ECLI:NL:GHAMS:2025:1064

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
200.325.397/01, 200.325.413/01 en 200.325.405/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen bestuurders/aandeelhouders over managementfee en onverschuldigde betaling

In deze zaak, die drie gevoegde zaken betreft, vordert Speed Covid Test B.V. bedragen van [appellant 1] B.V. en Safesky Warehousing B.V. wegens onverschuldigde betalingen die door [appellant 1] aan zichzelf of aan Safesky zijn gedaan. Het hof oordeelt dat [appellant 1] en Safesky het grootste deel van de gevorderde bedragen moeten terugbetalen, met uitzondering van een bedrag dat verband houdt met kostenvergoeding en een fee per test. Tevens wordt [appellant 2] persoonlijk aansprakelijk gesteld voor deze betalingen. Het hof oordeelt dat [appellant 1] als bestuurder recht heeft op inzage in de boeken van Speed Covid Test. De zaak is ontstaan uit een conflict tussen de aandeelhouders en bestuurders van Speed Covid Test, waarbij [appellant 1] en [appellant 2] betrokken zijn. De rechtbank had eerder in deze zaak een vonnis gewezen, waartegen zowel Speed Covid Test als [appellant 1] c.s. in hoger beroep zijn gegaan. Het hof heeft de vorderingen van Speed Covid Test gedeeltelijk toegewezen en de vorderingen van [appellant 1] c.s. afgewezen. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummers : 200.325.397/01
: 200.325.413/01
: 200.325.405/01
zaaknummers rechtbank Noord-Holland : C/15/320830/HA ZA 21-530
: C/15/321154/HA ZA 21-543
: C/15/329670/HA ZA 22-396
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 april 2025
in de zaak van (200.325.397/01)

1.SAFESKY WAREHOUSING B.V.,

2. [appellant 1] B.V.,
beiden gevestigd in [plaats 1] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. D. Alblas in Barendrecht,
tegen
SPEED COVID TEST B.V.,
gevestigd in [plaats 2] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A.J.F. Gonesh in ’s-Gravenhage,
en in de zaak van (200.325.413/01)
[appellant 1] B.V.,
gevestigd in [plaats 1] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. D. Alblas in Barendrecht,
tegen
SPEED COVID TEST B.V.,
gevestigd te [plaats 2] ,
geïntimeerde principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A.J.F. Gonesh in ‘s-Gravenhage,
en in de zaak van (200.325.405/01)
[appellant 2] ,
wonende in [plaats 2] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. D. Alblas in Barendrecht,
tegen
SPEED COVID TEST B.V.,
gevestigd in [plaats 2] ,
geïntimeerde principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A.J.F. Gonesh in ’s-Gravenhage,
Partijen worden hierna afzonderlijk Speed Covid Test of SCT, [appellant 1] en Safesky en [appellant 2] genoemd. [appellant 1] , [appellant 2] en Safesky worden hierna gezamenlijk [appellant 1] c.s. genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
Dit arrest gaat over drie gevoegde zaken.
1.2.
Speed Covid Test vordert bedragen van [appellant 1] c.s. die volgens haar onverschuldigd door [appellant 1] aan zichzelf of (haar dochteronderneming) Safesky zijn overgemaakt en houdt ook haar indirect bestuurder ( [appellant 2] ) daarvoor persoonlijk aansprakelijk. [appellant 1] wenst als bestuurder van Speed Covid Test inzicht te krijgen in haar administratie.
1.3.
Het hof komt tot het oordeel dat [appellant 1] en Safesky het grootste deel van de door Speed Covid Test gevorderde bedragen moeten terugbetalen wegens onverschuldigde betaling, behoudens een bedrag wegens kostenvergoeding en ‘fee per test’ en dat [appellant 2] daarvoor persoonlijk aansprakelijk is. Daarnaast is het hof van oordeel dat [appellant 1] als bestuurder inzage moet krijgen in de boeken en bescheiden van Speed Covid Test.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
[appellant 1] c.s. is bij dagvaardingen van 28 maart 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 28 december 2022 van de rechtbank Noord-Holland, met betrekking tot de volgende door de rechtbank gevoegde zaken tussen:
  • Speed Covid Test als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [appellant 1] en Safesky als gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie (C/15/320830/HA ZA 21-530);
  • Speed Covid Test eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [appellant 1] als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie (C/15/321154/HA ZA 21-543);
  • Speed Covid Test eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [appellant 2] als gedaagde in conventie tevens, eiser in reconventie (C/15/329670/HA ZA 22-396).
2.2.
Bij incidentele memorie tot voeging heeft [appellant 1] c.s. gevorderd de drie zaken bij het hof te voegen.
2.3.
Bij vereenvoudigd tussenarrest van 26 september 2023 heeft het hof de zaken gevoegd. Het hof heeft de beslissingen over de proceskosten aangehouden.
2.4.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- de memorie van grieven, met producties;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
2.5.
Op 29 januari 2025 heeft een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgehad, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Mr. Alblas, namens [appellant 1] c.s., heeft tijdens de zitting spreekaantekeningen voorgedragen. [appellant 2] heeft tijdens de zitting een door hem voorbereide notitie (een persoonlijke toelichting) voorgedragen. De spreekaantekeningen en de notitie van de heer [appellant 2] zijn aan het procesdossier toegevoegd.
2.6.
Ten slotte is een datum voor arrest bepaald.

3.Feiten

3.1.
Het hof gaat wat betreft alle drie de zaken uit van de volgende feiten.
3.2.
Speed Covid Test is een op 20 januari 2021 opgerichte vennootschap die is gericht op het aanbieden en afnemen van Covid-19 testen.
3.2.1.
De aandeelhouders van Speed Covid Test zijn:
  • [appellant 1] (50%);
  • [naam 2] (25%; hierna te noemen: [naam 2] ), en;
  • [bedrijf 1] (25%; hierna te noemen: [bedrijf 1] ).
3.2.2.
Enig aandeelhouder en bestuurder van [appellant 1] is [appellant 2] .
3.2.3.
Enig aandeelhouder van [bedrijf 1] is dhr. [naam 3] (hierna te noemen: [naam 3] ).
3.2.4.
[appellant 1] en [naam 3] zijn ook bestuurders van Speed Covid Test.
3.3.
[appellant 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van Safesky.
3.4.
[naam 3] en [naam 2] zijn vennoten in de vennootschap onder firma 1ZZP.
3.5.
In de statuten van Speed Covid Test is onder meer het volgende bepaald:
“[…]Artikel 12.
Bestuur.
[…]
6. De Algemene Vergadering stelt de beloning en de verdere arbeidsvoorwaarden van ieder van de bestuurders vast. Deze beloning kan bestaan uit een vast bedrag en/of een variabel bedrag afhankelijk van de winst of anderszins, al naar gelang de Algemene Vergadering zal besluiten.
Artikel 13.
Taak en bevoegdheden Bestuur.
1. Behoudens de beperkingen volgens deze statuten is het Bestuur belast met het besturen van de Vennootschap. Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de Vennootschap en de met haar verbonden onderneming.
[…]”
3.6.
In de notulen van de bestuurdersvergadering van 15 maart 2021 staat onder meer het volgende opgenomen:
“[…] [naam 4] maakt officieel bezwaar met [appellant 2] als bestuurder in verband met gebrek aan kwaliteiten, gebrek aan kennis en [appellant 2] zit in een nasleep van een burnout. [naam 4] geeft aan dat hij vindt dat [appellant 2] incapabel is als bestuurder. [naam 5] vraagt om reactie aan [appellant 2] . [appellant 2] geeft aan afgelopen weekend bezig te zijn geweest om aan [naam 4] zijn frustratiepunten te werken. [appellant 2] geeft aan dat hij niet zelf hoeft te besturen maar iemand te hebben gevonden om voor hem te besturen die naar eigen zeggen “wel capabel” is. [appellant 2] geeft verder aan 50% van de aandelen te hebben en dat eerder genoemde persoon 50% van de bestuurdersrollen zal gaan vervullen.
[naam 4] geeft aan dat alle bestuurders daarvoor akkoord moeten geven en stelt een andere oplossing voor. [naam 4] : [naam 5] krijgt 25% van [appellant 2] zijn aandelen en [naam 4] wordt enig bestuurder. [naam 4] vraagt of [appellant 2] daarmee akkoord gaat. [appellant 2] gaat niet akkoord. […]”
3.7.
In de e-mail van [naam 3] aan [appellant 2] en [naam 2] van 30 maart 2021 schrijft hij onder meer het volgende:
“[…] Indien alle aandeelhouders ermee instemmen, dan kan een aandeelhoudersbesluit genomen worden tot ontslag van [appellant 1] B.V en [naam 2] als bestuurder van Speed Covid Test B.V. en tevens vaststelling van een bruto salaris ad EUR 47.000 per jaar met ingang van 1 maart 2021 voor ondergetekende [naam 3] als bestuurder.
[…]
Graag ontvang ik jullie bevestiging met betrekking tot al het voorgaande waarna tot opstelling en toezending van een aandeelhoudersbesluit zal worden over gegaan. […]”
3.8.
Op 1 april 2021 (12:32 uur) stuurt [naam 3] het volgende per e-mail aan [appellant 2] :
“[…] [appellant 2] , we hebben hier al over gesproken en jij was akkoord.. nu wederom verstoppertje spelen. Ik word hier moe van”
3.9.
Eveneens op 1 april 2021 (23:20 uur) antwoordt [appellant 2] als volgt op deze e-mail:
“[…] Graag wil ik in deze email duidelijk stellen hoe ik onze samenwerking zie nu en in de toekomst.
