Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grieven 1 tot en met 12in principaal appel bestrijdt [appellant] deze vaststelling. Voor zover van belang zal het hof hierna rekening houden met deze grieven. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die tussen partijen niet in geschil zijn, komen de feiten neer op het volgende.
(…) Ik ga deze lastige en lange procedure niet herhalen. Ik kan bij een volgende opdracht van DEME mijn rol als onafhankelijk bedrijfsarts voor de heer [appellant] niet wijzigen. In dat geval verzoek ik u om een bedrijfsarts of expertisebureau in te schakelen buiten de relatie werkgever-gecontracteerde arbodienst. (…)’. In een andere e-mail van dezelfde datum heeft de bedrijfsarts, voor zover relevant, het volgende aan DEME geschreven: ‘
Ik heb u eerder bericht dat het mij niet was gelukt om tot overeenstemming met de heer [appellant] te komen voor het versturen van mijn adviesrapportage naar u als werkgever (…) De mail van hem die u meestuurt bevestigt dit nogmaals. (…) Ik stuur mijn rapportage (…) naar de heer [appellant] . (…) Hij kan dan zelf besluiten of hij mijn rapportage deelt met DEME. (…) Ik kan uw verzoek voor actualisering van de FML niet invullen. De toestemming van de heer [appellant] ontbreekt daarvoor’.
(…)”
3.Eerste aanleg
4.Beoordeling in hoger beroep
grieven 13, 14 en 15in principaal appel betoogt [appellant] dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst niet (met directe ingang) had mogen ontbinden en dat de verzoeken van [appellant] tot toekenning van een billijke vergoeding, transitievergoeding, een immateriële schadevergoeding en wettelijke rente toegewezen hadden moeten worden. Volgens [appellant] heeft de kantonrechter een groot aantal feiten en omstandigheden ten onrechte niet meegewogen. Die feiten en omstandigheden laten zich als volgt samenvatten en categoriseren: (i) dat verschillende deskundigen hebben geoordeeld dat [appellant] inzetbaar is als Surveyor vanuit een kantoorgebonden setting en dat DEME geen goede reden had om dat niet aan te bieden; (ii) dat er al een recent onderzoek naar de inzetbaarheid en herstelprognose van [appellant] was gedaan door de bedrijfsarts; (iii) dat de bedrijfsarts DEME helemaal niet heeft geadviseerd om een externe deskundige in te schakelen, en [appellant] niet akkoord was gegaan met de inzet van [naam] als hij dat eerder had geweten; (iv) dat het ontstane trammelant rond de inzetbaarheid van een externe deskundige het gevolg was van miscommunicatie tussen DEME en de bedrijfsarts; (v) dat het inschakelen van de extern deskundige bedoeld was om de maximale inzetbaarheid van [appellant] te vergroten met het uiteindelijke doel een terugkeer naar zijn eigen functie, en (vi) dat [appellant] gegronde bezwaren tegen het rapport heeft.
grief 1in incidenteel appel betoogd dat [appellant] alsnog dient te worden veroordeeld tot betaling van € 2.547,92. Het bedrag bestaat uit de maandelijkse premie voor de tandartsverzekering en de fiscale bijtelling over de zorgverzekering van [appellant] . DEME is deze na de loonopschorting per 3 juni 2022 blijven doorbetalen, zonder dat deze betalingen met het loon konden worden verrekend.
grief 2in incidenteel appel komt DEME op tegen de overweging van de kantonrechter om de proceskosten in eerste aanleg te compenseren, omdat DEME geen proceskostenveroordeling heeft verzocht. Hoewel de kantonrechter in het dictum geen compensatie van de proceskosten heeft uitgesproken, ziet het hof aanleiding [appellant] in de proceskosten in eerste aanleg te veroordelen, nu hij volledig in het ongelijk is gesteld. Grief 2 in incidenteel appel slaagt dus.