ECLI:NL:GHAMS:2025:1048

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
24/307
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de ANBI-status van een stichting gericht op tijdsbewustzijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de aanvraag van een stichting, [X], om als algemeen nut beogende instelling (ANBI) te worden aangemerkt. De inspecteur had de aanvraag afgewezen, omdat hij van mening was dat de stichting niet uitsluitend het algemeen nut beoogde, maar primair de particuliere belangen van haar deelnemers. De rechtbank had de inspecteur in het gelijk gesteld en de stichting als ANBI aangemerkt. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de stichting zich in haar activiteiten primair richt op particuliere belangen, zoals die van jongeren en nachtwerkers, en niet op het algemeen belang. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de stichting ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor instellingen om aan te tonen dat hun activiteiten daadwerkelijk gericht zijn op het dienen van het algemeen belang om als ANBI te kwalificeren.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 24/307
19 februari 2025
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 22 december 2023 in de zaak met kenmerk HAA 21/3373 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X], gevestigd te [Z] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. M.J.S. Langedijk RB),
en
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft belanghebbendes verzoek om te worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling (ANBI) bij beschikking van 18 december 2020 afgewezen.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft als volgt op het beroep beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • kwalificeert eiseres met ingang van 8 september 2020 als ANBI;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674, en
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden.”
1.4.
Na het instellen van het hoger beroep door de inspecteur zijn de volgende stukken door partijen ingediend:
  • de motivering van het hoger beroep door de inspecteur, en
  • een verweerschrift door belanghebbende.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2. Feiten
2.1.
Het Hof gaat uit van de volgende, door de rechtbank vastgestelde, feiten:
“1. [A] is directeur-grootaandeelhouder van [B] B.V. ( [B] BV). Op de website van [B] BV staat vermeld:
“Wat doet [B] ?
[B] is een full-service adviesbureau op het gebied van tijd en workforce management.”
2. Eiseres is op 7 april 2009 opgericht door [B] BV. Eiseres heeft haar zetel in de gemeente [Z] . Haar bestuurders zijn [A] en [C] . Het doel van de stichting is in artikel 2 van de statuten (versie 11 augustus 2020) als volgt omschreven:
“DOEL
Artikel 2
l. De stichting heeft ten doel:
a. een belangrijke fysieke en virtuele ontmoetingsplaats te vormen rond het thema 'tijd & planning, teneinde deze onderwerpen - in het hart van onze samenleving - structureel te agenderen en uit te bouwen, met als uiteindelijk doel de bevordering van welvaart en welzijn in de Nederlandse samenleving en samenlevingen daarbuiten, en
b. voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
2. De stichting tracht dit doel te bereiken door het bundelen en delen van kennis en ervaring op dit thema en door innovatie in het gebruik van 'tijd & planning' op individueel, organisatie en maatschappelijk niveau te stimuleren.
3. De stichting beoogt het algemeen nut.
4. De stichting heeft geen winstoogmerk.”
3. Op 8 september 2020 heeft eiseres verweerder verzocht om bij beschikking als bedoeld in artikel 5b, zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) te worden aangemerkt als ANBI. In het daarbij gevoegde ‘ANBI Beleidsplan [X] 2020-2022’ (het Beleidsplan) staat het volgende van belang zijnde vermeld:

Missie
Tijd en tijdsbeleid zijn in onze maatschappij onlosmakelijk verbonden met welzijn, welvaart en geluk. Toch zijn dit thema's die niet hoog op de agenda's staan van opinieleiders. [X] heeft als doel om bij de bevolking van heel Nederland het belang van tijd en tijdsbeleid te doen inzien en daarmee een beweging op gang te brengen naar een andere en betere tijdsordening. Een tijdsordening die voorwaardelijk is voor het oplossen van een aantal structurele, maatschappelijke problemen zoals: vergrijzing, congestieproblematiek, werkdruk, arbeidsmarktkrapte en een beperkte werkprivébalans.
Visie
De Stichting pleit voor het actief en betekenisvol omgaan met de tijd, vandaar de naam [X] . Wij zien als verantwoordelijkheid van de overheid onder meer het mede concipiëren van een coherent tijdsbeleid en het faciliteren van de uitvoering daarvan. Daarnaast ziet zij organisaties als het scharnierpunt naar een betere temporele ordening. Een essentieel kenmerk van de aanpak van de tijdsordening is: het harmoniseren, op elkaar afstemmen van tijdsgerelateerde aspecten van menselijk gedrag.
Ambitie
Wij richten onze missie en visie op alle bevolkingsgroepen: jong/oud, man/vrouw en autochtoon/allochtoon. Daarnaast richten wij ons in het bijzonder op jongeren, omdat er in het Nederlandse onderwijs weinig aandacht wordt besteed aan de onderwerpen tijd, tijdsbeleving en praktische zaken als plannen. Uitgaande van de gedachte dat tijd een van de belangrijkste levensader is, dient een actieve en betekenisvolle omgang met tijd dominant in onderwijsprogramma's vertegenwoordigd te zijn.
De stappen die wij hierin willen maken is ten eerste de bewustmaking van het feit dat tijd een enorme impact heeft op tal van zaken in onze maatschappij, op weg naar een betere omgang met de tijd. Ten tweede verdient het willen de aandacht. Ten derde gaat het om het doen, waarbij vaardigheden zoals goed plannen relevant zijn.
3.1
Doelstelling
Om een grotere bewustwording in Nederland te creëren omtrent het thema tijd zijn onze activiteiten opgedeeld in drie niveaus: maatschappij, organisatie en individu. Onze doelstelling is om elk van deze niveaus te bereiken met onze activiteiten.