Zoals we eerder overeengekomen zijn ben ik akkoord met jou rol als bestuurder en de bijkomende vergoeding.
Hierin wil ik graag vastleggen welke bevoegdheden bij de bestuurder zelf liggen en op welke zaken er overeenstemming nodig is van de aandeelhouders. […]
Wat betreft het evenredige verdelen van de inkomsten over de pilaren van het bedrijf ben ik het volgende overeengekomen.
Met [naam 5] en [naam 6] heb ik de afspraak gemaakt dat zij beide 25% van mijn deel krijgen, wat mij ook fair lijkt aangezien hun inzet.
Sinds wij dit akkoord hebben bereikt is bovenstaand al die tijd mijn visie geweest. […]
Laten we deze afspraken goed vastleggen in onze B.V. en alle onduidelijkheid hierover wegnemen. […]”
3.10.
In een WhatsApp-bericht van 1 april 2021 met kenmerk ‘Medihealthgroup’ schrijft [naam 3] het volgende aan [naam 2] en een andere, onbekende, persoon:
“Heren, matties, ik heb de advocaat opdracht gegeven een nieuwe bv op te richten. Gezien de recente ontwikkelingen wil ik niet meer aan dhr [appellant 2] hangen.. in de nieuwe bv zal ik enig bestuurder en enig aandeelhouder zijn. Ik heb al teveel ellende meegemaakt waar jullie alles van weten en wil gewoon dit x een schone bv waar ik de controle over heb. Ik ben van plan de nieuwe te sluiten deals etc allemaal in deze bv onder te brengen. Ik zal alles zelf financieren in de nieuwe bv. Ik wil jullie beiden als vrienden maar ook als zakenpartners koppelen aan deze nieuwe bv waarin ik het idee heb dat ik jullie vanuit hier zal belonen. Het plan is om voorlopig gewoon te blijven draaien met sct en dan de nieuwe bv er paralel aan te draaien. Laten we kijken of we ergens op korte termijn hiervoor kunnen zitten. Gr [naam 3] .”
3.11.
Op onbekende datum heeft [naam 3] MediHealthgroup B.V. opgericht, waarvan hij middels [bedrijf 1] enig aandeelhouder is.
3.12.
Op 9 april 2021 heeft [naam 3] aan [naam 2] en [appellant 2] het ‘Aandeelhoudersbesluit Speed Covid Test B.V.’, de ‘Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd statutair directeur’ en een nader (naamloos) document met afspraken toegestuurd. In de e-mail schrijft [naam 3] , voor zover hier relevant, het volgende:
“[…] Hierbij een 3-tal documenten welke ik aan jullie wil voorleggen in het verlengde van het eerdere akkoord via de mail op de aandeelhoudersbesluit.
Lees deze aub aandachtig door en ik hoor graag jullie bevindingen. Mochten er verder geen vragen of opmerkingen zijn kunnen wij overgaan tot ondertekening.
Zullen wij hier zeven dagen voor uittrekken?
Zo kan iedereen die daar behoefte aan heeft zich laten adviseren. […]”
3.13.
In de e-mails van [naam 3] van 12 april 2021 aan (onder andere) [appellant 2] schrijft hij:
(om 12:26 uur)
“Hi [appellant 2] ,
Volgens mij hebben we iets anders afgesproken. Namelijk dat wij hun aandelen niet met terugwerkende kracht laten vervallen maar dat wij met terugwerkende kracht zelf ook eur 1,- per afgenomen test zouden factureren. […]”
(en vervolgens om 13:51 uur)
“ [appellant 2] ,
Zoals besproken zullen 1ZZP en Safesky vanaf april 2021, per maand afzonderlijk EUR 10k aan SCT factureren.”
3.14.
Ten tijde van de oprichting van Speed Covid Test kampte [appellant 2] met de naweeën van een burn-out. Op 13 april 2021 is [appellant 2] volledig teruggevallen in deze burn-out en is hij tot de conclusie gekomen dat hij voorlopig niet tot werken in staat was.
3.15.
In zijn e-mail van 19 april 2021 heeft [appellant 2] aan [naam 3] en [naam 2] het volgende kenbaar gemaakt:
“[…] Naar aanleiding van ons gesprek van afgelopen vrijdag heb ik in het belang van Speed Covid Test BV besloten om mijn 50% aandeel te verkopen. De juiste partij in mijn ogen om Speedcovidtest BV naar het volgende niveau te tillen is Treasure Beheer BV met haar directeur [naam 7] .
Jullie delen deze mening, echter wil ik met deze mail voldoen aan mijn aanbiedingsplicht richting jullie zoals beschreven in de oprichrichtingsakte zoals beschreven in artikel 10. […]”
3.16.
Op 20 april 2021 zijn [bedrijf 2] (hierna te noemen: [bedrijf 2] ), Speed Covid Test en Healthcare International B.V. ten behoeve van de samenwerking ten aanzien van de hiervoor genoemde ‘preventief testen zonder klachten’- regeling de VOF “Open House Regeling Preventief Testen zonder klachten” aangegaan. [naam 8] , bestuurder van [bedrijf 2] , is als BIG-geregistreerde arts bij de testen betrokken. In de overeenkomst is een winstverdeling van 90% voor Healthcare International B.V. en 10% voor Speed Covid Test overeengekomen.
3.17.
In de notulen van een op 17 mei 2021 tussen [naam 3] , [naam 2] en [naam 7] gehouden bespreking staat onder andere het volgende:
“[…] Besproken punten;
[…]
c. Beloningsstructuur voor werknemers/zzp’ers staat vastgesteld op uitsluitend € 1,- per PCR(speeksel)test, antigeen(speeksel)test en antistoffentest.
d. Voor de werkgeverstesten en zelftesten is geen beloningsstructuur voor werknemers, zzp’ers. […]”
3.18.
Na goedkeuring van de aanmelding (op 8 april 2021) is op 19 mei 2021 tussen Speed Covid Test, [bedrijf 2] en het Ministerie van Justitie en Veiligheid de Raamovereenkomst “
Preventief testen zonder klachten” gesloten. In de bij de overeenkomst gevoegde afroepbevestiging ‘Preventief testen zonder klachten’ tussen dezelfde partijen staat onder meer het volgende:
“[...] De afnemer navolgende aantal zelfsneltesten afroept: De 100.000 gedurende de periode tot en met 31.05.2021. […]”
3.19.
In de periode tussen de terugval van [appellant 2] in zijn burn-out en – grofweg – eind juli 2021 is tussen [appellant 2] en [naam 3] c.q. [bedrijf 1] een geschil ontstaan over de overname van de aandelen van [appellant 1] in Speed Covid Test door [naam 3] en [bedrijf 1] . In de procedure die daarover is gevoerd tussen [appellant 1] en [naam 3] en [bedrijf 1] (met kenmerk C/15/322723 / HA ZA 21-633) is – kort gezegd – geoordeeld dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de overname van de aandelen van [appellant 1] in Speed Covid Test. Er is tegen deze uitspraak geen hoger beroep ingesteld. Dat betekent dat [appellant 1] nog steeds medeaandeelhouder is van Speed Covid Test.
3.20.
Op 1 september 2021 is door [appellant 2] een bedrag van (in totaal) € 96.998,82 van de bankrekening van Speed Covid Test overgeboekt naar de bankrekening van Safesky. Daarna heeft [appellant 2] namens Safesky aan Speed Covid Test de facturen 2021-012 met kenmerk ‘fee’ en 2021-0013 met kenmerk ‘telefoonkosten’ toegestuurd. In de factuur 2021-012 is het volgende vermeld:
“[…] Omschrijving Bedrag Totaal
5x Fee april t/m augustus € 10.000,00 € 50.000,00
29063 x openstaande fee per test € 1,00 € 29,063,00
Subtotaal € 79.063,00
21% btw € 16.603,23
Totaal € 95.666,23 […]”
3.21.
[appellant 2] heeft op 1 september 2021 nogmaals geprobeerd om een bedrag over te boeken van de bankrekening van Speed Covid Test naar die van Safesky. Deze overboeking kon niet worden voltooid omdat de daglimiet voor elektronische overboekingen op dat moment was overschreden.
3.22.
In het WhatsApp-gesprek tussen [naam 3] en [appellant 2] van 2 september 2021 is het volgende te lezen:
“ [ [naam 3] ]
[appellant 2] , ik heb jou zojuist 2 maal getracht te bellen zonder succes. Er is gisteren voor circa eur. 97.000,- afgeschreven van de rekening ten gunste van safesky warehousing bv. Dit is gebeurd zonder overleg en we hebben geen facturen oid ontvangen die hieraan ten grondslag zouden liggen. Ook zijn er geen diensten door safesky warehousing bv uitgevoerd. Tevens is er vandaag door jouw getracht een overboeking naar safesky warehousing bv van eur 100k bij de ing bank te effectueren. Daar door deze acties de bedrijfsvoering en continuïteit in gevaar komen vraag ik jou bij deze om opheldering. Gr, [naam 4]
[ [appellant 2] ]
[naam 4] , zolang dit bestuurders conflict niet is opgelost mag je je vragen via je advocaat stellen. Gr. [naam 7]
[ [naam 3] ]
Beste [appellant 2] ,
Je verwijst naar een bestuurdersconflict. Het is mij een volstrekt raadsel waarop je baseert dat er een bestuurdersconflict is. Ik ben daarmee niet bekend. Lees de laatste brief van mr. Gonesh aan jouw advocaat nogmaals. […]”
3.23.
Bij e-mail 3 september 2021 heeft de advocaat van [appellant 1] c.s. aan de advocaat van Speed Covid Test onder meer het volgende kenbaar gemaakt:
“[…] Cliënte heeft van de week een tweetal facturen verzonden naar Speed Covid Test B.V. waarvan ik u hierbij kopie zend.
