Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- stelt de WOZ-waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2019 vast op € 630.000;
- bepaalt dat de aanslag onroerendezaakbelasting overeenkomstig deze waarde wordt verminderd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 100;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van de stichting ten bedrage van € 2.266;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het door de stichting betaalde griffierecht, € 360, aan de stichting vergoedt.”
Het onderzoek is op 19 december 2023 gesloten.
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
noot rechtbank: ECLI:NL:RBAMS:2023:1341] Het financiële belang van de stichting in deze WOZ-zaak is gering. De rechtbank is van oordeel dat een schadevergoeding van € 50 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden ook in dit geval billijk is. De rechtbank ziet daarom aanleiding tot het toekennen van een schadevergoeding van in totaal € 100.
Voor de verdeling van de schadevergoeding tussen de heffingsambtenaar (bezwaarfase) en de Staat (beroepsfase) geldt het volgende. De bezwaarfase is geëindigd met het op de voorgeschreven wijze bekendmaken van de uitspraak op bezwaar op 22 februari 2021. De bezwaarfase heeft daarmee (afgerond) zeven maanden geduurd, waarmee de redelijke termijn voor de bezwaarfase met één maand is overschreden. Het restant van acht maanden wordt toegerekend aan de beroepsfase. Omdat het zwaartepunt van de overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase ligt, dient de Staat het volledige bedrag te betalen. De rechtbank merkt de Staat daarom mede aan als partij in dit geding.”
5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Het Hof verwijst in dit verband naar de conclusie van Advocaat-Generaal P.J. Wattel van 17 november 2023 in een thans bij de Hoge Raad aanhangige zaak (ECLI:NL:PHR:2023:1042).
Nog afgezien daarvan is het bedrag van de schadevergoeding slechts als uitgangspunt € 500 per half jaar overschrijding van de redelijke termijn. Dat impliceert ruimte voor afwijkingen in bijzondere gevallen, zoals gevallen waarin dat bedrag, gelet op de omstandigheden van het concrete geval, als (overwegend) onbillijk is te beschouwen.
Het Hof ziet in deze omstandigheid, op zich beschouwd, onvoldoende reden om af te wijken van de forfaitaire bedragen van het overzichtsarrest. Daarvoor acht het Hof het verschil met het drempelbedrag van € 15, als vermeld in het arrest HR 24 februari 2017, ECLI:HR:2017:292, BNB 2017/83, te groot, hoezeer ook dat drempelbedrag een bijstelling verdient. Bovendien geldt dat forfaitaire bedragen een zekere bandbreedte impliceren, zodat het zich kan voordoen dat die bedragen als vergoeding voor geleden immateriële schade hoger zijn dan het financiële belang dat met een zaak is gemoeid, zoals die bedragen ook (beduidend) lager kunnen zijn dan de geleden immateriële schade (zie in die zin het arrest HR 29 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1361, BNB 2014/5).
Slotsom
6.Kosten
7.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, zij het uitsluitend voor wat betreft het gedeelte
van die uitspraak dat betrekking heeft op de veroordeling van de Staat in de vergoeding
van schade aan belanghebbende voor een bedrag van € 100;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het vergoeden van (immateriële) schade tot een
bedrag van € 111, uit te betalen op een bankrekening op naam van belanghebbende;
- veroordeelt de Staat tot het vergoeden van (immateriële) schade tot een
bedrag van € 889, uit te betalen op een bankrekening op naam van belanghebbende;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep
ten bedrage van € 219, uit te betalen op een bankrekening op naam van belanghebbende, en
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende in hoger beroep
betaalde griffierecht ten bedrage van € 274 aan belanghebbende vergoedt door betaling op
een bankrekening die op haar naam staat.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.