ECLI:NL:GHAMS:2025:1122

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
200.326.097/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon voor schade door annulering evenementen als gevolg van coronamaatregelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van assurantietussenpersonen en beursmakelaars voor de schade die Friendly Fire c.s. heeft geleden door de annulering van evenementen als gevolg van de coronamaatregelen in 2020. Friendly Fire c.s., bestaande uit verschillende vennootschappen die evenementen organiseren, meende dat zij een doorlopende evenementenverzekering had en dat de assurantietussenpersoon en beursmakelaars tekortgeschoten waren in hun zorgplicht door geen dekking te bieden voor de schade die voortvloeide uit de annuleringen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen doorlopende verzekering bestond in 2020 en dat de betrokken partijen niet aansprakelijk waren voor de schade. Het hof oordeelde dat de zorgplicht van de assurantietussenpersoon niet was geschonden, omdat het niet voorzienbaar was dat de coronamaatregelen een dergelijke impact zouden hebben. De vorderingen van Friendly Fire c.s. zijn afgewezen, en het hof heeft de proceskosten aan de zijde van de gedaagden toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.326.097/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/700693/HA ZA 21-373
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 29 april 2025
in de zaak van
FRIENDLY FIRE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
INDIAN SUMMER FESTIVAL B.V.,
gevestigd te Langedijk,
TUCKERVILLE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellanten in principaal appel,
geïntimeerden in incidenteel appel,
advocaat: mr. M.M.N.C. Schellekens,
tegen

1.[geïntimeerde 1] .,

gevestigd te [plaats 1] ,
2. [geïntimeerde 2](voorheen genaamd: [geïntimeerde 2] ),
gevestigd te [plaats 2] ,
geïntimeerden in principaal appel,
appellanten in incidenteel appel,
advocaat: mr. M.H.S. Verhoeven.

3.[geïntimeerde 2] ,

gevestigd te [plaats 2] ,
geïntimeerde in principaal appel,
advocaat: mr. C. Banis.
Appellanten worden hierna (gezamenlijk in vrouwelijk enkelvoud) Friendly Fire c.s. genoemd. Geïntimeerden worden hierna respectievelijk [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
Friendly Fire c.s. organiseert concerten en andere evenementen. In 2020 is een groot aantal evenementen niet doorgegaan als gevolg van overheidsmaatregelen in verband met de corona-pandemie. Friendly Fire c.s. meende dat zij een doorlopende evenementenverzekering had, zodat zij voor de schade die daar voor haar uit is voortgevloeid verzekerd zou zijn. Als Friendly Fire c.s. geen doorlopende verzekering (en, dus geen verzekeringsdekking) had, is dat een gevolg van een zorgplichtschending van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 2] , volgens Friendly Fire c.s.
1.2.
Evenals de rechtbank wijst het hof de vorderingen van Friendly Fire c.s. af. Het hof kan niet vaststellen dat er in 2020 nog een doorlopende evenementenverzekering bestond en kan ook niet vaststellen dat [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] of [geïntimeerde 2] een zorgplichtschending kan worden verweten op grond waarvan zij aansprakelijk zouden zijn voor de schade die Friendly Fire c.s. stelt te hebben geleden.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Friendly Fire c.s. is bij dagvaarding van 13 maart 2023 in hoger beroep gekomen van de (tussen) vonnissen van 23 juni 2021, 27 oktober 2021, 2 maart 2022 en 14 december 2022 van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Friendly Fire c.s. als eiseres en [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] als gedaagden.
2.2.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven, met producties;
  • memorie van antwoord van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] , tevens memorie van grieven in
incidenteel appel, met producties;
  • memorie van Antwoord van [geïntimeerde 2] ;
  • memorie van antwoord in incidenteel appel van Friendly Fire c.s.
2.3.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 18 december 2024 laten toelichten door hun advocaten.
2.4.
Ten slotte is arrest bepaald.

3.Feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.2.
Friendly Fire, Indian Summer Festival en Tuckerville zijn aan elkaar gelieerde vennootschappen. Zij organiseren concerten, festivals en (andere) evenementen.
3.3.
[geïntimeerde 1] is assurantietussenpersoon. [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] houden zich als beursmakelaar bezig met de totstandkoming van verzekeringen, onder andere voor evenementen (hierna: evenementenverzekering). [geïntimeerde 2] is opgericht in december 2019. Zij is ontstaan als een joint venture tussen [geïntimeerde 2] en een andere vennootschap ( [geïntimeerde 2] ). De activiteiten op het gebied van evenementenverzekeringen, waaronder de activiteiten voor Friendly Fire c.s., zijn daarbij ondergebracht in [geïntimeerde 2] .
3.4.
Friendly Fire c.s. hebben [geïntimeerde 1] vanaf 2011 ingeschakeld om de door hen te organiseren evenementen door middel van een evenementenverzekering te verzekeren tegen het risico – voor zover voor dit geschil van belang – dat die evenementen geen doorgang kunnen vinden en geannuleerd moeten worden. Gelet op het grootschalige karakter van de evenementen die door Friendly Fire c.s. worden georganiseerd en de omvang van het daarmee samenhangende te verzekeren risico worden die evenementenverzekeringen veelal via de assurantiebeurs afgesloten. Daarbij neemt veelal een panel van verzekeraars een aandeel op de betreffende verzekering. Omdat voor het afsluiten van een verzekering via de assurantiebeurs de tussenkomst van een beursmakelaar vereist is, heeft [geïntimeerde 1] op enig moment [geïntimeerde 2] , en na de hiervoor genoemde joint venture, [geïntimeerde 2] als beursmakelaar ingeschakeld.
3.5.
Op 30 april 2014 schreef [geïntimeerde 1] aan Friendly Fire c.s.:
“[…]
Bijgaand de offerte Evenementenverzekering en Aansprakelijkheidsverzekering.
De premie van evenementen is verlaagd naar 0,65% en dat mag je voor alle evenementen incl. slechtweer gaan voeren. Wordt dus een soort doorlopend contract. 1 Voorbehoud is dat Nationale Nederlanden ook nog akkoord moet geven. (tot nu toe is 0,70% akkoord, maar ik wil 0,65%). Een laatste stukje strijd dus.
Materiaal dekking heb ik ook behoorlijk verlaagd naar 0,3% en een verlaagd eigen risico naar 500,00 euro. Ik heb als voorbeeld 1.000.000,00 euro als Materiaal geoffreerd.
Ik heb de aansprakelijkheidsverzekering ook apart geoffreerd, en stel voor om daar een doorlopende jaarpolis van te maken. Premie 0,75% over de kosten van het evenement. Grote voordeel is dat je dit per evenement kunt doorbelasten. Grote evenementen zijn ongeveer even duur maar vooral de kleinere concerten zijn veel voordeliger. Grote voordeel is het hele jaar standaard dekking en dat je ook je gewone bedrijfsaansprakelijkheid en werkgeversaansprakelijkheid (richting personeel) meteen meeverzekerd hebt..
Ik weet zeker dat (vooral als de 0,65% akkoord is) je hiermee het scherpste en beste product uit de Nederlandse markt heb, met de service van een goeie tussenpersoon uit de buurt, haha.[…]”
3.6.
De offerte hield in:

Soort verzekering : Doorlopende Evenementenverzekering
Verzekeringnemer /
Verzekerde : Friendly Fire B.V. en/of gelieerde bedrijven
Evenement : alle Evenementen van verzekeringnemer, met name:
Indian Summer dd. 14,15 juni 2014
Best Kept Secret dd. 20,21,22 juni 2014
[…]
Algemene voorwaarden : Evenementenverzekering [geïntimeerde 2] 2011.
[…]
Bijzonderheden : Premie geldt voor alle evenementen georganiseerd door verzekeringsnemer.[…]”
3.7.