Het betreft de managementvergoeding conform afspraak, de overeengekomen fee/vergoeding per test en de vergoeding van de telefoonkosten. Cliënt heeft de betaling van de facturen woensdag uitgevoerd waartoe hij ook bevoegd is. Ik neem aan dat zulks geen probleem vormt. […]”
3.24.
Bij e-mail van 6 september 2021 heeft de advocaat van Speed Covid Test aan de advocaat van [appellant 1] c.s., kort gezegd, het volgende geschreven:
“[…] de facturen met nummers 2021-0012 ten bedrage van EUR 95.666,23 en 2021-0013 ten bedrage van EUR 1.332,59 (..) heeft Speed Covid Test B.V. niet ontvangen. Deze facturen komen in de administratie van Speed Covid Test B.V in het geheel niet voor.
[…]
Mijn cliënten trekken de rechtmatigheid van deze facturen, zoals u ongetwijfeld zult begrijpen, dan ook in ernstige twijfel.
Het staat Speed Covid Test B.V. vrij het bedrag van […] in totaal EUR 96.998,82 te revindiceren. Het bedrag moet niet alleen aan haar worden geretourneerd nu zij eigenaresse daarvan is, doch ook omdat er onverschuldigd aan SafeSky Warehousing B.V. is betaald, althans is SafeSky Warehousing B.V. door de ontvangst van EUR 96.998,82 ongerechtvaardigd verrijkt.
[…] Uw cliënten ( [appellant 1] B.V., de heer [appellant 2] alsmede SafeSky Warehousing B.V.) zijn (hoofdelijk) aansprakelijk voor de schade die cliënten (Speed Covid Test B.V., [bedrijf 1] en de heer [naam 3] ) hebben geleden en nog zullen lijden.
Kort en goed: uw cliënten dienen het bedrag van EUR 96.998,82 uiterlijk woensdag 8 september 2021 om 15.00 uur te hebben geretourneerd aan Speed Covid Test B.V. […]”
3.25.
Na daartoe op 10 september 2021 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verkregen verlof, heeft Speed Covid Test op dezelfde datum ten laste van Safesky conservatoir derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V.
3.26.
Op 11 september 2021 heeft [appellant 2] onder de omschrijving ‘veiligheidsstelling’ een bedrag van € 250.000,00 naar de bankrekening van [appellant 1] overgeboekt vanaf de rekening van Speed Covid Test.
3.27.
In zijn brief van 13 september 2021 schrijft de advocaat van Speed Covid Test onder meer het volgende aan de advocaat van [appellant 1] c.s.:
“[…] Uw cliënt […] heeft zaterdag 11 september jl. omstreeks 0.00 uur zonder overleg en zonder enige rechtsgrond een bedrag ad EUR 250.000,00 vanaf de bankrekening van Speed Covid Test B.V. aan zichzelf overgemaakt. Cliënte maakt daartegen uitdrukkelijk bezwaar. Deze handeling/gedraging is niet alleen onbehoorlijk doch ook onrechtmatig.
[…]
Uw cliënt vertoont als bestuurder onwenselijke en onverantwoorde gedragingen die zeer schadelijk zijn voor de onderneming. Hij laat, zoals hiervoor genoemd, als bestuurder het vennootschapsbelang ondersneeuwen, met alle voordehand liggende desastreuze gevolgen van dien. De recente onttrekking ad EUR 250.000 vormt een aanslag op de liquiditeitspositie van de onderneming en brengt de continuïteit daarvan in gevaar.
[…]
Uw cliënte ( [appellant 1] B.V.) is aansprakelijk voor de schade die cliënte (Speed Covid Test B.V.) heeft geleden en nog zal lijden. [...]”
3.28.
Na daartoe op 16 september 2021 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verkregen verlof, heeft Speed Covid Test op 17 september 2021 ten laste van [appellant 1] conservatoir derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V.
3.29.
Na daartoe op 13 oktober 2021 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verkregen verlof, heeft Speed Covid Test op 14 oktober 2021 ten laste van [appellant 2] conservatoir derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V., de ABN AMRO Bank N.V., de Coöperatieve Rabobank U.A. en op het aan [appellant 2] toebehorende deel van de onroerende zaak aan [straat] te ( [postcode] ) [plaats 2] , kadastraal bekend als [plaats 2] [x] .
3.30.
Bij brief van 13 oktober 2021 heeft de advocaat van Speed Covid Test, kort samengevat, aan de advocaat van [appellant 1] c.s. kenbaar gemaakt dat Speed Covid Test niet alleen [appellant 1] aansprakelijk houdt voor onrechtmatigheden, maar ook [appellant 2] persoonlijk.
3.31.
In de e-mail van 16 februari 2022 heeft de advocaat van [appellant 1] c.s., voor zover hier relevant, het volgende aan [naam 3] en [naam 2] geschreven:
“[…] Ik wijs u er voorts op dat ik namens cliënte u een laatste aanmaning heb gezonden ten aanzien van het verstrekken van inzicht in uw handelen. Cliënte constateert dat haar vermoeden dat u beiden verantwoordelijk moet worden gehouden voor het buiten de vennootschap laten van aanzienlijke omvang aan inkomsten. Daarnaast worden tot op dit moment forse sommen geld, onder andere ten titel van ‘terugbetaling lening’ onttrokken aan de vennootschap. Sinds bijvoorbeeld 31 januari jl. circa 900.000 euro van Stichting Open Nederland werd ontvangen, verdween inmiddels zo’n 680.000 euro naar uw vennootschap 1ZZP. (..) U persisteert derhalve in het uithollen van de vennootschap, hetgeen kwalijk en schadelijk is.
[…]
Dit kan dan ook niet langer duren.[…]”
3.32.
In de brief van de advocaat van Speed Covid Test aan de advocaat van [appellant 1] c.s. van 18 februari 2022 schrijft hij onder andere:
Inzake toegang portal
Verzoek per direct toegang tot alle portals van SCT en de cloudomgeving SCT (ook de historische) waarin zich administratie bevindt en waarin de aanvragen van testen worden geregistreerd.
Ik snap niet precies wat u met deze vraag bedoeld. De administratie bevindt zich in Silvasoft waar uw client toegang toe heeft. […]”
3.33.
In de periode na laatstgenoemde brief hebben partijen nog vaak gecommuniceerd over onder meer de wens van [appellant 1] om een forensisch accountant aan te stellen die de administratie van Speed Covid Test zou moeten controleren, wat Speed Covid Test heeft geweigerd, en over de onttrekking van gelden uit Speed Covid Test waar partijen elkaar over en weer van betichten. Partijen zijn naar aanleiding van deze communicatie niet nader tot elkaar gekomen.
3.34.
De advocaat van Speed Covid Test heeft bij brief van 25 februari 2022, voor zover hier relevant, het volgende aan de advocaat van [appellant 1] c.s. geschreven:
“[…]Herhaalde sommatie om mee te werken aan betaling van SCT’s schulden
4. Ik herhaal daarom nogmaals namens SCT de sommatie aan uw client, de heer [appellant 2] (en zijn betrokken vennootschappen) om alle door hem aan de vennootschap (onder meer volgens hem wegens “tijdelijke veiligstelling”) onttrokken bedragen alsnog onmiddellijk te retourneren aan SCT (door overboeking naar haar bankrekening), zodat SCT behoorlijk aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen (w.o. de salarisbetalingen kan verrichten en de overige noodzakelijke betalingen kan doen), zodat haar bedrijfsvoering niet wegens de gewraakte acties van uw client c.s. in een faillissement zal eindigen.
[…]
Standpunten en acties van SCT t.a.v. de beweerde managementovereenkomst
12.Primair, ontkenning: Het mag dat duidelijk zijn dat het primaire standpunt ten aanzien van de beweerde managementovereenkomst tussen SCT en [appellant 1] B.C. en de verschuldigdheid van een maandelijkse management fee onveranderd is; de overeenkomst bestaat niet en er is geen management fee verschuldigd, en ook nooit geweest.
Subsidiair, ontbinding: Maar indien ooit rechterlijk overwogen zou worden dat dit anders is, en er wel een managementovereenkomst zou zijn tussen SCT en [appellant 1] B.V., dat geldt dat [appellant 1] B.V. voortdurend wanprestatie heeft gepleegd door (i) geen enkele managementactiviteit te ontplooien en door (ii) het wegsluizen van het geld van SCT (en geen gehoor te geven aan de sommaties met termijnstelling om dit weer te retourneren). Voor zover dat subsidiaire scenario zich zou voordoen, ontbind ik hierbij de managementovereenkomst namens SCT.
Meer subsidiair, opzegging: In het scenario dat rechterlijk overwogen zou worden dat de subsidiair ingeroepen ontbinding van de beweerde managementovereenkomst geen rechtsgevolg zou hebben, stelt SCT zich meer subsidiair op het standpunt dat het haar onder de gegeven omstandigheden vrijstaat om de overeenkomst met onmiddellijke ingang door opzegging te beëindigen, althans door opzegging te beëindigen tegen 1 april 2022. Die opzegging doe ik namens SCT bij dezen.
Voor zoveel dit ooit nog opportuun zou kunnen zijn meld ik nog dat al hetgeen door SCT gesteld is ten aanzien van een beweerde managementovereenkomst met [appellant 1] B.V., mutatis mutandis ook geldt ten aanzien van een eventueel gepretendeerde overeenkomst met Safesky Wharehousing B.V. […]”
3.35.