3.2
Strategie
Op maatschappelijk niveau zullen wij activiteiten ondernemen die voor iedereen in Nederland toegankelijk zijn:
Het publiceren van een onderzoek naar de economische effecten van een nieuwe tijdsstructuur (2020).
De publicatie van een boek over hoe bekende Nederlanders omgaan met tijd (2020)
Een documentaire over het thema tijd uitzenden (2021).
Op organisatieniveau richten wij ons voornamelijk op organisaties en trachten wij zowel de werknemers als werkgevers aan te spreken door:
Het genereren van aandacht voor nachtwerkers door het jaarlijks organiseren van de [D-activiteit] (2021).
Ten slotte richten wij ons ook op het individu en zullen we door middel van workshops een meer intensieve en interactieve manier gebruiken om kennis te delen:
Workshops geven aan scholieren van 14-17 jaar over hoe je slim met tijd om kan gaan (2020).
Trainingen aanbieden aan managers en werknemers over het omgaan met tijd (2021).
Een uitgebreid overzicht van alle geplande activiteiten met bijbehorende doelstellingen zijn te vinden in hoofdstuk 4.”
4. Met betrekking tot de (geplande) activiteiten is in het Beleidsplan het volgende vermeld:

Jaarlijkse activiteiten vanaf 2014
[D-activiteit]
Sinds 2014 is er ieder jaar in mei een [D-activiteit] georganiseerd om aandacht te vragen voor de fysieke, mentale en sociale belasting die nachtwerk met zich meebrengt. Een aantal organisaties is actief benaderd om mee te doen en solidair met de nachtwerkers een nacht te werken. In 2019 bijvoorbeeld heeft [B] drie nachten achter elkaar gewerkt.
Omdat is aangetoond dat het regelmatig verrichten van nachtwerk de kans op hart- en vaatziekten vergroot, worden de nachtdiensttoeslagen van de deelnemers gedoneerd aan de Hartstichting. Daarnaast wordt er via social media jaarlijks een fotowedstrijd georganiseerd met als opdracht een foto die de vraag ' [E] ' illustreert. Van de inzendingen wordt de beste foto beloond met een overnachting in een 5-sterrenhotel. De afgelopen jaren is er met uiteenlopende acties geëxperimenteerd, waaronder een ' [F] ' verkiezing, interviews met nachtwerkers en werkgevers die hun werknemers in het zonnetje zetten met een leuke mok.
Ook heeft het verspreiden van deze artikelen in samenwerking met onze Belgische collega's plaatsgevonden. Deze actie ontving veel positieve reacties; het onderwerp werd opgepikt door de PvdA en vervolgens door de media. Ook heeft het AD een artikel gewijd aan de [D-activiteit] . In 2020 heeft de [D-activiteit] helaas niet plaats kunnen vinden in verband met het coronavirus.
Incidentele activiteiten 2016 - 2019
Whitepaper
De afgelopen jaren heeft [X] onderzoek verricht naar maatschappelijk relevante thema's omtrent tijd. In 2016 publiceerden wij ' [G] '. Uit ons grootschalige onderzoek, uitgevoerd over nachtwerkers uit Nederland en België, kwam naar voren dat er sprake is van negatieve mentale en sociale gevolgen bij personen die werken in nachtdiensten. Onderzoek van [X] laat zien dat onregelmatige diensten hier een sterke invloed op kunnen hebben en het werkvermogen van werknemers daardoor negatief kunnen beïnvloeden. De stichting brengt in kaart hoe de tijdsbeleving van werknemers van invloed is op de uitvoering van hun werk.
Daarnaast hebben wij in 2018 onderzoek gedaan naar de relatie tussen tijdsgerelateerde karaktereigenschappen (zoals goed kunnen omgaan met slaaptekort) en het vermogen om te werken. Voor het eerst in Nederland is er onderzoek gedaan naar de rol van tijd in duurzame inzetbaarheid van personeel. De resultaten tonen het grote belang en de positieve rol van het effectief omgaan met tijd aan. Hieruit is het artikel ' [H] ' voortgekomen, waarin wij handvatten geven aan medewerkers en organisaties over hoe karaktereigenschappen en het type werk goed op elkaar afgestemd kunnen worden.
Congres
Op 6 september 2019 heeft het congres [I] plaatsgevonden in samenwerking met [B] . Het congres werd gehouden in het [J] en had als thema de turbulente ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Uiteraard was er tijdens het congres met zo'n 200 bezoekers ook ruimte voorde stichting en haar boodschap. Tijdens deze middag verzorgden toonaangevende en erudiete sprekers de verschillende presentaties. Uiteraard werden de verhalen gelardeerd met enige (tijd)kunst. De middag stond onder de bezielende leiding van [K] , bekend van [L] .
(…)

4.Geplande activiteiten en evenementen 2020-2022

De thematiek en activiteiten van de [X] hebben uiteraard alle betrekking op tijd. Zij hebben echter een divers karakter. Om de fragmentarische initiatieven integraal in te steken, maken wij onderscheid tussen activiteiten op maatschappelijk, organisatie- en individueel niveau. In de onderstaande alinea's worden per niveau de activiteiten en bijbehorende doelstellingen voor de jaren 2020-2022 nader toegelicht.