Op 1 mei 2014 schreef [geïntimeerde 1] aan Friendly Fire c.s.:
“[…]
Ik heb na akkoord van Delta Lloyd ook akkoord van Nationale Nederlanden gekregen. Dat betekent dat het grootste deel van de dekking geregeld is, en ik mag het dus officieel offreren.
Ik weet zeker dat je hiermee de scherpste deal uit de Nederlandse markt heb gecombineerd met de best mogelijke voorwaarden. Bij de Evenementenverzekering zijn andere evenementen meeverzekerd nadat je ze bij ons heb aangemeld. Bij de Aansprakelijkheidsverzekering zijn alle evenementen automatisch meeverzekerd en wordt er aan het einde van het kalenderjaar naverrekend.
Ik bevestig hierbij dat er over maximaal 6mln. Kosten (van evenementen) wordt naverrekend.[…]”
3.8.
De op 20 mei 2014 gedateerde polis (polisblad nr. 1), met polis/VNAB [nummer 3] vermeldt als ingangsdatum 19 mei 2014 en als termijn “
12 maanden doorlopend”. : Ook vermeldt de polis: “
Soort verzekering : Doorlopende Evenementenverzekering”. Een nieuw polisblad is afgegeven op 29 juli 2014, nadat ook dekking voor ongevallen was meeverzekerd.
3.9.
Een op 29 december 2015 gedateerde polis (polisblad nr. 3) met polis-/VNAB [nummer 3] , vermeldt als ingangsdatum 19 mei 2014, als mutatiedatum 1 januari 2016 en als termijn “
12 maanden doorlopend”. Ook vermeldt de polis: “
Soort verzekering : Evenementenverzekering[…]
Evenement : Indian Summer[…]
Best Kept Secret[…]
9 Bosconcerten[…]” en: “
Reden van afgifte : Continuatie per januari 2016.
3.10.
Een op 7 juni 2016 gedateerde polis (met polis-/VNAB [nummer 3] ) vermeldt “
Reden van afgifte : Royement per 1-1-2015.
Evenementen 2015 en 2016 via aparte polissen.
3.11.
Een op 29 juni 2016 gedateerde polis (met polis/VNAB [nummer 1] vermeldt als ingangsdatum 20 mei 2016 en als einddatum 15 september 2016, als mutatiedatum 1 januari 2016 en als termijn “
12 maanden doorlopend”. Ook vermeldt de polis: “
Soort verzekering : Doorlopende Evenementenverzekering[…]Evenement : Alle evenementen georganiseerd door verzekeringnemer[…]”
3.12.
Een op 26 juni 2017 gedateerde polis (met polis/VNAB [nummer 2] ) vermeldt als ingangsdatum 5 juni 2017 en als einddatum 1 januari 2018. Ook vermeldt de polis:
Soort verzekering : Evenementenverzekering[…]
Evenementen : Best Kept Secret[…]
Blink-182 Ahoy[…]
Indian Summer[…]
Bosconcerten Volgt[…]
Tuckerville 2 september 2017” en zijn onder de verzekerde sommen geen bedragen ingevuld voor “
Bos concerten” en “
Tuckerville”.
3.13.
Op 26 juli 2017 schreef [geïntimeerde 1] aan Friendly Fire c.s.: “Z
ijn er nog bosconcerten te verzekeren dit jaar?”. Friendly Fire c.s. schreef daarop terug: “
Zeker, een hele rits:” met een lijst van elf bosconcerten, waarvan er op dat moment twee: “Lucky Chops” op 10 juli en Walk Off The Earth” op 22 juli al hadden plaatsgevonden. Het polisblad nr. 3 van de Evenementenverzekering (gedateerd op 7 augustus 2017), vermeldt als mutatiedatum 28 juli 2017 en daarop zijn negen bosconcerten verzekerd, waaronder niet de twee bosconcerten die al hadden plaatsgevonden.
3.14.
Op 9 augustus 2017 schreef Friendly Fire c.s. aan [geïntimeerde 1] : “
Heb jij voor Tuckerville nog verzekerde bedragen nodig of doen we dat achteraf?” [geïntimeerde 1] schreef op 10 augustus 2017 terug: “
Als je indicaties hebt dan ontvang ik ze graag. Ik neem aan Produktiekosten, Materiaal en evt. Ongevallen?” Op 18 augustus 2017 gaf Friendly Fire c.s. de te verzekeren bedragen door. Friendly Fire c.s. sloot die mail af met : “
Ik zie de bevestiging graag nog even tegemoet.” Op 28 augustus 2017 schreef Friendly Fire c.s. aan [geïntimeerde 1] : “
Kun je nog een knikje geven dat het zo in dekking is?[…]” Het polisblad nr. 4 van de evenementenverzekering (gedateerd op 22 augustus 2017), vermeldt als mutatiedatum 22 augustus 2017 en daarop staan onder “
Verzekerde sommen” voor “
Tuckerville” de opgegeven verzekerde bedragen vermeld.
3.15.
Een op 20 juli 2018 gedateerde polis (met polis-/VNAB [nummer 4] ) vermeldt als ingangsdatum 1 juni 2018, als mutatiedatum 1 mei 2018 en als einddatum in 1 januari 2019. Ook vermeldt de polis:
“[…]
Evenementen : Best Kept Secret op 8, 9 en 10 juni 2018
Strange Sounds From Beyond – NDSM op 23 en 24 juni 2018
Indian Summer op 29 en 30 juni 2018
Kensington – Arena op 14 juli 2018
19 Bos concerten van 6-5-2018 t/m 27-8-2018
Tuckerville op 1 september 2018
AMCAT – Westergasfabriek Volgt (december 2018)[…]”
3.16.
Op 13 februari 2019 schreef [geïntimeerde 1] aan Friendly Fire c.s.: “
Zoals elk jaar rond deze tijd ben ik benieuwd of je mij info kan sturen over de planning komend jaar:”. Op 5 maart 2019 stuurde Friendly Fire c.s. een lijst naar [geïntimeerde 1] , met daarop onder meer een evenement dat gepland stond op 6 maart. [geïntimeerde 1] heeft die lijst dezelfde dag doorgestuurd naar [geïntimeerde 2] . Op 8 en 21 maart 2019 verzocht [geïntimeerde 2] [geïntimeerde 1] om meer informatie. Op 13 juni 2019 mailde Friendly Fire c.s. aan [geïntimeerde 1] een gespreksverslag met als inhoud onder meer “
Verder besproken dat we een google doc ding gaan maken.” Op 20 juni 2019 schreef [geïntimeerde 2] aan [geïntimeerde 1] : “
Zoals besproken zitten wij nog op de informatie te wachten.[…]
Voor 2020 moeten we het echt anders aanpakken. […]”
3.17.
De op 11 juli 2019 gedateerde polis (met polis- en VNAB [nummer 5] ) vermeldt als ingangsdatum 5 maart 2019 en als einddatum 1 januari 2020.
3.18.
Op 31 januari 2020 zond [geïntimeerde 1] een dekkingsbevestiging aan Friendly Fire c.s., voor een concert van Bon Iver dat op 24 april 2020 zou plaatsvinden.
3.19.
Op 14 februari 2020 zond Friendly Fire c.s. aan [geïntimeerde 1] :
“[…]
Als net besproken, dit is wat we komende maanden hebben staan:
- 21 Februari, [naam 1] , [bedrijf 1] [plaats 2] . Kosten 340.000 Euro, Fee 440.000 Euro
- 13 Maart, An Evening With Whitney, [bedrijf 2] , [plaats 2] . Kosten 120.000 Euro, Fee 30.000 Euro.
- 15 Maart, Blue Planet II Live, [bedrijf 1] , [plaats 2] . Kosten 230.000 Euro, Fee 50.000 Euro
- 26 Maart, [naam 2] , [bedrijf 1] , [plaats 2] . Kosten 290.000 Euro, Fee 175.000
Euro
Vanaf April kijken we later wel naar.[…]”
3.20.