In de zaak bij de rechtbank met kenmerk C/15/321154/HA ZA 21-543 heeft Speed Covid Test als voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv gevorderd [appellant 1] te verbieden beheer- en/of beschikkingshandelingen ten laste van bankrekening van Speed Covid Test te verrichten en [appellant 1] te veroordelen om het (tot dan toe) overgeboekte bedrag van € 452.873,82 aan SCT terug te betalen. Op 4 mei 2022 heeft de rechtbank vonnis in het incident gewezen. In dat vonnis is, voor zover hier relevant, vermeld dat [appellant 1] heeft kenbaar gemaakt dat zij voornemens is het geschil voor te leggen aan de Ondernemingskamer, dat volgens de rechtbank sprake is van een “
lock-up situatie”, werd het gevorderde verbod toegewezen, en is de vordering tot betaling van het voornoemde bedrag (bij wijze van voorlopige voorziening) afgewezen.
3.36.
In juni 2022 heeft Speed Covid Test [appellant 1] in kort geding voor de rechtbank Haarlem gedagvaard in verband met door Speed Covid Test aan de Belastingdienst verschuldigde bedragen in verband met omzet,- vennootschaps,- en loonbelasting. In deze procedure (met kenmerk C/15/328055 / KG ZA 22-237) ging het, kort gezegd, over de vraag [appellant 1] een bedrag van € 234.934,00 (ten behoeve van Speed Covid Test) rechtstreeks aan de Belastingdienst moest betalen. De voorzieningenrechter heeft die vordering afgewezen.
3.37.
SCT heeft spoedappèl tegen het hiervoor bedoelde kort geding vonnis ingesteld bij het gerechtshof in Amsterdam. In deze zaak heeft op 14 november 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden en is op 20 december 2022 arrest gewezen.
3.38.
Op 22 en 27 december 2022 heeft [appellant 1] namens Speed Covid Test drie bedragen aan de Belastingdienst voldaan ter hoogte van € 106.171,00, € 93.501,00 en € 174.814,00.
3.39.
[appellant 2] heeft in totaal € 96.998,82 op de bankrekening van Safesky en
€ 998.591,01 op de bankrekening van [appellant 1] (samen € 1.095.589,83) overgeboekt vanaf de bankrekening van Speed Covid Test, waarvan een bedrag van
€ 766.500,01 is overgeboekt onder de beschrijving ‘tijdelijke veiligstelling’. Voor het resterende bedrag heeft [appellant 1] of Safesky facturen aan Speed Covid Test gestuurd.
3.40.
Speed Covid Test heeft via haar advocaat vele malen bezwaar aangetekend tegen de respectievelijke overboekingen door [appellant 2] en hem en [appellant 1] herhaaldelijk gesommeerd de overgeboekte gelden aan Speed Covid Test terug te betalen. Aan deze sommaties is niet voldaan.
3.41.
Een dag voor de zitting bij het hof heeft [appellant 1] c.s. het vonnis van de rechtbank (waar dit hoger beroep betrekking op heeft) aan Speed Covid Test betekend.

4.Eerste aanleg

4.1.
Speed Covid Test heeft in eerste aanleg in conventie, kort samengevat, gevorderd om:
in de zaak C/15/320830/HA ZA 21-530
- Safesky en [appellant 1] te veroordelen om aan haar € 96.998,82 te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente, een vergoeding wegens buitengerechtelijke incassokosten en de beslagkosten;
in de zaak C/15/321154/HA ZA 21-543
  • [appellant 1] te veroordelen een bedrag van € 998.591,01 aan haar te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente, een vergoeding wegens buitengerechtelijke incassokosten en de beslagkosten;
  • voor recht te verklaren dat, voor zover sprake zou zijn van een (management)overeenkomst tussen Speed Covid Test en [appellant 1] (of Safesky), die overeenkomst is ontbonden in de brief van (de advocaat) van Speed Covid Test aan (de advocaat van) [appellant 1] van 25 februari 2022;
in de zaak C/15/329670/HA ZA 22-396(na vermeerdering van eis)
  • voor recht te verklaren dat [appellant 2] hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die Speed Covid Test lijdt ten gevolge van de handelswijze van [appellant 2] , handelend voor zich en/of handelend namens [appellant 1] ;
  • voor recht te verklaren dat, voor zover sprake zou zijn van een (management)overeenkomst tussen Speed Covid Test en [appellant 1] (of Safesky), die overeenkomst is ontbonden in de brief van (de advocaat van) Speed Covid Test aan (de advocaat van) [appellant 1] van 25 februari 2022, althans is beëindigd door opzegging tegen 1 april 2022, althans de overeenkomst te ontbinden bij vonnis;
  • [appellant 2] te veroordelen om aan haar een bedrag van € 1.095.589,83 te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente en een vergoeding wegens buitengerechtelijke incassokosten.
4.2.
[appellant 1] c.s. hebben in eerste aanleg in reconventie in alle drie de zaken, kort samengevat, gevorderd om:
Speed Covid Test te gebieden al die maatregelen te nemen, waaronder juridische, om de (financiële) uitholling van Speed Covid Test door [naam 3] ongedaan te maken, op straffe van een dwangsom;
Speed Covid Test te veroordelen alle door haar ten laste van [appellant 1] c.s. in privé gelegde (repeterende) conservatoire (derden)beslagen onder [appellant 1] , [appellant 2] privé, onder ING Bank N.V. en ABN AMRO Bank N.V. terstond na het te wijzen vonnis op te (doen) heffen, op straffe van een dwangsom;
Speed Covid Test en [naam 3] te verbieden nog meer (repeterende) conservatoire (derden)beslagen ten laste van [appellant 1] c.s. te leggen;
voor recht te verklaren dat het handelen van Speed Covid Test jegens [appellant 1] , waaronder het onthouden van betaling van de afgesproken vergoedingen, zowel het vaste bedrag van € 10.000,00 per maand als de fee per uitgevoerde test, jegens [appellant 1] onrechtmatig is;
Speed Covid Test te veroordelen om een voorschot te betalen op de door Speed Covid Test geleden schade ten gevolge van onder meer de ten onrechte gelegde beslagen begroot op een bedrag van € 100.000,00 (+ p.m);
voor recht te verklaren dat tussen de aandeelhouders, waaronder [appellant 1] en [naam 3] en Speed Covid Test een rechtsgeldig besluit tot stand is gekomen tot het verstrekken van een vergoeding van € 10.000,00 per maand en een fee van € 1,00 per test;
Speed Covid Test te gebieden om op de kortst mogelijke termijn, op grond van de statuten en ex artikel 3:15j BW alle (digitale) boeken en bescheiden open te leggen voor [appellant 1] , al het e-mailverkeer van bij Speed Covid Test betrokken personen daaronder begrepen, in de ruimste zin van het woord ten behoeve van een door [appellant 1] op kosten van Speed Covid Test nader uit te voeren onderzoek.
4.3.
De rechtbank heeft de volgende beslissingen genomen:
in conventie:
in de zaak C/15/320830/HA ZA 21-530
- Safesky en [appellant 1] zijn veroordeeld om een bedrag van € 96.998,82, te vermeerderen met wettelijke rente van 9 september 2021 tot aan de dag van voldoening, een bedrag van € 1.744,99 wegens vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, € 339,43 wegens beslagkosten en de proceskosten aan Speed Covid Test te betalen;
in de zaak C/15/321154/HA ZA 21-543
  • [appellant 1] is veroordeeld om een bedrag van € 998.591,01, te vermeerderen met wettelijke rente, te verminderen met een bedrag van € 95.166,23 en dit bedrag te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 11 september 2021, en met bepaling dat deze veroordeling -deels- ook kan worden voldaan door een aan Speed Covid Test opgelegde belastingschuld te voldoen, aan Speed Covid Test te betalen;
  • [appellant 1] is ook veroordeeld om een bedrag van € 3.174,30 wegens buitengerechtelijke incassokosten, € 352,57 wegens beslagkosten en de proceskosten aan Speed Covid Test te betalen;
in de zaak C/15/329670/HA ZA 22-396
  • [appellant 2] is veroordeeld om aan Speed Covid Test al hetgeen te betalen dat [appellant 1] en/of Safesky uit hoofde van het vonnis op dat moment aan Speed Covid Test verschuldigd zijn, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van het vonnis, en verminderd met het bedrag dat ten tijde van de executie van deze veroordeling nog onvoldaan is;
  • [appellant 2] is ook veroordeeld in de proceskosten.
in reconventie:
  • Speed Covid Test is geboden om op de kortst mogelijke termijn op grond van de statuten en artikel 3:15j BW alle (digitale) boeken en bescheiden open te leggen voor [appellant 1] , al het e-mailverkeer van bij Speed Covid Test betrokken personen daaronder begrepen, in de ruimste zin van het woord, ten behoeve van een door [appellant 1] op kosten van Speed Covid Test nader uit te voeren onderzoek, en wel aldus dat [appellant 1] een registeraccountant of ander financieel deskundige kan aanwijzen die gedurende drie maanden na aanzegging van de start van het onderzoek onbeperkt toegang krijgt tot de hierboven genoemde bronnen, van documenten desgewenst kopieën kan maken en van zijn bevindingen rapport aan [appellant 1] kan uitbrengen;
  • onder compensatie van de proceskosten tussen partijen.

5.De vorderingen in hoger beroep

5.1.
[appellant 1] c.s. heeft in hoger beroep grieven aangevoerd tegen voornoemd vonnis van de rechtbank. [appellant 1] c.s. heeft geconcludeerd tot:
  • het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Speed Covid Test in conventie en het alsnog volledig toewijzen van haar tegenvorderingen;
  • veroordeling van Speed Covid Test in de proceskosten in beide instanties.
5.2.
