ECLI:NL:GHAMS:2024:2473
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis ex artikel 351 Rv. Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een eerder vonnis van de kantonrechter. De appellant, een huurder, was in hoger beroep gekomen van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter die de huurovereenkomst met de geïntimeerde verhuurder had ontbonden. De kantonrechter had de appellant veroordeeld om de woning binnen 14 dagen te ontruimen en had de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De appellant vorderde schorsing van deze uitvoerbaarheid, stellende dat zijn belangen, met name die van een derde persoon die in de woning woonde, zwaarder wogen dan de belangen van de verhuurder bij directe tenuitvoerlegging. De geïntimeerde verweerde zich door te stellen dat de woning al ontruimd was en dat de belangen van de verhuurder zwaarder wogen vanwege overtredingen van de huurovereenkomst en gemeentelijke voorschriften. Het hof oordeelde dat de appellant onvoldoende had aangetoond dat zijn belangen zwaarder wogen dan die van de verhuurder en wees de vordering tot schorsing af. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door de appellant.