5.10.Grief II ziet op de situatie waarin niet kan worden vastgesteld dat [geïntimeerde 3] een toereikende volmacht was verleend om een aanbod namens zijn opdrachtgevers te aanvaarden. [appellants] c.s. beroepen zich daarvan uitgaande op een toerekenbare schijn van volmachtverlening. Zij voeren daartoe het volgende aan, waarbij het hof zoveel mogelijk aansluit bij de weergave en opsomming van [appellants] c.s. in de memorie van grieven:
(1) [naam 1] was namens [geïntimeerde 1] gevolmachtigd en [naam 4] namens [geïntimeerde 2] ;
(2) [geïntimeerde 3] heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij de gesprekken met [appellants] c.s. plezierig vond en over de gang van zaken in die tijd contact onderhield met [naam 1] en de broer van [geïntimeerde 2] ( [naam 4] ). Hieruit blijkt dat [geïntimeerde 3] ruggespraak heeft gehad met de verkopers ( [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] ), althans de rechtsgeldige vertegenwoordiger(s)/gevolmachtigde(n) daarvan;
(3) [appellant 1] heeft op 5 april 2021 de NAW-gegevens van [appellants] c.s. toegestuurd aan [geïntimeerde 3] . Daarop verzoekt [geïntimeerde 3] op 6 april 2021 om aanvullende gegevens die hem op die dag door [appellants] c.s. worden toegestuurd;
(4) [geïntimeerde 3] stuurt op 21 april 2021 de (eerste) koopovereenkomst aan [appellants] c.s. Daarop vindt op 23 april 2021 de inspectie van de bedrijfsruimte plaats door de architect en de week erop de bouwkundige keuring. Hierbij zijn de sleutels namens verkopers aan [appellants] c.s. ter beschikking gesteld;
(5) [geïntimeerde 3] heeft tevens verklaard dat hij over de prijs die in de (eerste) concept koopovereenkomst met [appellants] c.s. is vermeld contact heeft gehad met [naam 1] . Weliswaar stelt hij met [naam 4] hierover geen contact te hebben gehad, maar daarover verklaart [geïntimeerde 3] dat hij uit het vorige biedingsproces wist wat ongeveer de marges waren. Dat contact van [geïntimeerde 3] met [naam 1] c.q. de wetenschap van de marges ligt ook in de rede, omdat [geïntimeerde 3] akkoord ging met het bod van [appellants] c.s. dat € 46.000 onder de vraagprijs van € 495.000 lag;
(6) [geïntimeerde 3] verklaart dat hij de ‘concepten’ (daaronder begrijpen [appellants] c.s. ook de concept-koopovereenkomst met [appellants] c.s.) aan ‘alle partijen’ heeft voorgelegd, hetgeen duidt op een kennisgeving aan (de vertegenwoordigers van) [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] . Het contact en de ruggespraak met de verkopers wordt door [geïntimeerde 3] bevestigd doordat hij (i) verklaart in het voortraject steeds overleg te hebben gehad met alle betrokkenen en (ii) spreekt over communicatie met zijn opdrachtgevers;
(7) [geïntimeerde 3] verklaart dat de concept-koopovereenkomst voor [naam 1] en [naam 4] niet akkoord was. Dit bevestigt in elk geval dat zij in het concept zijn betrokken. Welk concept niet akkoord was wordt niet duidelijk uit de verklaring, maar het lijkt het tweede concept te moeten zijn. In het eerste concept d.d. 20 april 2021 stonden twee ontbindende voorwaarden (voorbehoud machtiging kantonrechter en financieringsvoorbehoud) die in het tweede concept d.d. 29 april 2021 eruit zijn gehaald. Dat is blijkens de verklaring van [naam 7] gebeurd op instructie van [geïntimeerde 3] die hem op 28 april 2021 per mail liet weten dat deze twee ontbindende voorwaarden konden vervallen;
(8) Uit een WhatsApp-bericht van [geïntimeerde 3] aan [appellant 1] van 6 mei 2021 (09:32:54) blijkt dat over het verval van de ontbindende voorwaarden contact met [naam 1] is geweest: “Goedemorgen, Begreep verleden week van de bewindvoerder dat toestemming van de rechter toch niet nodig was.”;