Speed Covid Test heeft in hoger beroep ook grieven aangevoerd tegen voornoemd vonnis van de rechtbank. Speed Covid Test heeft geconcludeerd tot:
  • het (voor het overgrote deel) bekrachtigen van het vonnis, zowel in conventie als in reconventie;
  • het vernietigen van het vonnis wat betreft de vermelding van de naam “( [naam 3] )” achter de vermelding van “ [bedrijf 2] Holding BV” in rov. 2.9. enzovoorts;
  • het vernietigen van het vonnis wat betreft de overwegingen in rov. 6.9. en de veroordelingen sub 7.20., 7.21. en 7.22. en alsnog de door [appellant 1] c.s. onder G. ingestelde tegenvordering af te wijzen, althans aan te passen;
  • veroordeling van [appellant 1] c.s. in de proceskosten in beide instanties.

6.Beoordeling

Ontvankelijkheid
6.1.
Volgens [appellant 1] c.s. had de rechtbank in alle zaken moeten concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Speed Covid Test. Volgens haar ontbreekt namelijk de in de statuten vereiste uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de algemene vergadering van aandeelhouders om te procederen in zaken zoals de onderhavige. Het gaat namelijk, zo betoogt [appellant 1] c.s., om expliciete juridische acties tegen een medebestuurder. In die situatie is volgens haar expliciete instemming van de aandeelhoudersvergadering vereist, om te voorkomen dat een medebestuurder “plat geprocedeerd” wordt met geld van de vennootschap. Ook heeft de rechtbank de specifiek in boek 2 van het BW genoemde geschillenregeling volgens haar ten onrechte buiten toepassing gelaten.
6.2.
Naar het oordeel van het hof is het bepaalde in de statuten in dit geval geen belemmering voor ontvankelijkheid van Speed Covid Test.
6.3.
In artikel 13 lid 11 onder (n) van de statuten is het volgende bepaald:
“[…] Het Bestuur behoeft de goedkeuring van de Algemene Vergadering voor besluiten omtrent:
[…]
n. het voeren van gedingen, zo eisend als verwerend – daaronder echter niet begrepen het innen van vorderingen, het nemen van conservatoire en andere rechtsmaatregelen, welke geen uitstel gedogen en vertegenwoordiging van de Vennootschap in kort geding –, het berusten in tegen de Vennootschap aanhangig gemaakte rechtsgedingen, het opdragen van bestaande geschillen aan de beslissing van scheidslieden of bindende adviseurs;
[…]”
6.4.
[naam 3] heeft – en dat is tussen partijen niet in geschil – aan mr. Gonesh de opdracht verstrekt om namens Speed Covid Test een procedure tegen [appellant 1] c.s. te voeren, zonder de hiervoor bedoelde goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders. Het niet beschikken over de volgens de statuten vereiste goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders leidt in deze procedure echter niet tot niet-ontvankelijkheid van Speed Covid Test. Het ontbreken van de vereiste goedkeuring zou naar het oordeel van het hof slechts kunnen leiden tot de conclusie dat het genomen besluit om te procederen mogelijk nietig of vernietigbaar is. Die vraagt ligt in deze procedure echter niet voor.
6.5.
Nu in dit geval ieder van de bestuurders ook zelfstandig bevoegd is de vennootschap te vertegenwoordigen en in de statuten geen beperkingen zijn opgenomen die verhinderen dat een juridische procedure wordt gestart tegen één van de andere bestuurders of aandeelhouders, kan – anders dat [appellant 1] c.s. betoogt – niet worden geconcludeerd dat de vereiste goedkeuring van de vergadering van aandeelhouders tot doel zou hebben om (expliciete) juridische acties tegen een medebestuurder te voorkomen. Voor zover [appellant 1] c.s. betoogt dat de juridische procedure met geen ander doel is gestart dan haar te schaden (vergelijk artikel 3:13 BW), heeft zij onvoldoende gesteld dat sprake is van een onevenredigheid tussen het belang van Speed Covid Test bij het starten van de juridische procedure tegen [appellant 1] c.s., en zijn eigen belangen.
6.6.
Tot slot heeft [appellant 1] c.s. geen vordering ingesteld die is gericht op het toepassen van de in boek 2 BW bedoelde geschillenregeling (titel 8, afdeling 1 van Boek 2 van het BW). Dat het de bedoeling van [appellant 1] c.s. was om een dergelijke vordering in te stellen, kan ook niet uit haar stellingen in eerste aanleg worden afgeleid. De rechtbank kon de geschillenregeling niet zonder een daarop gerichte vordering toepassen. Ook in hoger beroep heeft [appellant 1] c.s. dergelijke stellingen niet ingenomen.
6.7.
De conclusie is dat Speed Covid Test ontvankelijk is in haar vorderingen jegens [appellant 1] c.s. Grief 1 in principaal hoger beroep slaagt niet.
Onverschuldigde betaling
6.8.
Speed Covid Test vordert – kort gezegd – betaling van € 96.998,82 en € 998.591,01 (vermeerderd met rente) op grond van primair onverschuldigde betaling, subsidiair ongerechtvaardigde verrijking, meer subsidiair onrechtmatige daad.
6.9.
[appellant 1] c.s. voert als verweer dat zij recht had op het bedrag van € 96.998,82 op grond van de gemaakte afspraken over een managementvergoeding, fee per test en telefoonkostenvergoeding. Het bedrag van € 998.591,01 heeft zij, zo voert zij aan, veiliggesteld omdat zij blijvend moest constateren dat de rekening van Speed Covid Test door [naam 3] werd afgeroomd of belangrijke bedragen buiten Speed Covid Test werden gehouden.
Het bedrag van € 96.998,82 (€ 95.666,23 en € 1.332,59)
- kostenvergoeding in de beginperiode
6.10.
[appellant 1] c.s. voert aan dat uit de e-mail van 12 april 2021 blijkt dat partijen hebben afgesproken dat aan haar, althans [appellant 1] , een vergoeding van
€ 10.000,00 per maand toekomt. De rechtbank oordeelt volgens haar echter ten onrechte dat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat de vergoedingsafspraak zag op door haar voor Speed Covid Test verrichte werkzaamheden als bestuurder.
6.11.
Het hof stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat zij – in de beginperiode – een maandelijkse vergoeding zijn overeengekomen van € 10.000,00 om de kosten te dekken die de vennootschappen van, enerzijds [appellant 2] ( [appellant 1] ), en, anderzijds [naam 3] en [naam 2] (1ZZP), ieder voor zich droegen ten behoeve van de op te starten onderneming Speed Covid Test. Nu in de door [appellant 1] c.s. genoemde e-mail van 12 april 2021 niet meer is vermeld dan dat “
1ZZP en Safesky” (bedoeld is: [appellant 1] ) vanaf april 2021 per maand “
10k aan SCT factureren” en partijen het er over eens zijn dat dit betalingen waren om in de beginperiode de kosten van de betrokken vennootschappen te kunnen dekken, staat naar het oordeel van het hof vast dat die afspraak niet inhield dat aan [appellant 1] een managementvergoeding zou toekomen.
6.12.
Het hof kwalificeert de tussen partijen gemaakte vergoedingsafspraak daarom als een vergoeding voor door de bestuurders over en weer (middels aan hen gelieerde vennootschappen) gemaakte kosten in de beginperiode van Speed Covid Test.
6.13.
Dat partijen slechts hebben beoogd een vergoeding af te spreken ter dekking van gemaakte kosten in de opstartfase van Speed Covid Test, blijkt ook uit de door [appellant 1] c.s. ingenomen stellingen. Volgens [appellant 1] c.s. betrof het namelijk een redelijke vergoeding voor het bedenken van de naam, het operationaliseren van de teststraten, het aanbrengen van het zakelijke netwerk en het internet- en marketingplatform voor Speed Covid Test. Deze werkzaamheden kwalificeren allemaal in de kern – hoewel Speed Covid Test betwist dat [appellant 1] c.s. deze werkzaamheden daadwerkelijk (allemaal) heeft verricht – als opstartwerkzaamheden. Voor een uitleg die zou moeten leiden tot de conclusie dat wel degelijk sprake was van een (al dan niet aanvullend) overeengekomen managementvergoeding, heeft [appellant 1] c.s. verder geen concrete aanknopingspunten gegeven. Ook is niet gesteld of gebleken dat de algemene vergadering van aandeelhouders een besluit daarover hebben genomen zoals artikel 12 van de statuten vereist (zie hiervoor rov. 3.5).
6.14.
Uit de door partijen gestelde feiten en omstandigheden blijkt dat zij al in conflict met elkaar zijn geraakt in de opstartfase en dat zij – al voordat de vergoedingsafspraak tot stand is gekomen – op 15 maart 2021, in de bestuursvergadering en op 30 maart 2021, per e-mail – hebben gesproken over het ontslag van [appellant 1] als bestuurder van Speed Covid Test en in dat verband is onderzocht op welke wijze [appellant 1] haar bestuurdersrol en aandelen zou kunnen overdragen. Gelet op deze ontwikkelingen, kan de tussen partijen op 12 april 2021 gemaakte afspraak tot vergoeding van een bedrag van € 10.000,00 per maand aan de betrokken vennootschappen van de betrokken aandeelhouders, niet aldus worden uitgelegd dat na de opstartfase sprake zou zijn van een overeengekomen managementvergoeding voor [appellant 1] .
6.15.
Tot slot heeft [appellant 1] c.s. ook onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan volgen dat partijen
mondelingandersluidende afspraken zouden hebben gemaakt, al dan niet in afwijking van of in aanvulling op voornoemde vergoedingsafspraak. De enkele verwijzing naar een afrekening of afrekeningen zoals die tussen partijen kennelijk gebruikelijk was of waren voordat Speed Covid Test werd opgericht, is daartoe onvoldoende.