Dat bericht heeft [geïntimeerde 1] op 18 februari 2020doorgezet naar [geïntimeerde 2] . Een op 27 maart 2020 afgegeven polisblad, voor de verzekering van het concert van [naam 1] op 21 maart 2020, vermeldt een ingangsdatum van 18 februari 2020. Op 20 februari 2020 meldde Friendly Fire c.s. aan [geïntimeerde 1] dat het concert van [naam 1] geannuleerd is.
3.21.
Op 24 februari 2020 stuurde Friendly Fire c.s. aan [geïntimeerde 1] een lijst met de geplande evenementen vanaf 1 april 2020. Op 2 maart 2020 stuurde [geïntimeerde 1] die lijst, aangevuld met drie festivals, door naar [geïntimeerde 2] . Op 4 maart 2020 is er tussen Friendly Fire c.s. en [geïntimeerde 1] whatsapp contact geweest, over dekking voor schade door een epidemie. Friendly Fire c.s. meldde dat een branchegenoot ( [naam 3] ) een annuleringsregeling aanbood in het geval van annulering als gevolg van een epidemie, waaruit Friendly Fire c.s. afleidde dat die branchegenoot daarvoor verzekeringsdekking had verkregen. [geïntimeerde 1] schreef daarop terug:

Zij zitten bij zelfde makelaar als jullie KlapNoRisk. Heb gisteren nog contact gehad over nieuwe jaarcontract en had toen ook wel het gevoel dat het voor jullie dezelfde kant op gaat. In principe zelfde doorlopende contract. Ook over aansprakelijkheid gesproken en gaan nu offerte maken die gebaseerd op bezoekers. Komt dan waarschijnlijk helemaal goed uit
3.22.
De door Friendly Fire c.s. geplande evenementen voor 2020 zijn geannuleerd als gevolg van overheidsmaatregelen naar aanleiding van de corona-epidemie. Friendly Fire c.s. heeft hierdoor schade geleden. Geen verzekeraar is overgegaan tot het doen van een uitkering hiervoor.

4.Het geschil in eerste aanleg en hoger beroep

4.1.
Friendly Fire c.s. heeft in eerste aanleg (in de hoofdzaak) gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. te verklaren voor recht dat Friendly Fire c.s. een rechtstreekse vordering tot uitkering hebben op [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 2] uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst;
subsidiair aan I:
II. te verklaren voor recht:
a. dat [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 2] tegenover Friendly Fire c.s. toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van hun contractuele verplichtingen en/of buitencontractuele verplichtingen:
(i) door na te laten voor de schade-afhandeling met de verzekeraars zorg te dragen, en in dat kader onder meer van de betrokken verzekeraars vaststelling van en uitkering aan Friendly Fire c.s. te eisen met betrekking tot de in 2020 geleden schade;
en/of:
(ii) door de op hen rustende verplichtingen niet na te komen om verzekeringsdekking voor 2020 in stand te houden of opnieuw tot stand te brengen;
en/of:
(iii) door na te laten te waken voor de belangen van Friendly Fire c.s., o.a. door hen niet tijdig opmerkzaam te maken op feiten die gevolgen kunnen hebben voor haar verzekeringsdekking dan wel zich niet tijdig te laten informeren naar relevante feiten, teneinde te trachten het resultaat te bereiken dat Friendly Fire c.s. ook in 2020 verzekerd zijn;
b. dat [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 2] aansprakelijk zijn voor de schade die Friendly Fire c.s. hierdoor hebben geleden;
alsmede:
III. [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 2] te veroordelen tot vergoeding van die schade,
a. bestaande uit:
- € 7.142.347,00 aan hoofdsom wegens de schade door annuleringen in 2020;
- € 11.652,30 aan kosten ter vaststelling van de schade;
- € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
b. subsidiair: nader op te maken bij staat;
subsidiair aan III:
IV. [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 2] te veroordelen tot nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst onder I; op straffe van verbeurte van een dwangsom;
meer subsidiair:
V. een beslissing te nemen die rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, zoveel mogelijk in lijn met het gevorderde;
in alle gevallen:
VI. [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 2] te veroordelen in de kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
VII. de veroordelingen ten aanzien van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 2] hoofdelijk uit te spreken.
4.2.
Friendly Fire c.s. heeft in eerste aanleg (in het incident) gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 2] te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het vonnis tot het verstrekken van afschriften van de volledige polisdossiers die betrekking hebben op Friendly Fire c.s., dit op straffe van verbeurte van een dwangsom per dag dat gedaagden in dit incident na betekening van het vonnis in gebreke blijven om aan het vonnis te voldoen;
althans zodanige beslissing te nemen die de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, dit zoveel mogelijk in lijn met het hier gevorderde en het in dit incident gestelde;
- [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 2] te veroordelen in de kosten van dit incident.
4.3.
De rechtbank heeft in de hoofdzaak de primaire vordering van Friendly Fire c.s. afgewezen, kort samengevat omdat niet (voldoende) onderbouwd is dat er een verzekeraar tot uitkering gehouden is. De subsidiaire vorderingen zijn afgewezen omdat het risico dat een nieuwe dekkingsuitsluiting in verband met de corona-epidemie zou worden bedongen een uitzonderlijk en onvoorzien risico was, zodat [geïntimeerde 1] niet gehouden was Friendly Fire c.s. daarvoor te waarschuwen of te behoeden. De rechtbank heeft in het incident de inzage vordering afgewezen wegens gebrek aan belang bij inzage in de gehele inhoud van de polisdossiers. Friendly Fire c.s. is in de proceskosten van de eerste aanleg veroordeeld.
4.4.
In hoger beroep vordert Friendly Fire c.s. dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen, met veroordeling van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] om terug te betalen wat Friendly Fire c.s. uit hoofde van het bestreden vonnis aan hen heeft betaald, met veroordeling van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] in de proceskosten van beide instanties.

5.Beoordeling

5.1.
Friendly Fire c.s. voert zeven grieven aan tegen het eindvonnis van de rechtbank van 14 december 2022. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] voeren in incidenteel hoger beroep twee grieven tegen dat vonnis aan. Friendly Fire c.s. komt met
grief Iin het principaal hoger beroep op tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, en datzelfde doen [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] met hun
grief 1in het incidenteel hoger beroep. Beide grieven falen bij gebrek aan belang, nu het hof zelf de relevante feiten heeft vastgesteld waarbij met de bezwaren van partijen rekening is gehouden.
Grief II (rechtstreeks vorderingsrecht)
5.2.
Friendly Fire c.s. stelt dat zij een rechtstreeks vorderingsrecht (het hof begrijpt: uit een verzekeringsovereenkomst) heeft op [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] . Friendly Fire c.s. beroept zich op artikel 11.3 van de Algemene Voorwaarden Evenementenverzekering [geïntimeerde 2] (2011). Zij stelt dat zij dacht dat een evenementenverzekering (nog) bestond in 2020, waarop deze voorwaarden van toepassing zouden zijn. Haar veronderstelling baseert zij op berichten die zij van [geïntimeerde 1] ontving.
5.3.
[geïntimeerde 1] heeft gemotiveerd betwist dat zo’n verzekering nog bestond in 2020. De doorlopende evenementenverzekering is per 2015 geroyeerd en Friendly Fire c.s. heeft het bericht daarover ontvangen, aldus [geïntimeerde 1] . Op haar beurt betwist Friendly Fire c.s. niet gemotiveerd dat de doorlopende evenementverzekering is geroyeerd. Zij betwist wel dat ze het bericht daarover heeft ontvangen en zij betwist dat ze (voldoende) is voorgelicht over de gevolgen daarvan.
5.4.