(9) Op 29 april 2021 is de bedrijfsruimte (door [geïntimeerde 3] ) afgemeld als verkocht bij Funda. De website vermeldt (ook) dat de verkoopdatum van de bedrijfsruimte 19 april 2021 is. Bij ‘datum akte’ staat 19 april 2021. Dat is een krachtige aanwijzing dat [geïntimeerde 3] het bod bevoegd geaccepteerd heeft en daarover ruggespraak met [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] heeft gehad, voor wie deze informatie bovendien ook zichtbaar was;
(10) Er is tevens een interne uitdraai van afmeldgegevens die alleen voor makelaars zichtbaar is (productie 26). Daarop is te zien:
a. een vraagprijs van € 495.000 k.k.,
b. een transactieprijs van € 449.000,
c. datum akte: 19 april 2021,
d. datum afmelding: 29 april 2021.
Als geen sprake was van een door [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] geaccepteerd bod van [appellants] c.s. dan had voormelde afmelding niet plaatsgevonden;
(11) [naam 7] verklaart dat de eerste concept-koopovereenkomst aan [geïntimeerde 3] is gestuurd met het verzoek die voor te leggen aan ‘partijen’. Daarop liet [geïntimeerde 3] per e-mail weten dat ‘partijen’ akkoord waren, maar nog een paar punten wilden wijzigen (de twee ontbindende voorwaarden). Ook dat duidt op ruggespraak met de verkopers;
12) [naam 6] verklaart dat zij op 12 april 2021 het verzoek kreeg van [geïntimeerde 3] om een koopovereenkomst op te stellen voor de bedrijfsruimte. Daarbij zaten gegevens van de kopers en er stond een overeengekomen prijs in van € 449.000, gelijk aan het gedane bod door [appellants] c.s. op 26 maart 2021;
(13) [naam 6] bevestigt eveneens dat [geïntimeerde 3] niet op eigen houtje handelde. Zij verklaart dat (i) [geïntimeerde 3] op 14 april 2021 verzocht om opgave van kosten om met de verkopende partij te overleggen en (ii) [geïntimeerde 3] op 19 april 2021 liet weten dat de kostenopgave voor wat betreft de verkopende partij akkoord was. Ook dat bevestigt de ruggespraak die [geïntimeerde 3] met verkopers ( [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] ) over de koop moet hebben gehad. De kostenopgave is immers inherent verbonden aan de levering van het pand. En zonder koop is er geen levering. [naam 4] , de hypotheekhouder van het pand, heeft in dit kader van de notaris een verzoek gehad een aflosnota op te stellen ter royement van de hypotheekrechten;
(14) [naam 6] verklaart tevens over de verzending van de definitieve koopovereenkomst door haar op 29 april 2021 aan [geïntimeerde 3] , waarbij werd verzocht om ondertekening door alle partijen. In deze definitieve koopovereenkomst staan naast de koopprijs, WOZ-waarde en leveringsdatum (14 mei 2021) tevens gegevens vermeld inzake de bewindvoering en benodigde legitimaties van zowel de verkopers als kopers. Het ligt niet voor de hand dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] deze gegevens zouden hebben verstrekt indien zij (nog) geen toestemming voor de onderhavige koop zouden hebben gegeven;
(15) Conform de opdrachtovereenkomst tussen [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 2] c.s. is de courtage verschuldigd bij een succesvolle transactie. Het sturen van een factuur duidt dus op het afgerond zijn van de (verkoop)opdracht. Op 29 april 2021 zond [geïntimeerde 3] volgens [naam 6] zijn factuur. Ook dat is een omstandigheid die erop wijst dat partijen al rond waren, en de wijzigingen ten opzichte van de concept-koopovereenkomst door verkopers akkoord waren bevonden, dan wel dat [geïntimeerde 3] ten minste heeft gedacht dat dit binnen de marges viel die voor de verkoper acceptabel waren. In dit kader is tevens de omstandigheid relevant dat [geïntimeerde 3] jegens [naam 6] heeft verklaard in termen van ‘prijsovereenstemming’ en ‘akkoord tussen partijen’. Er werd door [geïntimeerde 3] geen voorbehoud gemaakt, wat wel voor de hand had gelegen als hij ofwel geen volmacht had de verkopers te binden dan wel nog geen akkoord van de verkopers op de concept(en) koopovereenkomst had;
