeft op 1 november 2023 tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De appellant heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en afwijzing van de vorderingen van Rochdale, terwijl Rochdale heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis.

Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld door de kantonrechter overgenomen en voegde daaraan toe dat de woning op 27 oktober 2023 is ontruimd. Het hof heeft beoordeeld of de vordering tot ontruiming terecht was toegewezen en kwam tot de conclusie dat de grieven van de appellant niet slagen. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de langdurige overlast en het niet hebben van hoofdverblijf. De appellant heeft geen overtuigende argumenten of bewijsstukken overgelegd die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Het hof concludeert dat de beslissing van de kantonrechter in een bodemprocedure niet anders zou zijn en bekrachtigt daarom het bestreden vonnis. De proceskosten van het hoger beroep worden aan de appellant opgelegd, aangezien hij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.335.101/01 KG
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 10683647 KK EXPL 23-521
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 juni 2024
inzake

[appellant] ,

wonend te [plaats] ,
appellant,
advocaat: mr. S.G.H. Langeweg te Koog aan de Zaan,
tegen

WONINGSTICHTING ROCHDALE,

gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. L.C. Strating te Amsterdam.
Tegenwoordig zijn: mrs. M.E. Hinskens-van Neck (voorzitter), J.C. Toorman en E.K. Veldhuijzen van Zanten, bijgestaan door mr. L.H.J. Peters als griffier.
Verschenen zijn: [appellant] , bijgestaan door mr. Langeweg voornoemd, en [naam 1] en [naam 2] (medewerkers rechtmatig wonen) namens Woningstichting Rochdale, bijgestaan door mr. Strating voornoemd.
Partijen worden hierna [appellant] en Rochdale genoemd.
Bij kort geding vonnis van 5 oktober 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Rochdale als eiseres en [appellant] als gedaagde, zijn de vorderingen van Rochdale, kort gezegd: ontruiming van de door [appellant] van Rochdale gehuurde woning aan de [straat] te [plaats] , toegewezen.
[appellant] is bij dagvaarding van 1 november 2023 tegen voormeld vonnis in hoger beroep gekomen. Vervolgens heeft [appellant] een memorie van grieven genomen en Rochdale een memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 25 juni 2024 laten toelichten. [appellant] heeft nog een productie overgelegd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende – uitvoerbaar bij voorraad – de vorderingen van Rochdale zoals toegewezen in eerste aanleg alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Rochdale in de proceskosten in beide instanties.
Rochdale heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, inclusief de nakosten.
Na een schorsing en hervatting van de zitting heeft het hof mondeling uitspraak gedaan, die in dit proces-verbaal schriftelijk wordt weergegeven.

De beoordeling

Feiten
1. Het hof gaat uit van de door de kantonrechter in het bestreden vonnis onder 1.1. tot en met 1.13. opgesomde feiten, die in hoger beroep niet, althans niet succesvol, zijn bestreden. Het hof voegt hieraan toe dat de woning op 27 oktober 2023 is ontruimd.
Ontruiming
2. Beoordeeld dient te worden of de vordering tot ontruiming van de woning van [appellant] terecht is toegewezen. Naar het oordeel van het hof is dat het geval. De grieven slagen niet. Dat wordt als volgt toegelicht.
3. Het hof verwijst naar de rechtsoverwegingen 4 tot en met 7 van de kantonrechter in het bestreden vonnis en neemt die overwegingen over, ook ten aanzien van het spoedeisend belang bij de vordering van Rochdale. In aanvulling daarop overweegt het hof het volgende.
4. Voor wat betreft het niet hebben van hoofdverblijf in de woning heeft [appellant] (ook) in hoger beroep geen stellingen ingenomen of stukken overgelegd die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Op grond van zijn verzwaarde stelplicht en de overwegingen van de kantonrechter lag dat wel op zijn weg.
5. Anders dan [appellant] heeft aangevoerd, is voldoende aannemelijk dat een pakket met daarin met inkt besmeurd geld uit de woning is gegooid ten tijde van de inval van de politie op 8 juni 2021. Zelfs als dat niet het geval zou zijn, dan vormen de overige gebeurtenissen die in en om de woning hebben plaatsgevonden voorshands voldoende grond voor ontruiming.
6. Ook het hof is van oordeel dat in dit kort geding voldoende aannemelijk is geworden dat [appellant] , of derden voor wie hij aansprakelijk is, langdurige stelselmatige overlast heeft veroorzaakt, dat [appellant] geen hoofdverblijf heeft gehad in de woning en die ter beschikking heeft gesteld aan derden.
7. Het hof ziet onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat in een bodemprocedure de beslissing ten aanzien van de ontruiming anders zou komen te luiden, bijvoorbeeld op basis van, nog in te brengen, andersluidende verklaringen van omwonenden.
8. Gelet op al het voorgaande is ontruiming in kort geding gerechtvaardigd.
Slotsom
9. De slotsom is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Het hof zal op grond van het voorgaande het bestreden vonnis bekrachtigen. De proceskosten van het hoger beroep komen voor rekening van [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Rochdale begroot op € 783,- aan verschotten en € 2.428,- voor salaris en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van deze mondelinge uitspraak plaatsvindt;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat conform artikel 29a lid 3 Rv is ondertekend door de voorzitter.
------------------------------
Voorzitter