4.1
Maatschappelijk niveau
Onderzoek naar de gevolgen van een nieuwe tijdsstructuur
De stichting heeft reeds onderzoek gedaan naar de mentale gesteldheid van nachtwerkers en naar duurzame inzetbaarheid. Momenteel werken we aan een onderzoek naar de economische gevolgen van het afstappen van de '9 tot 5 cultuur' en het toepassen van een nieuwe tijdsstructuur. Denk hierbij aan positieve gevolgen voor de congestieproblematiek en toename van de arbeidsparticipatie.
Doelstelling: Voor eind 2020 zal het onderzoek namens [X] gepubliceerd zijn in een wetenschappelijk tijdschrift en/of ingekort als opiniestuk in een krant, waardoor een breed publiek zal worden bereikt.
Boek over tijd en succes
Naast de wetenschappelijke onderzoeken wordt er op dit moment door de stichting aan een boeiend boek gewerkt dat de werktitel heeft: [M] . Een mooi vormgegeven boek over de zoektocht naar de rol van tijd in het leven van mensen en bij het behalen van succes. Het boek bestaat uit interviews met bekende Nederlanders, uiteraard over het genoemde thema. Het doel van het boek is om dit thema goed te belichten en het toegankelijk te maken voor het grote publiek. Het boek zal uit zo'n 15 interviews bestaan. Personen worden gekozen uit verschillende beroepsgroepen, van verschillende leeftijden en geslacht. Onder andere de volgende personen zijn al geïnterviewd: [N] , [O] en [P] .
Doelstelling: Het boek zal eind 2020 gepubliceerd worden en gepaard gaan met een bescheiden boekpresentatie om aandacht te genereren voor de ideeën van de stichting.
Platform creëren voor andere initiatieven omtrent tijd
Een van de doelstellingen van [X] is de integratie van huidige gefragmenteerde initiatieven rondom het onderwerp tijd. Denk hierbij aan onderwerpen als stress, zorg en milieu. Wij zullen contact opnemen met deze partijen om te kijken of er een samenwerking mogelijk is.
Doelstelling: Eind 2020 zullen wij een overzicht op onze site plaatsen met minstens tien stichtingen en andere initiatieven die in ruime zin overeenkomen met het thema waar wij ons voor inzetten.
Documentaire
In samenwerking met een publieke omroep, willen wij de documentaire
[Q]maken over het belang van tijd en welke rol tijd speelt in de levens van mensen. In navolging op het boek [M] willen wij niet alleen bekende Nederlanders interviewen over het aspect tijd, maar ook wetenschappers, professionals uit het bedrijfsleven en mensen die een (on)regelmatig ritme hebben door de aard van hun werk. Wij willen met deze documentaire de Nederlandse bevolking een bredere visie op tijd te geven. Vragen zoals of je tijd als vriend of vijand moet zien, hoe het aantal (toenemende) ziekte- en burn-outklachten samenhangt met de utilisatie van tijd en hoe organisaties concurreren op tijdsintelligentie (zelfroosteren, ploegendiensten, vrijheid). Daarnaast zal er aandacht worden besteed aan de nieuwe werkelijkheid in lijn met de coronamaatregelen, bijvoorbeeld de toename van thuiswerken. Het doel van deze documentaire is om bewustwording te creëren over tijd, mensen aan het denken te zetten en tot actie aan te zetten.
Doelstelling: Uiterlijk oktober 2020 willen wij de uitwerking van het plan voor de documentaire voorleggen aan een van de publieke omroepen, zoals KRO-NRCV of VPRO. Deze zenders richten zich op het maatschappelijke debat. Het plan is om medio maart 2021 de documentaire uit te zenden.
4.2
Organisatieniveau
[D-activiteit]
Nachtwerk is niet vanzelfsprekend, maar toch werken veel mensen regelmatig in de nacht. Naar schatting bestaat de groep die soms of regelmatig in de nacht werkt uit zo’n 1,3 miljoen mensen. Dat komt neer op zo’n 14% van de Nederlandse beroepsbevolking. Nachtwerk is helaas niet zonder (gezondheids)risico's. Zo hebben nachtwerkers bijvoorbeeld vaak te kampen met verschillende fysieke, mentale en sociale uitdagingen. Bovendien is de kans op bedrijfsongevallen en fouten aanzienlijk groter tijdens de nachtelijke uren.
Om aandacht te vragen voor de fysieke, mentale en sociale belasting die nachtwerk met zich meebrengt organiseren wij jaarlijks rond begin mei de [D-activiteit] . In lijn met voorgaande jaren, zullen organisaties actief benaderd worden om vrijwillig een nacht te werken en hun nachtdiensttoeslagen doneren aan de Hartstichting. Wij hebben voor dit goede doel gekozen omdat verschillende onderzoeken aantonen dat het regelmatig verrichten van nachtwerk de kans op hart- en vaatziekten vergroot. Ook kunnen werkgevers als blijk van waardering voor hun personeel 'glow in the dark' mokken met de tekst ' [R] ' bij ons opvragen voor een kleine bijdrage.
Doelstelling: Voor de editie van mei 2021 zullen vijf organisaties die normaliter overdag werken solidair 's nachts werken. Daarnaast is ons streven om minstens 500 mokken te verkopen om aandacht te vragen voor nachtwerkers. Ook zal de media actief benaderd worden, wat zal leiden tot minstens één nieuwsartikel over de [D-activiteit] .
Projectruimte
Momenteel wordt er hard gewerkt aan het inrichten van een projectruimte voor [X] , geschonken door een sponsor. Deze ruimte zal dienen als werk- en ontmoetingsplek voor workshops en vergaderingen.
Doelstelling: De projectruimte zal uiterlijk augustus 2020 klaar zijn voor gebruik.