6.16.
Volgens [appellant 1] c.s. heeft de rechtbank de duur van de vergoeding ten onrechte beperkt. Speed Covid Test berust in het oordeel van de rechtbank en het toegewezen bedrag van € 60.000,00 wegens kostenvergoeding.
6.17.
Gelet op het doel van de tussen partijen gemaakte vergoedingsafspraak – namelijk vergoeding van de opstartkosten in de beginperiode van Speed Covid Test – acht het hof een duur van zes maanden in dit geval redelijk. [appellant 1] c.s. heeft onvoldoende gesteld waaruit kan volgen dat zij na afloop van deze zes maanden nog opstartwerkzaamheden voor Speed Covid Test heeft verricht. [appellant 2] was immers per 13 april 2021 uitgevallen wegens burn-out klachten, terwijl gelijktijdig al werd gezocht naar iemand die hem zou kunnen vervangen en zijn aandelen in Speed Covid Test zou kunnen overnemen. Tot een overname door [naam 7] is het echter niet gekomen en [appellant 2] heeft nadien geen werkzaamheden meer verricht voor Speed Covid Test.
6.18.
Voor zover [appellant 1] c.s. betoogt dat de voornoemde afspraak zich ook uitstrekte tot de periode na de opstartfase, heeft zij daarvoor ook onvoldoende aangevoerd. Het hof volstaat op deze plaats met verwijzing naar wat daarover hiervoor onder rov. 6.13. e.v. al is overwogen.
6.19.
Een bedrag van € 60.000,00 is daarom niet onverschuldigd aan Safesky, althans [appellant 1] , betaald.
- ‘fee per test’
6.20.
Wat betreft de ‘fee per test’ heeft [appellant 1] c.s. gesteld dat aan haar een bedrag van € 1,00 per test toekomt als bestuurder van Speed Covid Test. Het oordeel van de rechtbank dat de fee ‘slechts’ het karakter had van een bonus voor personen die zich ervoor inspanden Speed Covid Test tot een succes te maken, kan volgens haar niet worden afgeleid uit de feiten en omstandigheden en de marge op testen was bovendien groter dan door [naam 3] beweerd is. Speed Covid Test berust in het oordeel van de rechtbank en daarmee ook in het bedrag dat wegens ‘fee per test’ is toegewezen (29063 tests; € 35.166,23 inclusief btw).
6.21.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de notulen van de bespreking van 17 mei 2021 (zie hiervoor onder rov. 3.17.) voldoende dat toen een fee van € 1,00 per test is overeengekomen en dat die fee zou toekomen aan de bij Speed Covid Test betrokken personen, namelijk: ‘werknemers/zzp’ers’. Waarom dit volgens [appellant 1] c.s. onjuist is, en waarom voor haar dan (kennelijk) een andere – ruimere – afspraak zou gelden die inhield dat zij ook wanneer zij geen werkzaamheden verrichte aanspraak maakte op een ‘fee per test’, heeft [appellant 1] c.s. niet toegelicht. Enkel bij e-mail van 12 april 2021 (zie rov. 3.13.) heeft [naam 3] in dit verband bevestigd aan [appellant 2] dat ook zijzelf met terugwerkende kracht een bedrag van € 1,00 per test zouden factureren. Wat [naam 3] met zijn e-mail op dat moment precies bedoeld zou hebben, heeft [appellant 1] c.s. niet toegelicht. Voor zover [appellant 1] c.s. meent een ruimere afspraak zou volgen uit deze e-mail van [naam 3] , kan zij daarin daarom – zonder nadere toelichting – niet worden gevolgd.
6.22.
Ook heeft [appellant 1] c.s. niet toegelicht waarom het in het kader van deze gemaakte afspraak van belang zou zijn dat de marge op testen groter was dan beweerd is door [naam 3] .
6.23.
Het hof ziet dan ook geen aanleiding om anders te oordelen dat de rechtbank heeft gedaan en maakt de overwegingen van de rechtbank tot de hare, onder verwijzing naar het voorgaande.
6.24.
Voor zover [appellant 1] c.s. betoogt dat in deze periode – tussen 20 januari en 13 april 2021 – meer tests zouden zijn uitgevoerd dan door haar zijn gefactureerd op 1 september 2021 (factuur 2021-0012), heeft zij daarvoor ook onvoldoende aangevoerd. [appellant 1] c.s. stelt slechts dat zij (nog altijd) het aantal door Speed Covid Test afgenomen tests niet kan vaststellen, omdat zij geen toegang (meer) had, of althans beperkte toegang had, tot de IT-systemen. Of, en zo ja welke, informatie uit de administratie (bijvoorbeeld het testplatform) zou kunnen worden verkregen waaruit nader inzicht over door Speed Covid Test uitgevoerde testen zou kunnen volgen, kan [appellant 1] c.s. – zo blijkt uit haar eigen stellingen – op dit moment niet bepalen of (vast)stellen. Daartoe is een nader onderzoek volgens haar noodzakelijk en haar tegenvordering onder G. is – zo begrijpt het hof – juist gericht op het verkrijgen van deze informatie.
6.25.
Dat leidt ertoe dat [appellant 1] c.s. onvoldoende aanknopingspunten heeft gegeven waaruit volgt dat in voornoemde periode meer testen zouden zijn afgenomen, terwijl niet is gebleken dat zij in april 2021 of ten tijde van facturatie een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van het (kunnen) bepalen van de omvang van de ‘fee per test’. Bij deze stand van zaken bestaat geen aanleiding om [appellant 1] c.s. in deze procedure toe te laten tot bewijslevering op dit punt
6.26.
Het bedrag van € 35.166,23 inclusief btw is daarom niet onverschuldigd aan Safesky, althans [appellant 1] , betaald.
- telefoonkosten
6.27.
[appellant 1] c.s. heeft geen enkele onderbouwing gegeven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat tussen de bestuurders en/of aandeelhouders is overeengekomen dat zij haar telefoonkosten mocht declareren bij Speed Covid Test. Het bedrag van
€ 1.332,59 is daarom onverschuldigd door Speed Covid Test betaald aan Safesky danwel [appellant 1] .
- conclusie
6.28.
Het hof begrijpt uit de stellingen van [appellant 1] c.s. dat de facturen van [appellant 1] kennelijk via Safesky zijn voldaan, maar wel aan [appellant 1] ten goede zijn gekomen. Daaruit volgt dat Speed Covid Test de bedragen van € 60.000,00 en
€ 35.166,23 bevrijdend – ten behoeve van [appellant 1] – aan Safesky kon voldoen en dus ook heeft voldaan (ex artikel 6:32 BW). Daarmee strekken deze bedragen in mindering op de vordering van Speed Covid Test. De vordering van Speed Covid Test tot betaling van een bedrag van € 96.998,82 is daarom slechts gedeeltelijk toewijsbaar, namelijk tot een bedrag van € 1.832,59 (= € 96.998,82 minus € 60.000,00 en
€ 35.166,23).
6.29.
De grieven 3 en 4 in principaal hoger beroep, slagen gedeeltelijk. Het hof zal het vonnis van de rechtbank onder rov. 7.1. daarom vernietigen en opnieuw rechtdoende de vordering slechts gedeeltelijk toewijzen. Het voorgaande leidt ook tot de conclusie dat de tegenvorderingen van [appellant 1] c.s. onder D, E en F niet toewijsbaar zijn.
Het bedrag van € 998.591,01
6.30.
[appellant 1] c.s. betwist niet dat zij een bedrag van € 998.591,01 aan [appellant 1] heeft overgeboekt vanaf de bankrekening van Speed Covid Test. Omdat daar geen vorderingen van [appellant 1] tegenover stonden, is dat bedrag onverschuldigd betaald. [appellant 1] c.s. voert echter aan dat niet zij, maar juist Speed Covid Test, althans [naam 3] en [naam 2] , onrechtmatig hebben gehandeld wegens ‘uitholling van de vennootschap’ zodat het gerechtvaardigd is geweest geldbedragen ‘veilig te stellen’.
6.31.
Volgens [appellant 1] c.s. heeft de rechtbank ten onrechte geconcludeerd dat zij haar verwijten ten aanzien van de uitholling van Speed Covid Test door [naam 3] en [naam 2] onvoldoende heeft uitgewerkt en te ruim en onduidelijk heeft geformuleerd. Zij stelt daartoe het volgende. Zij heeft voldoende aangetoond dat met het aangaan van de vennootschap onder firma
‘Open House Regeling Preventief Testen zonder klachten’door Speed Covid Test, met [bedrijf 2] en Healthcare International B.V., een omzet van € 6,9 miljoen en een nettowinst van ten minste € 4,8 miljoen, aan Speed Covid Test is ontgaan. Zij heeft aangetoond dat dr. [naam 8] reeds aan Speed Covid Test was verbonden en uit de verklaring van bestuurder [naam 3] tijdens de zitting bij de rechtbank blijkt dat Healthcare International B.V. niets anders heeft gedaan dan facturen verzenden. Dit terwijl alle testaanvragen en werkzaamheden door Speed Covid Test zijn uitgevoerd, wat [appellant 1] c.s. ten aanzien van het aangetroffen werkprotocol ook heeft onderbouwd. [appellant 1] c.s. kan geen verwijt worden gemaakt vanwege een gebrek aan nadere en diepgaande onderbouwing, omdat zij geen inzage heeft (gekregen) in de volledige fysieke en digitale administratie van Speed Covid Test. Speed Covid Test betwist dat sprake is van ‘uitholling van de vennootschap’ en stelt dat met het aangaan van de vennootschap onder firma juist inkomsten door (en voor) Speed Covid Test zijn genoten.