(16) [geïntimeerde 3] is een (zeer) ervaren makelaar (en was tevens partner van [X] ) die niet zomaar facturen opmaakt en stuurt waarover omzetbelasting betaald moet worden. Anders gezegd: het is ondenkbaar dat [geïntimeerde 3] zijn factuur had gestuurd als hij onzeker was of de courtage wel verschuldigd zou zijn en betaald zou worden. Ook dat is een krachtige aanwijzing dat de koop rond was en de opdracht van [geïntimeerde 3] voltooid;
(17) [naam 2] heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor verklaard dat zij door [geïntimeerde 3] is ingeschakeld voor de verkoop van de bovenwoning: “lk ben betrokken geraakt bij de verkoop van [A-straat] toen [geïntimeerde 3] mij benaderde om de woning te verkopen.” Ook dat is een (extra) aanwijzing dat [geïntimeerde 3] bevoegd was om namens [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] het bedrijfspand te verkopen;
(18) [naam 2] (ook makelaar van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] ) verklaart dat zij in april 2021 - dus na acceptatie door [geïntimeerde 3] van het bod van [appellants] c.s. van 26 maart 2021 - contact heeft gehad met [naam 4] over de komst van een boksschool in de bedrijfsruimte. Dit betekent dus dat (in elk geval) [naam 4] op dat moment wist van het bestaan van een verkoop aan [appellants] c.s. (welke kennis aan [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] moet worden toegerekend), maar vervolgens klaarblijkelijk [geïntimeerde 3] niet heeft teruggefloten in zijn contacten c.q. communicatie met de notaris over de koopovereenkomst, en pas op 5 mei 2021 zou hebben aangegeven niet akkoord te zijn met verkoop. Dat wordt betwist en is ongeloofwaardig, omdat als de koop aan [appellants] c.s. niet rond was het in de rede lag dat [naam 4] onmiddellijk bij [geïntimeerde 3] aan de bel had getrokken en reeds in april 2021 kenbaar maakte dat er geen akkoord was. Daarnaast geldt dat de wetenschap van [naam 2] als makelaar van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] over het bod van [appellants] c.s., en de aanvaarding ervan door [geïntimeerde 3] , aan [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] moeten worden toegerekend;
(19) In dit kader is tevens relevant dat de opdrachtovereenkomst aan [geïntimeerde 3] verstrekkende bevoegdheden geeft die - voor zover deze niet al op basis van die afspraken tot gebondenheid konden leiden van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] - ten minste zo ruim waren dat zij [geïntimeerde 3] onmiddellijk hadden moeten terugfluiten als de handelingen niet conform hun wensen waren. [geïntimeerde 3] verklaart immers dat hij over de prijs contact met [naam 1] heeft gehad, en [naam 2] verklaart dat zij over de komst van de bokschool in april 2021 met [naam 4] heeft gesproken. Door vervolgens niet onmiddellijk in te grijpen c.q. te protesteren tegen de gang van zaken hebben [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] bijgedragen aan de opgewekte schijn, althans leidt het risico-beginsel tot gebondenheid van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] aan de koop met [appellants] c.s., aldus - steeds - [appellants] c.s.