4.3
Individueel niveau
Workshop ' [S] ' voor jongeren tussen de 14 en 17 jaar
Zoals eerder genoemd richten wij ons in het bijzonder op jongeren. Bij het toenemen van de leeftijd is de omgang met de tijd een belangrijke bron van zaken als stress, burn-out en eenzaamheid. Daarmee is het thema tijd, wanneer daar niet goed mee omgegaan wordt, een bedreiging voor ons levensgeluk. In een gezonde, welvarende samenleving is het dan ook van eminent belang dat de ins en outs van de tijdsbesteding en -beleving in een vroeg stadium van het leven worden aangeleerd. Omdat in het Nederlandse onderwijs hier weinig aandacht wordt besteed, willen wij hier verandering in brengen.
Het doel van de workshop is om jongeren bewust te maken van hun tijdprofiel/tijdpersoonlijkheid. Deze doelgroep is met name relevant omdat het aantal jongeren met burn-out klachten de afgelopen jaren is toegenomen, wat benadrukt dat er bewustwording gecreëerd dient te worden over hoe je zinvol omgaat met je tijd.
In deze workshop geven we de scholieren handvatten die hen helpen om beter om te gaan met hun tijdprofiel/tijdpersoonlijkheid. Op deze manier willen wij hen helpen om een zo succesvol en gelukkig mogelijk leven te leiden. Verder is het ook belangrijk dat het tijdsprofiel/tijdpersoonlijkheid van een persoon wordt meegenomen in de beroepskeuze, aangezien het van grote invloed kan zijn op het functioneren. Uiteraard wordt dan ook het onderdeel 'passende beroepskeuze' meegenomen in de workshop. Bovendien zal er worden ingegaan op hoe je zo efficiënt mogelijk (huiswerk) kunt plannen.
Doelstelling: Uiterlijk november 2020 zullen twintig middelbare scholen in de regio Noord-Holland benaderd zijn voor de workshop ' [S] '. In december 2020 zullen met deze scholen concrete afspraken gemaakt worden om in het schooljaar 2020-2021 voor minstens tien klassen de workshop te geven. Elke workshop zal na afloop geëvalueerd worden met de deelnemers en de docenten van de klas. Nadat er een vijftal workshops zijn gegeven zal er een bijeenkomst georganiseerd worden voor alle vrijwilligers om met elkaar te evalueren en ideeën uit te wisselen.
Kleinschalige trainingen faciliteren voor organisaties
In deze trainingen zal aandacht besteed worden aan de vaardigheden en het gedrag inzake tijd. Het doel van deze trainingen is het aanwakkeren van tijdsintelligentie onder managers en werknemers. De trainingen zullen gegeven worden in de projectruimte van [X] die eind 2020 gereed is.
Doelstelling: Uiterlijk september 2020 zal de precieze invulling van de training bepaald zijn. Uit dit plan zal voortvloeien of hier een professionele kracht voor moet worden aangenomen of dat de training gegeven zal worden door vrijwilligers. Uiterlijk november 2020 zal de geschikte persoon voor deze positie gevonden zijn.
Ontwikkelen applicatie
Wij willen een app creëren die, in navolging op de workshops, inzicht geeft in iemands chronotype, tijdsbeeld en aan de hand hiervan dagelijkse handvatten biedt voor de gebruiker.
Doelstelling: Medio april 2021 willen wij het proces opstarten van een app ontwikkelen.
TimeLib
Op de site van [X] wordt er een pagina toegevoegd die nagaat welke apps bij kunnen dragen aan het optimaal benutten van je tijd, een tijdsbewust leven te leven en hoe om te gaan met het chronotype waarover je beschikt. Ofwel: apps die in het teken staan van tijd. Per app wordt er een kernachtige omschrijving gegeven van de functionaliteiten, de voor- en nadelen en een eindbeoordeling.
Doelstelling: Uiterlijk augustus 2020 willen wij tien apps uitvoerig gerecenseerd hebben door vrijwilligers.”
5. Bij brief van 17 oktober 2020 heeft verweerder eiseres medegedeeld voornemens te zijn om eiseres niet als ANBI aan te merken. Eiseres heeft hier bij brief van 26 november 2020 inhoudelijk op gereageerd.
6. Bij brief van 29 november 2020 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat hij ook in de reactie van eiseres van 26 november 2020 geen aanleiding ziet om zijn voornemen tot afwijzing te heroverwegen.
7. Bij beschikking van 18 december 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen.”

3.Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep tussen partijen in geschil of de inspecteur het verzoek van belanghebbende om als ANBI aangemerkt te worden terecht heeft afgewezen.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil het volgende overwogen:

Wat is een ANBI?
11. Een ANBI is een instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt (artikel 5b, eerste lid, aanhef en onder a, van de AWR). Op grond van artikel 5b, derde lid, aanhef en respectievelijk letter a, c en e van de AWR, worden ‘welzijn’, ‘onderwijs, wetenschap en onderzoek’ en ‘gezondheidszorg’ als algemeen nut in de zin van artikel 5b van de AWR beschouwd.
12. Op grond van artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 wordt een instelling door de inspecteur slechts als ANBI aangemerkt indien en zolang uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van de instelling blijkt dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient.