Het hof overweegt als volgt. Blijkens het polisblad van 7 juni 2016 is de doorlopende evenementenverzekering per 1 januari 2015 geroyeerd (zie rov. 3.10). Sinds 2016 werden, zo volgt uit de in rov. 3.11-3.19 vermelde feiten, steeds nieuwe verzekeringen afgesloten, waarbij ook steeds een einddatum op de polis vermeld stond. Friendly Fire c.s. betwist ook niet (voldoende gemotiveerd) dat zij die verschillende polissen ontvangen heeft. De laatste verzekering uit 2019 (zie onder 3.17 hiervoor) vermeldt ook een einddatum van 1 januari 2020.
5.5.
Dat betekent dat de stellingen van Friendly Fire c.s. niet voldoende zijn om aan te kunnen nemen dat in 2020 nog een doorlopende verzekering bestond, nog daargelaten of (zoals Friendly Fire c.s. stelt, maar [geïntimeerde 1] betwist) uit hoofde van zo’n doorlopende overeenkomst (automatisch) dekking zou bestaan voor de in 2020 en daarna geannuleerde evenementen. Het betoog van Friendly Fire c.s. houdt in dat zij
dachtdat er een doorlopende verzekering bestond, maar die gedachte is blijkens de feiten onjuist. Die onjuiste veronderstelling wijt Friendly Fire c.s. aan een beroepsfout van [geïntimeerde 1] , maar ook als dat juist zou zijn – waarover hierna – kan het hof niet inzien hoe dat ertoe zou kunnen leiden dat er tussen Friendly Fire c.s. en verschillende onbekende verzekeraars – die geen rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de onjuiste veronderstelling die bij Friendly Fire c.s. bestond en ook geen partij zijn bij dit geschil – een verzekeringsovereenkomst is tot stand gekomen of is blijven gelden. Bovendien ziet het beding waarop Friendly Fire c.s. zich beroept op de situatie waarin [geïntimeerde 2] een uitkering (voor Friendly Fire c.s.) van de (een) verzekeraar(s) heeft ontvangen. Die situatie doet zich hier niet voor. Het artikel is dus niet van toepassing en kan daarom niet als rechtsgrond gelden voor een betalingsverplichting van [geïntimeerde 2] zonder dat een verzekeraar ten behoeve van Friendly Fire c.s. heeft uitgekeerd, laat staan dat sprake is van een betalingsverplichting van [geïntimeerde 1] of [geïntimeerde 2] . De primaire vordering van Friendly Fire c.s. is daarom niet op deze grondslag toewijsbaar. Grief II slaagt niet.
5.6.
Het hof stelt zodoende vast dat de verzekering zoals Friendly Fire c.s. die (stelt dat zij die) had gewild, niet is afgesloten. Het hof moet hierna, op basis van de verwijten die Friendly Fire c.s. aan [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] maakt, onderzoeken of [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] of [geïntimeerde 2] schadeplichtig zijn jegens Friendly Fire c.s. Het hof zal eerst de subsidiaire grondslag van vorderingen tegen [geïntimeerde 1] behandelen (zie hierna onder 5.7 e.v.), daarna grief 2 in het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde 1] (zie hierna onder 5.22). Vervolgens zal het hof de vorderingen tegen [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] behandelen (zie hierna onder 5.24). Tot slot zal het hof de twee grieven behandelen die zien op de beslissing over de aansprakelijkheid voor de schade die het gevolg is van het annuleren van het concert van [naam 1] en op de afwijzing van de 843a Rv vordering van Friendly Fire c.s.
Grieven III, IV en V ( [geïntimeerde 1] )
5.7.
De zorgplicht van een assurantietussenpersoon houdt in dat hij tegenover zijn opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Tot deze taak behoort in beginsel ook dat – kort gezegd – de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben. Daarbij gaat het om feiten en omstandigheden die aan de assurantietussenpersoon bekend zijn of die hem redelijkerwijs bekend behoorden te zijn (HR 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0122). De reikwijdte van de op de assurantietussenpersoon rustende zorgplicht is afhankelijk van de aard en inhoud van de opdracht, de belangen van de cliënt voor zover die kenbaar zijn voor de tussenpersoon en de overige omstandigheden van het geval.
5.8.
Volgens Friendly Fire c.s. heeft [geïntimeerde 1] haar zorgplicht geschonden, doordat:
[geïntimeerde 1] niet tijdig dekking heeft aangevraagd voor de evenementen die in 2020 gepland stonden,
[geïntimeerde 1] Friendly Fire c.s. niet gewaarschuwd heeft dat verzekeraars jaarlijks nieuwe uitsluitingsgronden konden bedingen, zodat Friendly Fire c.s. niet op de hoogte was van de essentialia van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden en
[geïntimeerde 1] niet voorkomen heeft dat de verzekeraars zich op een (nieuwe) uitsluitingsgrond zouden kunnen beroepen.
Niet onvoldoende voortvarend gehandeld in 2020
5.9.
Friendly Fire c.s. stelt dat [geïntimeerde 1] aansprakelijk is, doordat zij in 2020 niet voldoende voortvarend gehandeld heeft. Friendly Fire c.s. verwijt [geïntimeerde 1] in de eerste plaats dat niet (ieder jaar, maar in ieder geval voor 2020) een doorlopende verzekering is afgesloten. In dat geval zouden de verzekeraars zich – aldus Friendly Fire c.s. – niet op een corona-uitsluiting hebben kunnen beroepen.
5.10.
Het hof overweegt als volgt. Friendly Fire c.s. gaat uit van een evenementenverzekering waarbij de dekkingsvoorwaarden vooraf zouden worden vastgelegd, dat wil zeggen: op het moment van sluiten van de verzekeringsovereenkomst en waarbij de verzekeraar zonder meer gehouden zou zijn om – na aanmelding van een evenement – de risico’s daarvan te verzekeren. [geïntimeerde 1] betwist gemotiveerd dat zo’n verzekering bestaat voor evenementen zoals Friendly Fire c.s. die wil(de) verzekeren. Door Friendly Fire c.s. is onvoldoende onderbouwd dat er verzekeringen bestaan waarbij een of meer verzekeraars risico’s van dergelijke omvang willen verzekeren, zonder de mogelijkheid te hebben om voorafgaand aan ieder concreet evenement, bij aanmelding van het risico, het risico niet of alleen onder voorwaarden of beperkingen te accepteren. Het onder 11 van de pleitaantekeningen in hoger beroep genoemde product van de Goudse bijvoorbeeld biedt, zo constateert het hof, wel een verzekering voor alle (niet afzonderlijk aan te melden) evenementen, maar de dekking gaat niet verder dan € 25.000,00 per evenement. Dat verzekeraars bij aanmelding van het te verzekeren risico dat risico niet of alleen onder voorwaarden bereid zijn te accepteren was – ook toen er nog wel sprake was van een doorlopende verzekering – ook de praktijk. Er werd ieder jaar een nieuwe verzekeringspolis afgegeven waarop steeds concrete door Friendly Fire c.s. opgegeven evenementen stonden genoemd. Onvoldoende onderbouwd is dat Friendly Fire c.s. mocht denken dat zij “automatisch” dekking onder een verzekering had voor andere, nog niet gemelde evenementen, laat staan voor evenementen die zij eventueel ook nog achteraf kon aanmelden. Uit de stukken blijkt alleen van een melding van 11 bosconcerten in 2017, waarvan er op dat moment al twee waren geweest (zie onder 3.13 hiervoor). Die twee bosconcerten zijn niet opgenomen op de daarna afgegeven polis: van automatische dekking van achteraf aangemelde evenementen is niet gebleken. Ook vroeg Friendly Fire c.s. aan [geïntimeerde 1] op 28 augustus 2017 expliciet of het concert Tuckerville, dat plaats zou vinden op 2 september 2017 verzekerd was (zie onder 3.14 hiervoor). Daaruit blijkt dat zij (toen) begreep dat dekking onder de verzekering niet “automatisch” was. Voor verschillende verzekeringen werd kennelijk ook de hoogte van het verschuldigde premiebedrag achteraf berekend over de opgegeven evenementen en achteraf in rekening gebracht, maar dat betekent niet dat Friendly Fire c.s. mocht denken dat zij ook achteraf evenementen mocht melden en dat er dan met terugwerkende kracht een verzekering zou hebben gegolden. Als Friendly Fire c.s. al meende dat zij nadat het evenement al had plaatsgevonden nog dekking voor dat evenement kon verkrijgen, stelt zij daartoe onvoldoende feiten en omstandigheden waaruit volgt dat die misvatting het gevolg is van onjuiste of onvoldoende voorlichting van [geïntimeerde 1] . Ook als een doorlopende evenementenverzekering voor het jaar 2020 eerder zou zijn afgesloten, zou daarvoor gelden dat de concrete evenementen ter verzekering aangeboden moeten worden of moeten worden aangemeld (zie ook het 3.7 aangehaalde bericht aan Friendly Fire c.s.) . Het betoog dat de verzekeraars op dat moment niet (meer) bevoegd zouden zijn om concrete uitsluitingen te bedingen, volgt het hof niet. Onvoldoende weersproken is dat verzekeraars bevoegd waren om dekking voor een concreet evenement te weigeren, ook bij een verzekering met de looptijd van een jaar. Daaruit volgt naar het oordeel van het hof dat de verzekeraars ook de mogelijkheid hadden om dekking te weigeren, tenzij Friendly Fire c.s. akkoord zou gaan met bepaalde uitsluitingen, in aansluiting op de in de toepasselijke voorwaarden geformuleerde uitsluitingen. Onweersproken stelt [geïntimeerde 1] (CvA onder 50) dat alle verzekeraars vanaf 27 februari 2020 de corona-uitsluiting hanteerden. Alleen als [geïntimeerde 1] gehouden was om de evenementen vóór 27 februari 2020 aan te bieden, kan er sprake zijn van causaal verband tussen die (gestelde) zorgplichtschending en het feit dat de verzekeraars dekking hebben geweigerd met een beroep op de corona-uitsluiting.