6.32.
Het hof is van oordeel dat [appellant 1] c.s. onvoldoende heeft gesteld waaruit zou kunnen volgen dat zij voornoemd (totaal)bedrag heeft veiliggesteld in het belang van Speed Covid Test. De daarvoor door [appellant 1] c.s. gegeven verklaring over de redenen waarom zij tot die ‘veiligstelling’ heeft besloten, heeft zij onvoldoende toegelicht. De volgende overwegingen leiden tot dit oordeel.
6.33.
Volgens [appellant 1] c.s. mocht Speed Covid Test een dergelijke samenwerkingsovereenkomst niet aangaan, omdat dit – zo voert [appellant 1] c.s. aan – onrechtmatig zou zijn ten opzichte van Speed Covid Test. Het hof stelt vast dat in de ‘
Memo Operationele uitvoering Open House Preventief Testen referentienummer’ – gedateerd op 18 augustus 2021, bijlage 28 van productie 15 bij conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie; het hiervoor genoemde ‘werkprotocol’ – een werkproces wordt weergegeven dat betrekking heeft op werkzaamheden binnen Speed Covid Test. Of en in hoeverre dat werkproces vervolgens ook daadwerkelijk is gevolgd of had moeten worden gevolgd, kan het hof uit dit memo zonder nadere toelichting niet afleiden. Ook kan het hof uit de enkele verwijzing naar dit memo niet afleiden waarom met dit ‘werkprotocol’ voldoende zou zijn onderbouwd dat Speed Covid Test een bepaalde winst heeft misgelopen. Waar de onrechtmatigheid, de onrechtmatige concurrentie, precies uit zou hebben bestaan, heeft [appellant 1] c.s. dan ook onvoldoende toegelicht.
6.34.
[appellant 1] c.s. stelt dat zij haar standpunt niet nader kan onderbouwen, omdat zij in bewijsnood is door toedoen van Speed Covid Test, althans [naam 3] . Vast staat echter dat [appellant 1] c.s. toegang had tot Silvasoft (en eerder toegang had tot het voorheen gebruikte administratiesysteem). Aan de vraag of [appellant 1] c.s. in bewijsnood is, gaat de vraag vooraf óf er voldoende feiten zijn gesteld die haar verweer – dat sprake is van onrechtmatig handelen door [naam 3] ten opzichte van Speed Covid Test – kunnen dragen. Nu daarvan, met verwijzing naar wat daarover hiervoor al is overwogen in rov. 6.24 en 6.25, niet is gebleken, kan de door [appellant 1] c.s. gestelde bewijsnood niet tot een ander oordeel leiden.
6.35.
[appellant 1] c.s. voert verder aan dat het haar bevreemdt dat [naam 3] – na het terugtreden van Van Muijsenberg als bestuurder – nauwelijks of maar een gering bedrag aan salaris of vergoeding heeft ontvangen uit Speed Covid Test. Waarom de vraag of [naam 3] inkomen heeft genoten vanuit Speed Covid Test ertoe zou moeten leiden dat sprake is van onrechtmatig handelen jegens Speed Covid Test, heeft [appellant 1] c.s. ook niet toegelicht.
6.36.
Daarnaast blijkt volgens [appellant 1] c.s. “
uit van derden verkregen informatie” dat MediHealthGroup B.V. de werkzaamheden van Speed Covid Test heeft voortgezet, terwijl [naam 3] tijdens de zitting bij de rechtbank heeft verklaard dat de werkzaamheden van beide vennootschappen niet vergelijkbaar zouden zijn. Ter onderbouwing verwijst [appellant 1] c.s. naar twee facturen van 15 maart 2023 (productie 17 bij memorie van grieven in principaal hoger beroep) en naar “
aanwijzingen uit LinkedIn profielen, filmpjes op TikTok, Facebook pagina’s van MediHealthGroup dat dat medewerkers vanaf het begin van 2022 tot aan begin van 2023 op de payroll van SCT stonden en/of als zzp-er werkzaamheden hebben gefactureerd” aan Speed Covid Test, terwijl zij “
louter werkzaamheden voor MediHealthGroup hebben verricht”.
Het hof overweegt dat voor zover er vanaf 2022 al Covid 19-testen zouden zijn verkocht door MediHealthGroup, daarmee nog niet vaststaat dat ook daadwerkelijk sprake is (geweest) van concurrerende activiteiten, of dat sprake is van onrechtmatigheid ten opzichte van Speed Covid Test en daarmee [appellant 1] of [appellant 2] als (indirect) bestuurder.
6.37.
Ten overvloede merkt het hof op dat [appellant 1] c.s. niet heeft gesteld dat haar na de datum van het vonnis van de rechtbank door Speed Covid Test, althans [naam 3] , de toegang tot de administratie is onthouden. Daar komt bij dat zij de mogelijkheid om eventueel nadere informatie te verkrijgen die zou kunnen dienen ter onderbouwing van haar verweer, onbenut heeft gelaten. Zij heeft immers de mogelijkheid om het vonnis te executeren – wat betreft de toegewezen tegenvordering onder G.– om haar moverende redenen, onbenut gelaten tot een dag voorafgaande aan de zitting bij het hof.
6.38.
Tot slot verbindt [appellant 1] c.s. geen conclusies aan haar stelling dat voor de hiervoor genoemde samenwerking met [bedrijf 2] en Healthcare International B.V. op grond van de statuten goedkeuring van de vergadering van aandeelhouders benodigd was. Een (tegen)vordering heeft zij op dit punt ook niet ingesteld. Ook dit verweer slaagt daarom niet.
6.39.
De conclusie is dat het bedrag van € 998.591,01 onverschuldigd aan [appellant 1] is betaald en dat de tegenvordering van [appellant 1] c.s. onder A niet toewijsbaar is. Grief 2 in principaal hoger beroep slaagt niet. Nu het hof het vonnis van de rechtbank wat betreft de veroordeling onder rov. 7.1. zal vernietigen en slechts een bedrag van € 1.832,59 toewijst, zal het hof het vonnis wat de veroordeling in rov. 7.8., althans de zin “
te verminderen met een bedrag van € 95.166,26, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 september 2021,” vernietigen.
Bestuurdersaansprakelijkheid: persoonlijk ernstig verwijt
6.40.
Met verwijzing naar het voorgaande staat naar het oordeel van het hof vast dat sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid van [appellant 2] . Door zonder rechtsgrond (grote) geldbedragen aan zijn eigen onderneming over te maken is Speed Covid Test benadeeld en is onder meer de liquiditeit van de vennootschap in gevaar gekomen. Van deze benadeling kan [appellant 2] gelet op de aard en de ernst daarvan in de gegeven omstandigheden persoonlijk een voldoende ernstig verwijt worden gemaakt. Daartoe is het volgende redengevend.
6.41.
Als (indirect) bestuurder wist of had [appellant 1] , althans [appellant 2] , in ieder geval behoren te begrijpen dat haar handelen tot gevolg zou hebben dat Speed Covid Test de verplichtingen die zij tegenover derden had, niet zou kunnen nakomen.
6.42.
Anders dan [appellant 1] c.s. stelt, is het ook niet zo dat Speed Covid Test, althans [naam 3] , zou zijn begonnen met het overboeken van geldbedragen naar zichzelf. Eerst op 1 september 2020 is de eerste betaling vanuit Speed Covid Test aan [appellant 1] c.s. door haarzelf (dat wil zeggen: [appellant 2] ) gedaan. [appellant 1] c.s. kan daarom ook niet worden gevolgd in haar betoog dat het handelen van [appellant 2] een reactie was op eerdere onrechtmatige onttrekkingen door [naam 3] . Ook in het geval vast zou komen te staan dat [naam 3] onrechtmatig bedragen aan Speed Covid Test zou hebben onttrokken, verandert dit niets aan het persoonlijk ernstig verwijt dat [appellant 1] , althans [appellant 2] , kan worden gemaakt in dit geval.
6.43.
Zou er verder al aanleiding zijn (geweest) om geldbedragen veilig te stellen, dan lag het op de weg van [appellant 1] , althans [appellant 2] , als (indirect) bestuurder van Speed Covid Test om met die bedragen dan (bijvoorbeeld) in elk geval de openstaande schuldeisers van de vennootschap te voldoen, althans ervoor zorg te dragen dat de continuïteit van de onderneming daardoor niet in gevaar zou komen. Dat [appellant 2] daarvoor voldoende oog heeft gehad, is niet gebleken. Pas op 22 en 27 december 2022 heeft [appellant 1] – ten behoeve van Speed Covid Test – enkele bedragen aan de Belastingdienst betaald (ter hoogte van € 106.171,00, € 93.501,00 en € 174.814,00).
6.44.
Grief 5 in principaal hoger beroep slaagt daarom niet.
Vermelding van ‘(van [naam 3] )’ achter [bedrijf 2]
6.45.
Speed Covid Test grieft tegen de vermelding van ‘(van [naam 3] )’ achter ‘ [bedrijf 2] ’ in de feiten van het vonnis onder rov. 2.8. Daarmee zou volgens haar ten onrechte de suggestie worden gewerkt dat [naam 3] als bestuurder en/of aandeelhouder aan die vennootschap is verbonden, wat volgens Speed Covid Test echter niet het geval is.
6.46.
Het hof heeft de feiten opnieuw vastgesteld en ‘(van [naam 3] )’ daarin niet vermeld achter [bedrijf 2] . Grief 1 in incidenteel hoger beroep slaagt daarom niet, bij gebrek aan belang.
Vordering tot openleggen administratie Speed Covid Test
6.47.