13. In het Minerva-arrest (Hoge Raad 12 oktober 1960, ECLI:NL:HR:1960:AY1355) heeft de Hoge Raad geoordeeld:
“dat naar spraakgebruik en maatschappelijke opvatting onder "het algemeen nut beogende instellingen" zijn te verstaan lichamen wier doelstelling een werkzaamheid betreft, welke op zichzelf rechtstreeks het algemeen belang raakt – zoals bijvoorbeeld bejaardenzorg en genezing of verpleging van zieken – en niet lichamen die ten doel hebben een werkzaamheid welke op zichzelf slechts dienstbaar is aan een particulier belang – zoals de ontspanning of het gezellig verkeer, waaraan een bepaalde kring personen behoefte heeft, – ook al moge van de voorziening in dit belang zijdelings een gunstige werking ten algemenen nutte uitgaan;”
14. Over ‘algemeen nut’, ‘welzijn’, ‘onderwijs, wetenschap en onderzoek’ en ‘gezondheidszorg’ is in de parlementaire geschiedenis bij de totstandkoming van artikel 5b van de AWR onder meer het volgende opgemerkt (Kamerstukken II 2011/12, nr. 33 006, nr. 3, blz. 23-25):
“Om een indicatie te geven van wat moet worden verstaan onder de categorieën algemeen nut die nu in de wet worden opgenomen, volgt hierna per rubriek een korte beschrijving, overigens deels ontleend aan de Dikke Van Dale. Compleet kan die toelichting niet zijn, gelet op de diversiteit van de doelen van de instellingen, doelen die in al hun diversiteit overigens wel onder ruime, gemeenschappelijke noemers kunnen worden gevat. Het belangrijkste criterium is in feite dat vanuit de instelling bezien, het beoogde doel voor meer dan 90% ten bate van het algemeen belang moet strekken en niet ten bate van het particulier belang. Bovendien moet dat doel niet alleen volgens de statuten worden beoogd, maar ook feitelijk door de instelling worden gediend.
(…)
Welzijn. Welzijn is een begrip waaronder een aantal zaken worden samengevat. Welzijn wordt in het woordenboek omschreven als de toestand waarbij men in materieel en geestelijk opzicht voorspoedig, gelukkig is. Instellingen die actief zijn in het bevorderen van het welzijn van eenieder, kunnen kwalificeren. Eenieder moet hier worden opgevat als een ruime kring, die openstaat voor iedereen en niet beperkt is tot een kleine groep, qua omvang of qua locatie. Onder welzijn vallen met name de doelen die vroeger onder charitatief werden gerangschikt, zoals armoedebestrijding, voedselbanken e.d. De instellingen moeten volgens hun doelstelling en met de door hen aangeboden diensten rechtstreeks het welzijn van anderen beogen, het is niet voldoende wanneer er slechts een bijkomend effect op het welzijn van anderen optreedt.
(…)
Onderwijs, wetenschap en onderzoek. Deze termen spreken voor zich en behoeven nauwelijks nadere toelichting. Onderzoeksafdelingen van commerciële instellingen kwalificeren niet. Inderdaad kunnen de producten die daar worden ontwikkeld ook strekken tot algemeen nut. Het (hoofd)doel van het de onderneming is echter niet het ontwikkelen van dat product in het algemeen belang. De onderneming heeft als drijfveer het ontwikkelen van een product waarmee winst behaald kan worden en voldoen niet aan de voorwaarde geen winst te beogen. Universiteiten nemen ook wel – tegen betaling of tegen voorwaarden die per saldo tot een positieve financiële opbrengst kunnen leiden – onderzoeksopdrachten aan. Deze activiteiten behoeven, mits op reguliere wijze ingebed in het beleid van de wetenschappelijke faculteit, niet aan de ANBIstatus in de weg te staan. Immers, volgens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is valorisatie de (derde) wettelijke taak van de universiteiten. Patentering hoort daar ook bij. (…) Instellingen wier werkzaamheden zich beperken tot het organiseren van congressen vallen hier niet onder.
Gezondheidszorg. Instellingen die zich met de gezondheidszorg bezighouden en zorgtaken verrichten, zullen doorgaans kwalificeren. Zoals hiervoor vermeld vallen ook verenigingen of stichtingen die door middel van sportbeoefening als doel beogen de gezondheidstoestand te verbeteren van mensen met een beperking of daardoor hun ziekte draaglijker te maken, in deze rubriek. Instellingen die louter voorzien in de huisvesting van zieken, ouderen of anderszins zorgbehoevenden kwalificeren echter niet als ANBI. Hun feitelijke werkzaamheid is de exploitatie van onroerend goed en dat is geen algemeen nut.”
15. In zijn arrest van 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:695, heeft de Hoge Raad geoordeeld:
“2.3.3. Om te kunnen aannemen dat met de ontplooide werkzaamheden uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut is beoogd, moet in de eerste plaats kunnen worden vastgesteld dat die werkzaamheden rechtstreeks erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen. Daarnaast wordt verlangd dat het beoogde doel voor meer dan 90 percent ten bate van het algemeen belang strekt, en niet ten bate van een particulier belang (vgl. Kamerstukken II, 2011/2012, 33 006, nr. 3, blz. 23).
2.3.4.
In de hiervoor in 2.3.3 weergegeven voorwaarden ligt besloten de eis dat de desbetreffende instelling haar werkzaamheden richt op het dienen van voldoende concreet bepaalde doelen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tot het algemeen nut kunnen worden gerekend. Immers, als aan deze eis niet wordt voldaan kan niet worden vastgesteld of, en zo ja in welke mate, de werkzaamheden van die instelling erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen.(…)”
Zijn de activiteiten van eiseres rechtstreeks gericht op het algemeen belang?