5.11.
Friendly Fire c.s. betoogt dat als er al niet per 1 januari 2020 een doorlopende verzekering afgesloten had moeten worden, [geïntimeerde 1] in ieder geval eerder bij haar had moeten vragen naar de geplande evenementen, zodat de evenementen verzekerd zouden zijn geweest voordat de verzekeraars de corona-uitsluiting zouden hebben bedongen.
5.12.
Het hof oordeelt als volgt. Op 14 februari 2020 heeft Friendly Fire c.s. de gegevens van vier concerten doorgegeven aan [geïntimeerde 1] , waarna [geïntimeerde 1] dit op 18 februari heeft doorgegeven aan [geïntimeerde 2] . Het concert van [naam 1] dat op 21 februari 2020 zou plaatsvinden is door [geïntimeerde 1] ter verzekering aangeboden. Over de afwikkeling van de annulering van dat concert, bestaat een geschil dat los staat van corona-maatregelen (zie hierna onder 5.31). De overige drie concerten zouden plaatsvinden vanaf 13 maart 2020. Gelet op de omstandigheid dat Friendly Fire c.s. die concerten pas op 14 februari 2020 bij [geïntimeerde 1] had gemeld en [geïntimeerde 1] deze op 18 februari 2020 heeft doorgestuurd naar [geïntimeerde 2] kan het hof zonder nadere concrete onderbouwing – die ontbreekt – niet inzien dat [geïntimeerde 1] door niet voortvarend genoeg te handelen een zorgplicht heeft geschonden, als gevolg waarvan de verzekeraars op 27 februari 2020 die evenementen nog niet in verzekering hadden genomen.
5.13.
Friendly Fire c.s. heeft op 24 februari 2020 het overzicht van de kosten en de fees van de evenementen die vanaf 1 april 2020 zouden plaatsvinden, doorgegeven aan [geïntimeerde 1] , waarna [geïntimeerde 1] deze evenementen heeft doorgestuurd naar [geïntimeerde 2] Dat eerder door [geïntimeerde 1] voor een enkel concert op een zeer korte termijn dekking is gerealiseerd, betekent niet dat [geïntimeerde 1] op grond van de op haar rustende zorgplicht gehouden was om ook in dit concrete geval al binnen drie dagen na de email van Friendly Fire c.s. te bewerkstelligen dat voor deze concertreeks verzekeringsovereenkomsten zouden worden afgesloten. . Hierbij heeft Friendly Fire c.s. niet toegelicht welke termijn(en) [geïntimeerde 1] bij het doorsturen van aangemelde evenementen had moeten hanteren en waarop een dergelijke verplichting is gebaseerd. Ook in zoverre valt zonder nadere concrete onderbouwing – die ontbreekt – niet in te zien dat [geïntimeerde 1] door niet voortvarend genoeg te handelen een zorgplicht heeft geschonden, als gevolg waarvan de verzekeraars op 27 februari 2020 die evenementen nog niet in verzekering hadden genomen.
5.14.
Het meer verstrekkende verwijt is dat [geïntimeerde 1] eerder informatie over de evenementen had moeten opvragen bij Friendly Fire c.s., zodat de verzekering van die evenementen vóór 27 februari 2020 rond zou zijn geweest. Het betoog komt er in de kern op neer dat uit de zorgplicht voor een assurantie tussenpersoon of beursmakelaar volgt dat het een verplichting is om zo vroeg mogelijk een verzekering af te sluiten om te voorkomen dat een nadelige wijziging in de relevante polisvoorwaarden wordt bedongen. Friendly Fire c.s. onderbouwt onvoldoende dat en wanneer [geïntimeerde 1] er concreet rekening mee had moeten houden dat zo’n nadelige wijziging, waarbij alle (relevante) verzekeraars een nieuw uitsluitingsbeding gaan hanteren zich zou kunnen voordoen. Zij kan ook geen ander voorbeeld dan de corona-pandemie aanhalen en wijst er slechts op dat de theoretische mogelijkheid altijd bestaat. Dat [geïntimeerde 1] niet anticipeerde op een uitzonderlijk risico als de corona-pandemie – een risico dat zich niet eerder in deze omvang heeft voorgedaan – kon in redelijkheid door haar niet worden voorzien en is daarom niet voldoende om een fout van [geïntimeerde 1] aan te nemen. Het onvoorspelbare karakter van de corona-epidemie en de daarmee samenhangende beperkende overheidsmaatregelen waren omstandigheden die vóór 27 februari 2020 naar het oordeel van het hof in redelijkheid niet voorzienbaar konden zijn voor [geïntimeerde 1] . [geïntimeerde 1] is dan ook niet tekortgeschoten in een op haar rustende zorgplicht door niet te anticiperen op een risico dat zij niet kon en hoefde te voorzien. Zij hoefde Friendly Fire c.s. dus ook niet te waarschuwen voor de mogelijkheid van een corona-uitsluiting bij de verzekering van toekomstige evenementen.
5.15.
Voor zover Friendly Fire c.s. meent dat dit oordeel is gebaseerd op de regeling voor wijziging van een overeenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in art. 6:258 BW, is dat onjuist. Het gaat hier om de vraag of op [geïntimeerde 1] jegens Friendly Fire c.s. een zorgplicht rustte die inhield dat zij voor dit risico – waardoor de schade is ontstaan – diende te waarschuwen, en niet om wijziging of ontbinding van een overeenkomst op grond van art. 6:258 BW.
5.16.