Speed Covid Test is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat [appellant 1] c.s. een rechtstreeks en voldoende belang zou hebben bij openlegging van de financiële administratie en het toegewezen gebod tot openlegging van de boeken. Daartoe voert zij het volgende aan. Alle informatie is te vinden in Silvasoft en enkel tot de ‘facturatiemodule’ (waarmee facturen konden worden gemaakt) had [appellant 1] geen toegang. Tot betalingsplatform ‘Mollie’ had [appellant 1] geen toegang omdat dit geen extra informatie verschafte. Bovendien valt toegang tot e-mailverkeer niet onder het recht op openlegging van boeken en is volstrekt onduidelijk om welke personen het dan zou moeten gaan, terwijl ook de privacyregels van toepassing zijn. Voor zover de vordering toewijsbaar is, is die vordering enkel toewijsbaar jegens [appellant 1] . Doordat Speed Covid Test de facturen van Silvasoft niet langer kon betalen, heeft zij op dit moment geen digitale toegang meer daartoe. Fysiek is de gehele administratie wel inzichtelijk, zo heeft [naam 3] tijdens de zitting verklaard.
6.48.
[appellant 1] c.s. betwist dat zij alleen geen toegang heeft gehad tot de facturatiemodule van Silvasoft. Zij stelt dat registratie van de testen niet plaatsvond in Silvasoft maar in een testplatform, dat de betalingen via ‘Mollie’ bundelbetalingen waren (en daarmee geen inzicht geven in het aantal afgenomen tests) en dat zij als volledig zelfstandig bevoegd bestuurder en 50% aandeelhouder van Speed Covid Test een rechtstreeks en voldoende belang heeft bij openlegging van boeken en bescheiden. Ook Safesky en [appellant 2] behoren tot de kring van gerechtigden, aldus [appellant 1] c.s.
6.49.
Het hof is van oordeel dat [appellant 1] in dit geval inzage moeten krijgen in de boeken en bescheiden van Speed Covid Test, om recht te doen aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2:10 BW. De volgende overwegingen leiden tot dit oordeel.
6.50.
In artikel 2:10 lid 1 BW is het volgende bepaald:
“Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de rechtspersoon en van alles betreffende de werkzaamheden van de rechtspersoon, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend.”
6.51.
Om haar rechten en plichten als bestuurder van Speed Covid Test te kunnen vaststellen, heeft [appellant 1] recht op openlegging van de boeken en overlegging van de boekhouding. Zij heeft er als bestuurder namelijk belang bij te kunnen beschikken over de (eigen) administratie van de vennootschap. Dat zij aanspraak kan maken op inzage in de administratie, volgt uit het feit dat zij – die inzage nodig heeft om haar rechten (en eventuele plichten) te kunnen bepalen. Voor de openlegging van de boeken en overlegging van de boekhouding geeft artikel 3:15j BW regels. Voor zover sprake is van privacygevoelige gegevens zal het hof – gelet op het partijdebat daarover – bepalen dat de administratie niet voor een ander doel mag worden gebruikt dan ter vaststelling van haar rechten en plichten als bestuurder van Speed Covid Test.
6.52.
Tot slot is het voor het hof niet duidelijk geworden waarom partijen twisten over de vraag of ook aan Safesky en [appellant 2] inzicht zou moeten worden gegeven zoals gevorderd is in alle drie de procedures. De tegenvordering onder G. is in alle procedures namelijk eensluidend geformuleerd en gericht op het geven van inzage aan [appellant 1] (in de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie in eerste aanleg). Voor toewijzing van meer dan is gevorderd bestaat geen aanleiding. [appellant 1] c.s. heeft haar eis op dit punt ook niet gewijzigd.
6.53.
Het hof zal de tegenvordering onder G. toewijzen, zoals in de beslissing is vermeld en aldus dat kan worden voldaan aan het bepaalde in artikel 2:10 BW. Grief 2 in incidenteel hoger beroep slaagt dus gedeeltelijk.
Nevenvorderingen
6.54.
Nu de grieven van [appellant 1] c.s. gedeeltelijk slagen en in conventie leiden tot afwijzing van een deel van de vorderingen van Speed Covid Test, komt het hof toe aan beoordeling van de vraag of Speed Covid Test aanspraak maakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, beslagkosten en proceskostenveroordeling.
6.55.
Het hof zal het vonnis van de rechtbank bekrachtigen voor zover het ziet op de veroordelingen wegens vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, beslagkosten en proceskostenveroordeling. De volgende overwegingen leiden tot dit oordeel.
6.56.
Net als de rechtbank heeft het hof in conventie in totaal een bedrag van
€ 1.000.423,60 toegewezen wegens hoofdsom (hof: € 998.591,01 + € 1.832,59 // rechtbank: € 96.998,82 + 998.591,01 - € 95.166,23), vermeerderd met rente. Wat betreft de (hoogte van de) door de rechtbank toegewezen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, beslagkosten en proceskosten ziet het hof daarom geen aanleiding om – voor het geheel van de vorderingen van Speed Covid Test – een andere beslissing te nemen dan de rechtbank heeft gedaan. Dat betekent dat ook in hoger beroep de conclusie is dat de tegenvorderingen onder B. en C. niet toewijsbaar zijn.
6.56.1.
Wat betreft de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, heeft de rechtbank voor het bepalen van de hoogte daarvan terecht aangesloten bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en is onvoldoende gesteld dat de werkzaamheden in die zaak zodanig los te zien zijn van de werkzaamheden in de andere twee zaken, dat (herhaalde) toewijzing daarvan toch gerechtvaardigd zou zijn.
6.56.2.
Ook wat betreft de gevorderde beslagkosten, maakt het hof de overwegingen van de rechtbank tot de hare. De beslagkosten zijn op grond van artikel 706 Rv toewijsbaar.
6.56.3.
Ten aanzien van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, heeft de rechtbank een ‘gebundelde’ veroordeling uitgesproken in alle drie de zaken. Omdat [appellant 1] c.s. in alle drie de zaken in conventie grotendeels in het ongelijk zijn gesteld, zijn zij terecht in de proceskosten veroordeeld.
Proceskosten
6.57.
[appellant 1] c.s. is in het hoger beroep in principaal hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in principaal hoger beroep en het incident. Het hof zal voor de memorie van antwoord, tevens houdende incidenteel hoger beroep één punt toekennen voor alle drie de zaken gezamenlijk, omdat de inhoud van deze memorie in alle drie de procedures gelijk is. Ook voor de incidentele memories en de mondelinge behandeling bij het hof, zal (gelet op de overeenkomstige inhoud) één punt worden toegekend voor alle drie de zaken samen. Nu Speed Covid Test zich in het incident heeft gerefereerd aan het oordeel van het hof, zal het hof voor de door Speed Covid Test genomen memorie van antwoord in het incident een half punt toekennen. Het hof stelt deze kosten aan de zijde van Speed Covid Test daarom als volgt vast:
- griffierecht € 2.135,00 (200.325.397/01)
€ 11.379,00 (200.325.413/01)
€ 11.379,00 (200.325.405/01)
- salaris advocaat € 13.215,00 (tarief € 5.286,00 x 2,5 punten)
Totaal € 38.108,00.
6.58.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
6.59.
Speed Covid Test is in het hoger beroep in incidenteel hoger beroep aan te merken als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in incidenteel hoger beroep. Het hof stelt deze kosten aan de zijde van [appellant 1] c.s. als volgt vast:
salaris advocaat € 2.428,00 (tarief € 1.214,00 x 2 punten)
Totaal € 2.428,00.

7.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
7.1.
vernietigt het vonnis waarvan beroep in conventie voor zover het betrekking heeft op de toegewezen bedragen onder rov. 7.1., en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Safesky en [appellant 1] , des dat de één betalende de ander zal zijn geweten, te betalen een bedrag van € 1.832,59, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 9 september 2021, tot aan de dag van algehele voldoening,
7.2.
vernietigt het vonnis waarvan beroep in conventie voor zover het betrekking heeft op het door de rechtbank in rov. 7.8. in mindering gebrachte bedrag van
€ 95.166,23,
7.3.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep in conventie voor het overige,
7.4.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep in reconventie, met uitzondering van de tegenvordering onder G. die het hof opnieuw rechtdoende als volgt zal toewijzen:
gebiedt Speed Covid Test om op de kortst mogelijke termijn alle (digitale) boeken en bescheiden open te leggen voor [appellant 1] , al het e-mailverkeer van bij Speed Covid Test betrokken personen daaronder begrepen, in de ruimste zin van het woord, ten behoeve van een door [appellant 1] op kosten van Speed Covid Test nader uit te voeren onderzoek, om te kunnen voldoen aan artikel 2:10 BW, en wel aldus dat [appellant 1] een registeraccountant of ander financieel deskundige kan aanwijzen die gedurende drie maanden na aanzegging van de start van het onderzoek onbeperkt toegang krijgt tot de hierboven genoemde bronnen, van documenten desgewenst kopieën kan maken en van zijn bevindingen rapport aan [appellant 1] kan uitbrengen, met bepaling dat, voor zover sprake is van privacygevoelige gegevens, [appellant 1] de administratie niet voor een ander doel mag gebruiken dan ter vaststelling van haar rechten en plichten als bestuurder van Speed Covid Test;
7.5.
veroordeelt [appellant 1] c.s. in de kosten van de procedure in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Speed Covid Test vastgesteld op € 38.108,00 en op € 178,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
7.6.
veroordeelt Speed Covid Test in de kosten van de procedure in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellant 1] c.s. vastgesteld op € 2.428,00 en op € 178,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
7.7.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
7.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.K.N. Vos, J. de Graaf en R.F. Groos, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 april 2025.