16. De bewijslast dat zij kwalificeert als ANBI ligt bij eiseres, aangezien het gaat om een verzoek om een haar begunstigende regeling toe te passen. Of eiseres aanspraak maakt op de ANBI-status moet worden beoordeeld op het moment van het indienen van de aanvraag. Op dat moment stelt eiseres immers te voldoen aan de vereisten om voor een dergelijke status in aanmerking te komen.
17. Eiseres dient feiten te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken waaruit volgt dat haar activiteiten op het moment van het indienen van de aanvraag rechtstreeks erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen (kwalitatieve toets) en dat het beoogde doel voor meer dan 90% ten bate van het algemeen belang strekt en niet ten bate van een particulier belang (kwantitatieve toets).
18. Ter zitting heeft eiseres nader toegelicht dat al haar activiteiten tezamen als doel hebben het bevorderen van het welzijn van mensen door hen tijdsbewust te laten worden. Als gevolg van technologische ontwikkelingen, globalisering, individualisering en flexibilisering is de samenleving sterk veranderd. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat sprake is van een toename van burn-out klachten, overspanning, depressie, hartproblemen en andere stressgerelateerde aandoeningen. De activiteiten van eiseres zijn alle gericht op bewustwording over een efficiënte en effectieve omgang met tijd. Het doel daarvan is dat tijdsbesteding betekenisvol wordt, in die zin dat het leven mensen niet overkomt maar is terug te voeren op bewuste keuzes. Het buiten de context van het doel van eiseres afzonderlijk beoordelen van iedere activiteit op de aanwezigheid van een particulier belang zoals verweerder doet miskent dat de activiteiten tezamen zijn gericht op het vergroten van tijdsbewustzijn in het algemeen. Ergens moet een begin worden gemaakt om mensen tijdsbewust te laten worden en daarmee een maatschappelijk transformatieproces in gang te zetten. Eiseres zet daartoe verschillende activiteiten in, niet alleen op individueel niveau, maar ook op het niveau van organisaties en van overheden.
19.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres, gelet op hetgeen in haar Beleidsplan is opgenomen en door haar bestuur en haar medewerkers ter zitting nader is toegelicht, aannemelijk gemaakt dat haar feitelijke activiteiten op het moment van het indienen van de aanvraag rechtstreeks gericht zijn op het bevorderen van het welzijn als bedoeld in artikel 5b, derde lid, onderdeel a van de AWR en nader omschreven in de parlementaire geschiedenis (zie 14). De rechtbank acht het aannemelijk dat eiseres met al haar activiteiten tezamen en in onderling verband beschouwd beoogt het tijdsbewustzijn te verhogen en daarmee het welzijn in de samenleving te bevorderen.
19.2.
Het feit dat de activiteiten van eiseres gericht zijn op specifieke doelgroepen maakt niet dat eiseres daarmee voor minder dan 90% het algemeen belang dient. Dat verschillende activiteiten worden aangeboden aan verschillende doelgroepen hangt samen met het feit dat personen die tot die doelgroepen behoren zich in verschillende levensfases en/of omstandigheden bevinden of verschillende doelgroepen bedienen. De rechtbank acht aannemelijk dat het voor jongeren van gro(o)t(er) belang is om te beginnen tijdsbewustheid te creëren door hen te leren een bewuste afweging te maken in de besteding van tijd aan hun mobiele telefoon, terwijl die tijdsbewustheid bij (jonge werkende) gezinnen juist beter bereikt kan worden door hen te leren een bewuste afweging te laten maken over de balans tussen werk en gezinsleven. De [D-activiteit] vraagt specifiek aandacht bij organisaties voor de fysieke, mentale en sociale belasting die nachtwerk met zich meebrengt, en aannemelijk is dat met een evenement als [I] de uitwisseling van kennis over de inzet van personeel vanuit het perspectief tijd op managementniveau wordt bevorderd. De rechtbank acht aannemelijk dat publicaties als een white paper en een boek en het maken van een documentaire inhoudelijk niet op een specifiek af te bakenen groep zijn gericht, waarmee niet aannemelijk is dat deze dienstbaar zijn aan een particulier belang. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat zij aannemelijk acht dat bestuurder [A] en [B] BV geen commercieel belang hebben bij de uitgifte van het boek, gelet op de met bewijsstukken ondersteunde geloofwaardige verklaring van eiseres dat alle inkomsten van het boek aan eiseres worden overgedragen. Al haar activiteiten tezamen en in onderling verband beschouwd passen bij het statutaire doel dat eiseres nastreeft. Dat individuen van deze activiteiten in enige mate profijt kunnen trekken is onvermijdelijk maar doet niets af aan deze conclusie.
19.3.
Dat, zoals verweerder heeft gesteld, een grote mate van verwevenheid bestaat tussen de activiteiten van eiseres en de werkzaamheden van [B] BV en hierdoor niet het algemeen belang primair wordt gediend maar het particuliere belang van [B] BV is niet aannemelijk geworden. Verweerder heeft niet weersproken dat [B] BV zich richt op workforce management, waarbij een belangrijke activiteit is het detacheren van planners bij bedrijven en heeft evenmin weersproken dat [B] BV nooit klanten via eiseres heeft verkregen. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat het sponsoren door [B] BV juist in het belang is van eiseres, waarmee dus het algemene belang wordt gediend.
20. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat haar activiteiten rechtstreeks gericht zijn op het dienen van het algemeen belang (kwalitatieve toets) en dat zij ook feitelijk voor meer dan 90% het algemeen nut nastreeft (kwantitatieve toets). Verweerder heeft dan ook de ANBI-status ten onrechte geweigerd.
21. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard. De rechtbank zal eiseres met ingang van de datum van haar verzoek (8 september 2020) als ANBI aanmerken.”