Friendly Fire c.s. stelt dat zij niet begrepen heeft dat zij geen dekking had voordat zij een evenement meldde bij [geïntimeerde 1] (en [geïntimeerde 1] vervolgens via [geïntimeerde 2] of [geïntimeerde 2] succesvol het evenement bij een verzekeraar in dekking had gegeven). Volgens Friendly Fire c.s., had [geïntimeerde 1] voldoende inzicht in de geplande evenementen en had [geïntimeerde 1] daarom bij Friendly Fire c.s. erop moeten aandringen dat evenementen eerder werden gemeld, zoals ook blijkt uit het bericht van [geïntimeerde 2] in 2019 aan [geïntimeerde 1] .(zie onder 3.16 hiervoor) Friendly Fire c.s. zou dat zeker hebben gedaan en dan zouden ook de evenementen die zouden plaatsvinden in 2020 eerder zijn gemeld bij [geïntimeerde 1] en daarna verzekerd zijn geweest, voordat de corona-uitsluiting van kracht werd.
5.17.
Het hof overweegt als volgt. Friendly Fire c.s. meldde sommige evenementen slechts zeer kort voor het plaatsvinden van het evenement. De rechtbank overwoog hierover onbestreden in rov. 4.7 van het eindvonnis “
dat de aanmelding van concerten door Friendly Fire c.s. bij [geïntimeerde 1] ten einde verzekeringsdekking voor die concerten te verkrijgen nogal willekeurig verliep”. Friendly Fire c.s. betoogt dat dit late aanmelden een gevolg was van een zorgplichtschending door [geïntimeerde 1] , met name onvoldoende voorlichting door [geïntimeerde 1] , maar het hof volgt Friendly Fire c.s. daarin niet.
5.18.
Friendly Fire c.s. stelt dat zij voor haar evenementen ook al kosten maakte, in de periode voordat zij die evenementen meldde bij [geïntimeerde 1] . Als in die periode, voorafgaand aan de melding, een probleem ontstaat, waardoor uiteindelijk het evenement geannuleerd wordt, zijn die gemaakte kosten niet gedekt. De verzekeraars zullen in dat geval immers dekking weigeren omdat er geen sprake (meer) is van een onzeker voorval. Dat risico volgt echter uit de aard van de verzekeringsovereenkomst en moet ook redelijkerwijs voor Friendly Fire c.s. kenbaar zijn geweest. Dat Friendly Fire c.s. niet begreep dat zij niet verzekerd was voor risico’s die zich zouden verwezenlijken voordat zij een evenement had aangemeld, acht het hof niet geloofwaardig. Friendly Fire is een professionele onderneming die gedurende vele jaren risico’s met grote financiële belangen heeft verzekerd en die zich heeft moeten realiseren dat het van belang was te verzekeren risico’s – onzekere voorvallen – tijdig bij haar assurantietussenpersoon ter dekking aan te melden en dat wanneer zich voor dat moment een onzeker voorval heeft voorgedaan daarvoor achteraf geen dekking meer kan worden verkregen. Een bericht zoals Friendly Fire dat op 28 augustus 2017 aan [geïntimeerde 1] heeft verstuurd (hierboven aangehaald onder 3.14) wijst erop dat Friendly Fire zich daarvan ook wel bewust was; de (te) late aanmelding van het concert van [naam 1] (toen de artiest al ziek was) is onvoldoende aanwijzing om aan te nemen dat dit besef bij Friendly Fire ontbrak. Friendly Fire c.s. hebben ook onvoldoende gemotiveerd waarom het risico dat de gemaakte kosten bij een late aanmelding onverzekerd waren voor haar onaanvaardbaar was en dat zij, bij een juiste voorlichting altijd in een heel vroeg stadium zou hebben aangemeld. Haar stelling dat annuleringen vaak ruim voor een evenement plaatsvinden is niet ontoereikend. Zij wordt bovendien weersproken door [geïntimeerde 1] die daarbij nog aanvoert dat late aanmeldingen in de evenementenbranche niet ongebruikelijk zijn, dat Friendly Fire c.s. veel evenementen in het geheel niet aanmeldde en dat voor niet aangemelde en dus onverzekerde evenementen ook geen premie wordt betaald. Het is dan, zo concludeert het hof, geenszins uit te sluiten dat Friendly Fire c.s. haar late aanmeldingen niet uit onwetendheid heeft gedaan, maar op basis van een (voortdurende) afweging en dat zij pas op het moment van aanmelding, gelet op de toen gemaakte en nog te maken kosten en het risico van een annulering, een verzekering wenselijk achtte en zij de daarmee gemoeide premiekosten wilde maken. Het hof acht ook onvoldoende onderbouwd dat [geïntimeerde 1] op de hoogte was of kon zijn van de planning en kosten van de evenementen van Friendly Fire c.s. dat [geïntimeerde 1] op grond van een zorgplicht gehouden was eerder of meer informatie op te vragen dan zij heeft gedaan.
5.19.
Dat betekent dat Friendly Fire c.s. onvoldoende heeft onderbouwd dat [geïntimeerde 1] op dit punt een fout heeft gemaakt en ook niet voldoende heeft onderbouwd dat die gestelde fout in causaal verband staat met de schade die het gevolg is van het feit dat de verzekeringsdekking niet vóór 27 februari 2020 tot stand is gekomen. Het hof kan dus niet vaststellen dat [geïntimeerde 1] op het desbetreffende punt een fout heeft gemaakt noch dat sprake is van causaal verband.
5.20.
Grieven III, IV en V in het principaal hoger beroep slagen daarom niet, voor zover die zich richten tegen de afwijzing van de vordering jegens [geïntimeerde 1] .
Bon Iver
5.21.
Uit de feitenvaststelling in eerste aanleg blijkt dat Friendly Fire c.s. in november 2019 al het concert van Bon Iver dat zou plaatsvinden op 24 april 2020 heeft aangemeld. Linck van [geïntimeerde 1] heeft hierover in eerste aanleg verklaard: “
In januari 2020 werd de dekking ingetrokken[door de provinciale verzekeraar Chubb]
. Toen was het alternatief alsnog: de beurs. We hadden een toezegging van Chubb voor dekking, hier hebben we op de achtergrond nog een geschil over.” In haar processtukken in hoger beroep en met name in haar grief tegen de afwijzing van ook dit deel van de vordering, gaat Friendly Fire c.s. hier niet althans niet gemotiveerd verder op in. In hoger beroep is dus niet aan de orde of er – specifiek voor dit evenement – sprake is van een zorgplichtschending door [geïntimeerde 1] , die los staat van de verwijten die Friendly Fire c.s. aan [geïntimeerde 1] c.s. maakt voor de overige evenementen.
Grief II in het incidenteel hoger beroep
5.22.
De rechtbank overwoog in rechtsoverweging 4.7. “
Terzijde wordt hier opgemerkt dat evenmin is gesteld of gebleken dat [geïntimeerde 1] met Friendly Fire c.s. heeft gecommuniceerd over het royement per 1 januari 2015 van een doorlopende verzekering en dat zij dat royement van enige toelichting heeft voorzien terwijl, zo blijkt uit het onderhavige geschil, bij Friendly Fire c.s. geen duidelijkheid bestaat over de manier waarop haar concerten daarna door tussenkomst van [geïntimeerde 1] werden verzekerd. Er kunnen dus wel vraagtekens worden gezet bij de dienstverlening door [geïntimeerde 1].”
5.23.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] voeren een grief aan tegen de laatste zin uit deze overweging. [geïntimeerde 1] wijst erop dat zij in 2019 wel heeft gevraagd of Friendly Fire c.s. de informatie eerder en meer gestructureerd zou willen aanleveren. Nu [geïntimeerde 1] (en [geïntimeerde 2] ) op dit punt geen ander dictum beogen, en ook niet valt in te zien dat aan deze als terzijde bedoelde opmerking (want een niet dragende overweging) een voor [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] nadelig gezag van gewijsde zou kunnen worden toegekend, hebben zij geen belang bij dit incidenteel hoger beroep. Het hof zal daarom deze grief niet verder inhoudelijk behandelen.
Grieven III, IV en V ( [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] )
5.24.