5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep

5.1.
In hoger beroep betoogt de inspecteur (primair) dat belanghebbende, gelet op haar statuten, beleidsplan en activiteiten, in onderlinge samenhang beschouwd, niet dient te worden aangemerkt als ANBI. In zijn opvatting heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de feitelijke activiteiten van belanghebbende op het moment van het indienen van het verzoek rechtstreeks gericht zijn op het bevorderen van het welzijn als bedoeld in artikel 5b, derde lid, onderdeel a van de AWR en nader omschreven in de parlementaire geschiedenis (zie onder punt 14 van de rechtbankuitspraak). De inspecteur meent dat uit de combinatie van de statutaire doelstelling en de feitelijke (voorgenomen) werkzaamheden van belanghebbende volgt dat zij een instelling is die primair en rechtstreeks slechts de particuliere belangen van de deelnemers aan haar activiteiten beoogt te behartigen. Deze belangen bestaan dan uit de persoonlijke ontwikkeling van de deelnemers. Een dergelijke instelling kan slechts nog als ANBI kwalificeren als zij haar activiteiten primair en rechtstreeks richt op kwetsbare doelgroepen. Hiervan is echter geen sprake, aldus nog steeds de inspecteur.
5.2.
Belanghebbende heeft dit (primaire) standpunt van de inspecteur betwist. Volgens belanghebbende kwalificeren haar doelstellingen en de interpretatie en uitvoering daarvan als ‘algemeen nuttig’. Haar activiteiten tezamen hebben als doel het bevorderen van het welzijn van de mensen door hen tijdsbewust te laten worden, opdat tijdsbesteding voor hen betekenisvol wordt. Het buiten de context van dit algemeen doel afzonderlijk beoordelen van iedere activiteit op de aanwezigheid van een particulier belang miskent dat haar activiteiten samen zijn gericht op het vergroten van tijdsbewustzijn in het algemeen. Belanghebbende zet daartoe verschillende activiteiten in, niet alleen op individueel niveau maar ook op het niveau van organisaties en overheden, aldus nog steeds belanghebbende.
5.3.1.
Het Hof stelt voorop dat de rechtbank in onderdelen 11 tot en met 15 van haar uitspraak het juridisch kader juist heeft weergegeven. Het Hof zal eveneens hiervan uitgaan.
5.3.2.
Voor de afbakening van het in de jurisprudentie uitgewerkte begrip ‘algemeen nut’ is in de eerste plaats het arrest HR 12 oktober 1960, nr. 14.413, ELCI:NL:HR:1960:AY1355, BNB 1960/296 (het Minerva-arrest) van belang. De aldaar gemaakte afbakening is in latere rechtspraak bevestigd en is onder meer terug te vinden in het arrest HR 13 januari 2012, nr. 10/03464, ECLI:NL:HR:2012:BQ0525
,BNB 2012/89, en in het meer recente arrest uit 2016 zoals geciteerd door de rechtbank onder 15 van haar uitspraak. Aan het criterium ‘algemeen nut beogende instelling’ is volgens deze arresten telkens voldaan indien “
de werkzaamheden van de instelling rechtstreeks erop gericht zijn enig algemeen belang te dienen (…)”.
In het 2016-arrest is dit cijfermatig nader ingevuld, in die zin dat het beoogde doel van de instelling minimaal
voor meer dan 90 procentten bate van het algemeen belang behoort te strekken (over deze kwantitatieve eis gaat het subsidiaire standpunt van de inspecteur).
5.3.3.
Het is vaste jurisprudentie dat de term ‘algemeen’ in de uitdrukking ‘algemeen belang’ staat tegenover ‘particulier’ en dat onder de term ‘belang’ dient te worden verstaan een (nagestreefde) verrijking of verbetering, in materiële of geestelijke zin, van het publiek.
De doelstelling en de werkzaamheden van de instelling mogen dus niet slechts gericht zijn op het particuliere belang van een bepaalde persoon of groep personen, zoals de leden van een vereniging noch op die van de instelling zelf (vgl. HR 12 mei 2006, nr. 40.684, ECLI:NL:HR:2006:AT8202, BNB 2006/267). Maar ook indien de doelstelling niet is beperkt tot een bepaalde groep personen, kan de
aardvan de nagestreefde werkzaamheden meebrengen dat deze op zichzelf rechtstreeks dienstbaar zijn aan een bepaald particulier belang, zoals de ontspanning of het gezellig verkeer van degenen die daaraan deelnemen.
Het nastreven van ontspanning of gezellig verkeer is in de regel niet toereikend voor toekenning van de ANBI-status, tenzij deze werkzaamheden worden verricht door een instelling die zich blijkens haar statuten en werkzaamheden (nagenoeg) uitsluitend richt op de belangen van kwetsbare personen in onze samenleving zoals zieken, gehandicapten, daklozen of ouderen.
5.3.4.
Hierbij moet wel worden aangetekend dat het nastreven van een algemeen belang vrijwel steeds betekent dat tevens het particuliere belang van enig individu wordt behartigd. Indien bijvoorbeeld de doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van een instelling bestaan uit het huisvesten van daklozen is sprake van activiteiten in het algemeen belang, terwijl daarmee tevens het particuliere belang van de betrokken daklozen wordt gediend.
Het enkele feit dat de verrichte werkzaamheden tot gevolg hebben dat daarmee tevens het particuliere belang van de “doelgroep” wordt gediend, houdt derhalve niet per definitie in dat de activiteiten zelve niet rechtstreeks op het algemeen belang zijn gericht.