In de memorie van grieven maakt Friendly Fire c.s. geen onderscheid tussen [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] . Zij duidt beide partijen gezamenlijk aan als “ [geïntimeerde 2] ” en vordert (volgens het lichaam van de dagvaarding) hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] , op de grondslag dat het hier om dezelfde schade gaat. Zij heeft haar stellingen niet aangepast nadat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] verweer hebben gevoerd en stellingen hebben betrokken over hun onderlinge verhouding.
5.25.
Friendly Fire c.s. baseert haar vorderingen op een tekortschieten in de nakoming van de zorgplicht (indien er een contractuele relatie bestond tussen haar en [geïntimeerde 2] en/of [geïntimeerde 2] ) en op onrechtmatige daad (indien er geen contractuele relatie bestond). Friendly Fire c.s. stelt dat de rechtsverhouding tussen haar en [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] als lastgeving gekwalificeerd moet worden. [geïntimeerde 2] betwist dat er een rechtstreekse contractuele relatie bestond tussen haar en Friendly Fire c.s. en zij betwist ook dat zij handelde in opdracht van [geïntimeerde 1] . [geïntimeerde 2] betwist dat er sprake was van een overeenkomst van lastgeving tussen haar en Friendly Fire c.s. en voert aan dat – in de relevante periode – zij door [geïntimeerde 1] is ingeschakeld.
5.26.
Het hof overweegt dat [geïntimeerde 1] evenementen doorgaf aan eerst [geïntimeerde 2] en later [geïntimeerde 2] , om die ter verzekering aan te bieden bij (een panel van) verzekeraars. [geïntimeerde 1] neemt daarbij geen duidelijk standpunt in of dat (steeds) als een overeenkomst van opdracht moet worden uitgelegd en of zij die opdracht dan namens zichzelf gaf of namens de beoogd verzekeraar Friendly Fire c.s. Het hof zal dit punt in het midden laten. Vast staat dat voor [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] duidelijk was dat Friendly Fire c.s. de beoogde verzekeringnemer was. Veronderstellenderwijs zal het hof ervan uitgaan dat gelet op de kenbare belangen van de beoogd verzekeringnemer, op [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] in de gegeven omstandigheden ook jegens die beoogd verzekeringnemer een zorgplicht rust. Zij hebben die zorgplicht echter niet geschonden.
5.27.
Daarvoor is het volgende redengevend. De inhoud van de zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In dit geval werd Friendly Fire c.s. bijgestaan door [geïntimeerde 1] , die ook als contactpersoon van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] fungeerde. Daarbij stellen [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] dat [geïntimeerde 1] verantwoordelijk was voor het opvragen van de informatie bij Friendly Fire c.s. en dat [geïntimeerde 1] verantwoordelijk was voor de voorlichting van Friendly Fire c.s. Die taakverdeling is door Friendly Fire c.s. niet betwist. Friendly Fire c.s. onderbouwt onvoldoende dat – in de relevante periode begin 2020 – [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] uit de informatie die zij ontvingen van [geïntimeerde 1] , hadden moeten of kunnen begrijpen dat Friendly Fire c.s. risico’s liep die zij niet wilde lopen of dat zij konden begrijpen dat Friendly Fire c.s. daarover niet voldoende was voorgelicht. Het hof kan niet inzien op grond van welke feiten en omstandigheden uit de zorgplicht van de placing brokers ten opzichte van de beoogd verzekeringnemer de verplichting voortvloeit dat placing brokers uit eigen beweging Friendly Fire c.s. hadden moeten waarschuwen of hadden moeten informeren, in de omstandigheid dat de belangen van Friendly Fire c.s. als opdrachtgever werden behartigd door [geïntimeerde 1] als assurantietussenpersoon. Het verwijt dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] een op hen rustende zorgplicht hebben geschonden, slaagt daarom niet.
5.28.
Friendly Fire c.s. verwijt [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] dat zij ten onrechte geen doorlopende evenementen verzekering voor Friendly Fire c.s. hebben afgesloten. Het hof overweegt als volgt. Friendly Fire c.s. stelt niet concreet dat [geïntimeerde 2] of [geïntimeerde 2] concreet een opdracht heeft gekregen om een doorlopende evenementenverzekering voor 2020 af te sluiten of te continueren. Zij stelt evenmin dat [geïntimeerde 2] of [geïntimeerde 2] konden weten dat Friendly Fire c.s. meende dat zo’n verzekering bestond of voor haar zou worden afgesloten. Niet gesteld is dat [geïntimeerde 2] of [geïntimeerde 2] eraan hebben bijgedragen dat Friendly Fire c.s. in die (onjuiste) veronderstelling verkeerde en evenmin dat zij reden had om te vermoeden dat Friendly Fire c.s. een dergelijke verzekering (zo al beschikbaar) wenste. Friendly Fire c.s. onderbouwt tegen die achtergrond dan ook onvoldoende dat in dit geval uit de zorgplicht van de placing broker voortvloeit dat [geïntimeerde 2] of [geïntimeerde 2] gehouden was zo’n evenementenverzekering af te sluiten. Daarbij komt dat Friendly Fire c.s. met de term “doorlopende verzekering” een verzekering bedoelt, waarbij alle evenementen die in dat jaar zouden plaatsvinden bij voorbaat gedekt zouden zijn en de verzekeraars niet meer de vrijheid zouden hebben om – na aanmelding van het evenement – het evenement niet of alleen tegen nadere voorwaarden te verzekeren. Dat zo’n verzekering voor de in geding zijnde risico’s bestond is door [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en No-Risk betwist en door Friendly Fire niet van een deugdelijke onderbouwing voorzien (zie ook hierboven, onder 5.10).
5.29.
Friendly Fire c.s. verwijt [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] voorts dat de evenementen die zouden plaatsvinden in 2020 niet tijdig in verzekering zijn gegeven. Het hof overweegt als volgt. [geïntimeerde 2] heeft de opdracht om de evenementen voor 2020 bij verzekeraars op de beurs onder te brengen pas van [geïntimeerde 1] ontvangen op 18 februari 2020 respectievelijk 2 maart 2020 (zie onder 3.20 en 3.21 hiervoor). [geïntimeerde 2] betwist dat zij op dat moment nog betrokken was bij de totstandkoming van nieuwe verzekeringen, en Friendly Fire zet daar niets concreets tegenover. Aansprakelijkheid van [geïntimeerde 2] stuit daarop al af. Dat [geïntimeerde 2] op grond van haar zorgplicht gehouden was om binnen negen dagen na de aanmelding van de evenementen door [geïntimeerde 1] een evenementenverzekering voor de evenementen die in 2020 plaats zouden vinden af te sluiten kan het hof niet aannemen nu dat door Friendly Fire c.s. niet is toegelicht of onderbouwd. Daarbij dient te worden bedacht dat in die periode door niemand nog kon worden voorzien wat de ontwrichtende gevolgen zouden zijn van de corona-epidemie en de daarmee verband houdende beperkende maatregelen die de overheid afkondigde.
5.30.
Dat betekent dat de grieven III, IV en V voor zover gericht tegen de afwijzing van de vordering van Friendly Fire c.s. op [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] niet slagen.
Grief VI ( [naam 1] concert)
5.31.
Friendly Fire c.s. heeft het concert van [naam 1] dat zou plaatsvinden op 21 februari 2020 op 14 februari 2020 aangemeld bij [geïntimeerde 1] . Tussen partijen is in geschil of volledige dekking van een panel van verzekeraars is verkregen, maar vaststaat dat de verzekeraars die wel dekking voor het evenement hebben verstrekt, uitkering hebben geweigerd met als argument dat de bronchitis/stemproblemen bij deze artieste tot annulering hebben geleid al bestond(en) voordat de verzekering werd gesloten. De juistheid van dat argument van de verzekeraars is in deze procedure niet weersproken, zodat tussen partijen niet relevant is of volledige dekking is verkregen: op dat punt ontbreekt immers causaal verband tussen de schade en een eventuele tekortkoming van [geïntimeerde 1] (of [geïntimeerde 2] of [geïntimeerde 2] ).
5.32.
Friendly Fire c.s. verwijt [geïntimeerde 1] ook dat zij onvoldoende voorgelicht is: immers als zij had geweten dat het moment van afsluiten van de verzekering (zo) relevant was, had zij alle evenementen op het moment dat zij daarvoor de eerste kosten ging maken aangemeld. Dan zou ook dit evenement aangemeld zijn voordat de bronchitis/stemproblemen ontstond(en) en zou er volledige dekking zijn geweest, aldus steeds Friendly Fire c.s.
5.33.
Uit de aard van een verzekeringsovereenkomst, te weten: verzekering tegen een onzeker voorval, volgt dat een verzekering geen dekking biedt voor schade die al is ontstaan op het moment dat het risico verzekerd wordt. Dat moet ook voor Friendly Fire c.s., een professionele onderneming die grote financiële belangen verzekert, redelijkerwijs duidelijk zijn geweest, zonder dat [geïntimeerde 1] haar daarop wees (wat zij uitdrukkelijk stelt wel te hebben gedaan). [geïntimeerde 1] mocht daarvan ook uitgaan nu niet is gebleken van signalen dat Friendly Fire c.s. zich onvoldoende bewust was van de gevolgen die de timing van haar aanmeldingen zou kunnen hebben (zie ook hiervoor onder 5.18). Voor zover Friendly Fire c.s. dacht dat het anders was, omdat zij meende dat zij een doorlopende verzekering had, is niet gebleken dat die onjuiste opvatting aan [geïntimeerde 1] is te wijten, zodat ook op dit punt niet kan worden vastgesteld dat [geïntimeerde 1] een zorgplicht heeft geschonden. Uit de stellingen van Friendly Fire c.s. volgt ook niet dat [geïntimeerde 1] eerder wist of kon weten dat Friendly Fire c.s. het concert van deze artieste voor eigen risico organiseerde en de informatie eerder en actief bij Friendly Fire c.s. had moeten opvragen. Op dezelfde gronden ziet het hof ook geen grond voor aansprakelijkheid van [geïntimeerde 2] of [geïntimeerde 2] . Ook deze grief faalt.
Grief VII (843a Rv)
5.34.
Friendly Fire c.s. vordert inzage in de “polisdossiers”, met als omschrijving: “
alle afspraken, communicatie, (telefoonnotities, gespreksverslagen en andere correspondentie), polisbladen en andere belangrijke informatie betreffende Friendly Fire.”. De vordering is ingesteld tegen [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] . Zij baseert haar vordering op artikel 843a Rv en de verplichting van een opdrachtnemer om verantwoording af te leggen
5.35.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] voeren aan dat zij voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding al hebben voldaan aan informatieverzoeken van Friendly Fire c.s. In de dagvaarding en in dit hoger beroep gaat Friendly Fire c.s. daar niet concreet op in. Zij voert slechts aan dat het overleggen van stukken “geen afbreuk” doet aan de wettelijke verplichting van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 2] om verantwoording af te leggen over hoe zij zich van de door Friendly Fire c.s. gegeven opdracht hebben gekweten. In haar grief verwijst zij terug naar dit argument.
5.36.
Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 843a lid 1 Rv kan degene die daarbij rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is, van degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Op grond van het vierde lid van dat artikel is degene die de bescheiden te zijner beschikking heeft of onder zich heeft niet gehouden aan de vordering te voldoen indien daarvoor gewichtige, door deze partij aan te voeren redenen zijn of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde bescheiden is gewaarborgd.
In het algemeen kan van een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a lid 1 Rv reeds sprake zijn indien degene die afschrift verlangt dat stuk niet tot zijn beschikking heeft maar wel bekend is met het bestaan ervan en dat stuk in de procedure zou willen overleggen. Voldoende is dat het desbetreffende stuk relevant kan zijn voor een niet op voorhand als kansloos aan te merken vordering of verweer.
De verlangde stukken moeten voldoende bepaald zijn; voldoende concreet moet worden aangegeven dat en waarom de specifieke stukken van belang zijn, zulks teneinde een “fishing expedition” te voorkomen. Artikel 843a Rv dient er niet toe om stukken op te vragen waarvan slechts het vermoeden bestaat dat die mogelijk in de procedure van pas zouden kunnen komen.
5.37.
Het hof overweegt als volgt. Friendly Fire c.s. heeft niet (voldoende gemotiveerd) betwist dat zij de polisbladen van de afgesloten verzekering steeds heeft ontvangen. Friendly Fire c.s. heeft voorafgaand aan deze procedure ook meer stukken ontvangen. Friendly Fire c.s. gaat niet in op de aan haar verstrekte stukken en stelt niet dat er nog ‘bepaalde bescheiden’ zoals concrete polisbladen, telefoonnotities, gespreksverslagen of (schriftelijk vastgelegde) afspraken zijn, waarover zijzelf nog niet beschikt en die [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] of [geïntimeerde 2] onder zich hebben. Op dit punt voldoet Friendly Fire c.s. niet aan de op haar rustende stelplicht. De vordering ziet kennelijk niet op “bepaalde bescheiden”, maar op een volledig “polisdossier” waarvan niet alleen de afgegeven polissen, maar ook alle andere schriftelijke stukken die op Friendly Fire c.s. zouden zien, deel uitmaken. Voor een zo ruime vordering biedt artikel 843a Rv geen wettelijke grondslag. Evenmin ziet het hof voldoende aanleiding om [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] of [geïntimeerde 2] op grond van artikelen 21 of 22 Rv of op grond van artikel 7:403 BW te bevelen bepaalde stukken in het geding te brengen. De grief tegen de afwijzing van de vorderingen slaagt daarom niet.
Geen bewijslevering
5.38.
Het hof komt niet toe aan nadere bewijslevering. Friendly Fire c.s. heeft over de feitelijke grondslag van de aansprakelijkheid onvoldoende concrete stellingen ingenomen die – indien bewezen – kunnen leiden tot de conclusie dat er sprake is van een schending van de zorgplicht door [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] of [geïntimeerde 2] . Het bewijsaanbod van Friendly Fire c.s. in hoger beroep ziet verder op onderwerpen die niet voor enige te nemen beslissing van belang kunnen zijn.
Conclusie
5.39.
De grieven treffen geen doel. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Friendly Fire c.s. is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in principaal hoger beroep. Omdat het incidenteel hoger beroep nodeloos is ingesteld, zal het hof daarvoor geen proceskosten veroordeling uitspreken.
5.40.
De kosten voor de procedure in (principaal) hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] gezamenlijk worden vastgesteld op:
- griffierecht
783,00
- salaris advocaat
12.434,00
(II punten × appeltarief VIII)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals in de beslissing vermeld)
- totaal:
13.395,00
5.41.
De kosten voor de procedure in (principaal) hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde 2] worden vastgesteld op:
- griffierecht
783,00
- salaris advocaat
12.434,00
(II punten × appeltarief VIII)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals in de beslissing vermeld)
- totaal:
13.395,00
5.42.
Het hof zal ook de gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.

6.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
6.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
veroordeelt Friendly Fire c.s. hoofdelijk in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] gezamenlijk vastgesteld op € 13.395,00 in principaal hoger beroep en aan de zijde van [geïntimeerde 2] vastgesteld op € 13.395,00 in principaal hoger beroep, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit arrest en, als Friendly Fire c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het arrest daarna wordt betekend, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening;
6.3.
veroordeelt Friendly Fire c.s. hoofdelijk in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na het verschuldigd worden daarvan zijn voldaan,
6.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. R.A. van der Pol, mr. F.W.J. Meijer en mr. O.L. Nunes en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.