5.4.
Gelet op het onder 5.3.1 tot en met 5.3.4 overwogene komt het in deze zaak eerst op de vraag aan of de statutaire doelstelling en de aard van belanghebbendes activiteiten voldoen aan de voorwaarde dat zij rechtstreeks het algemeen belang dienen in de hiervoor bedoelde zin. Het Hof is van oordeel dat het bij de beantwoording van deze vraag neerkomt op een toetsing van de (statutaire) doelstelling in samenhang met de verrichte en voorgenomen feitelijke werkzaamheden. Zoals de rechtbank terecht en met juistheid heeft overwogen onder 16 van haar uitspraak ligt de bewijslast dat belanghebbende kwalificeert als een ANBI bij belanghebbende, omdat het gaat om een verzoek om een begunstigende regeling toe te passen. Voorts dient het verzoek te worden beoordeeld naar de (relevante) feiten en omstandigheden op het moment van het indienen van het verzoek. Voor dat moment stelt belanghebbende te voldoen aan de vereisten om een dergelijke status te verkrijgen.
Het moment van indiening is 8 september 2020 (zie onder 3 van de uitspraak van de rechtbank) en alsdan zijn ter toetsing voorhanden (i) de statuten (versie 11 augustus 2020), en (ii) het ANBI Beleidsplan [X] 2020-2022’ (het Beleidsplan) zoals dat is gevoegd bij het verzoek.
5.5.1.
Het Hof is op grond van hetgeen belanghebbende heeft aangedragen qua voornoemde statuten en beleidsplan, gelet op de daarin vermelde verrichte of nog te verrichten activiteiten, zoals omschreven onder 2 en 3 van de rechtbankuitspraak, van oordeel dat belanghebbende zich primair en rechtstreeks (nagenoeg) uitsluitend richt op particuliere belangen. Daarbij noemt het Hof de particuliere belangen van middelbare scholieren van 14-17 jaar, nachtwerkers, medewerkers in ploegendiensten en jonge werkende gezinnen. De persoonlijke ontwikkeling van deze doelgroepen kan in belangrijke mate bij de activiteiten van belanghebbende gebaat zijn. Die ontwikkeling wordt gevoed door door belanghebbende georganiseerde evenementen, workshops en trainingen ( toegespitst op de specifieke doelgroepen). Belanghebbende, die deelname aan haar activiteiten in beginsel openstelt voor een ieder, heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat haar doelstelling en werkzaamheden zich (nagenoeg) uitsluitend richten op een zogenoemde kwetsbare doelgroep of doelgroepen. Veeleer dient zij enkel het particuliere belang van voormelde doelgroepen die uiteindelijk aan deze activiteiten zullen deelnemen, welk belang telkens is gelegen in het voorzien in hun behoefte aan een gezonde, zinvolle en bewuste invulling van hun (vrije) tijd.
5.5.2.
Het gegeven dat belanghebbende met al haar activiteiten zich tracht in te zetten voor tijdsbewustwording van (alle) deelnemers van de maatschappij en daarbij in zo breed mogelijke zin aandacht vraagt voor het belang van het bevorderen van het welzijn van de mensen door hen tijdsbewust te laten worden opdat tijdsbesteding betekenisvol wordt, doet niet aan het vorenstaande oordeel af en laat onverlet dat daarmee (eveneens) in belangrijke mate de persoonlijke ontwikkeling (en daarmee het particulier belang) van de deelnemers is gebaat. Uit dit gegeven kan hoogstens worden geconcludeerd dat mogelijk sprake is van een gunstig maatschappelijk neveneffect van de activiteiten; de activiteiten zelf dienen daardoor niet rechtstreeks het algemeen belang. Aan dat oordeel doet verder ook niet af dat de statutaire doelstelling van de belanghebbende op een levensbeschouwelijke leest is geschoeid. Het statutaire doel dient naar oordeel van het Hof namelijk in samenhang met de feitelijke (nog te verrichten) werkzaamheden van belanghebbende te worden getoetst.
5.5.3.
Voorts heeft belanghebbende onvoldoende onderbouwd en geconcretiseerd op welke wijze met de uitgifte van boeken en de vormgeving van documentaires over het onderwerp tijdsbewustzijn zou worden voldaan aan de voorwaarde dat belanghebbende rechtstreeks en (nagenoeg) uitsluitend het algemeen belang dient. Het louter en alleen in de maatschappij brengen van deze informatie ter lering en vermaak van een ieder volstaat hiertoe nog niet. Dit nog daargelaten het antwoord op de vraag of het uitgeven en verkopen van boeken door belanghebbende als een commerciële activiteit dient te worden aangemerkt.
5.6.
Voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, brengt mee dat niet geoordeeld kan worden dat rechtstreeks het algemeen belang wordt gediend door belanghebbende. Aan de subsidiaire stelling van de inspecteur (dat belanghebbende in die situatie voor minder dan 90% het algemeen belang zou dienen) wordt bij deze stand niet toegekomen.
De conclusie is aldus dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat belanghebbende als een ANBI kan worden aangemerkt.
Slotsom
5.7.
De slotsom is dat het hoger beroep van de inspecteur gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd en het beroep van belanghebbende zal ongegrond worden verklaard.

6.Kosten

Het Hof vindt geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het hoger beroep op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

7.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank,
  • verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mrs. N. Djebali, voorzitter, M.J. Leijdekker en B.A. van Brummelen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. W. de Gelder als griffier. De beslissing is op 19 februari 2025 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
(alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: