ECLI:NL:GHAMS:2025:1435

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
200.331.102/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en schadevergoeding bij herstel autoschade

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Investico Automotive B.V. en [geïntimeerde] B.V. over een overeenkomst tot aanneming van werk voor het herstel van autoschade aan twee Porsche 911's. Investico heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de vorderingen van Investico heeft afgewezen en [geïntimeerde] heeft veroordeeld tot betaling van demontagekosten. De rechtbank oordeelde dat de schadecalculatie die door [geïntimeerde] was opgesteld, geen richtprijs was in de zin van artikel 7:752 lid 2 BW. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat Investico niet mocht verwachten dat de kosten voor het herstel beperkt zouden blijven tot de in de schadecalculatie genoemde bedragen. Het hof stelt vast dat de schadecalculatie slechts een schatting was en dat Investico, als professionele autohandelaar, bekend moest zijn met de mogelijkheid van extra kosten na demontage. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Investico in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.331.102/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/723093 / HA ZA 22-759
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 juni 2025
in de zaak van
INVESTICO AUTOMOTIVE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. F.A.J.H. de Lugt te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. S.T. Çaylak te Haarlem.
Partijen worden hierna Investico en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kortOvereenkomst tot aanneming van werk bestaande uit herstel van autoschade. De door opdrachtnemer gemaakte schadecalculatie door middel van het Audatex systeem is geen richtprijs in de zin van artikel 7:752 lid 2 BW, zodat opdrachtgever rekening moest houden met de noodzaak van extra werkzaamheden en daarmee samenhangende kosten. Opdrachtgever kan dan niet verlangen dat de schade aan de auto voor het bedrag van de schadecalculatie wordt hersteld. Na opzegging van de overeenkomst door opdrachtgever heeft opdrachtnemer recht op vergoeding van de gemaakte kosten als bedoeld in artikel 7:764 lid 2 BW.

2.Het geding in hoger beroep

Investico is bij dagvaarding van 2 augustus 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 24 mei 2023 van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Investico als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie (hierna ook: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 20 februari 2025 laten toelichten, Investico door mr. De Lugt, voornoemd, en [geïntimeerde] door mr. Çaylak, voornoemd, beiden aan de hand van overlegde spreekaantekeningen. Partijen hebben bovendien vragen van het hof beantwoord en inlichtingen verstrekt. Investico heeft bij deze gelegenheid nog producties in de procedure gebracht bij akte tevens houdende wijziging van eis. [geïntimeerde] heeft tegen deze akte, eveneens bij akte, bezwaar gemaakt. Het hof zal hierop bij de beoordeling van de zaak terugkomen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Investico heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende - uitvoerbaar bij voorraad - haar vorderingen, zoals gewijzigd bij akte in hoger beroep, alsnog zal toewijzen en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog geheel zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en tot afwijzing van de eis in hoger beroep voor zover die is gewijzigd, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Investico in de kosten van het geding - naar het hof begrijpt - in hoger beroep met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.16 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze, hieronder vermelde feiten uitgaat.
3.1.
In de loop van 2013 heeft autohandelaar Investico zich tot [geïntimeerde] gewend met de vraag of [geïntimeerde] twee schadeauto's, beide Porsche 911, een van het type 997 (hierna: de 997) en een Porsche Carrera S model 991, bouwjaar 2012, (hierna: de 991) kon herstellen. De 991 had een zware kop/rolschade.
3.2.
Blijkens haar website is [geïntimeerde] een FOCWA schadeherstelbedrijf met meer dan 35 jaar ervaring. De website vermeldde destijds onder meer:
Autoschadeherstel bij luxe modellen met aluminium beplating
Steeds meer auto's hebben een aluminium carrosserie. Het herstellen van autoschade aan dit type plaatwerk vergt een andere techniek dan bij staal. Wij hebben de juiste apparatuur en vakmanschap in huis om ook aluminiumbeplating weer in de originele staat te brengen.
Indirect bestuurder van [geïntimeerde] is [naam] (hierna: [naam] ).
3.3.
Op 28 oktober 2013 heeft Investico technische gegevens van de 991 gemaild aan [geïntimeerde] . De e-mail luidt verder, voor zover hier relevant:
Dank voor uw bezoek afgelopen zaterdag. [... ] als de richtprijs goed is kunnen we wat mij betreft meteen beginnen.
3.4.
Een document getiteld 'schade-calculatie' van 5 november 2013, gemaakt aan de hand van het computersysteem Audatex en die ziet op de 991, vermeldt de volgende kosten:
totaalbedrag onderdelen 13.181,66
totaalbedrag arbeidsloon 9.655,08
totaalbedrag spuitwerk 2.445,89
btw (21%) 5.309,35
-----------
reparatiekosten (incl. btw) 30.591,98
Bij de calculatie is gevoegd een overzicht van te verrichten werkzaamheden en te vervangen onderdelen.
3.5.
Investico heeft zich jegens [geïntimeerde] verplicht om de in de schadecalculatie genoemde en gespecificeerde onderdelen aan te schaffen en aan [geïntimeerde] te leveren.
3.6.
Op 1 augustus 2014 heeft [geïntimeerde] aan Investico een lijst van de voorlopig nog aan te leveren onderdelen gemaild, waaronder, ten behoeve van de 991, het volgende onderdeel:
''Front compleet 99150199100GRV".
3.7.
In juni 2016 is de 997 volledig hersteld door [geïntimeerde] met door Investico aangeleverde onderdelen. Investico heeft de slotfactuur, gedateerd op 22 juli 2016, op
3 november 2017 voldaan.
3.8.
Op 3 juli 2018 heeft DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. (hierna: DAS) namens lnvestico het volgende aan [geïntimeerde] geschreven:
Eind 2013 had cliënte aan u aangeboden een beschadigde Porsche 911, met het verzoek deze te repareren. U maakte een audatex rapport waarin u de reparatiekosten op € 25.282,63 (excl. btw) begrootte. Nog altijd heeft u deze Porsche niet hersteld. Dat is jammer, maar als het echt niet anders kan, dan is cliënte bereid om te aanvaarden dat u niet bereid of in staat bent de opdracht uit te voeren.
De auto moet dus terug. Ik begrijp dat hier een probleem bestaat: u hebt de auto tot in de kleinste onderdelen uit elkaar gehaald (“gestript”) en verwacht van mijn cliënte dat zij deze onderdelen bij u komt ophalen.
Ik zeg u bij deze dat daarmee niet akkoord gegaan kan worden. De beschadigde auto zoals die destijds bij u ingeleverd werd had een waarde van € 33.000,- terwijl het chassis en de losse onderdelen vrijwel geen waarde hebben.
Ik verzoek u dus de Porsche aan mijn cliënte ter beschikking te stellen
in de staat zoals die destijds aan u ter beschikking gesteld werd. Ik verzoek u dit
binnen drie weken na hedente doen.
3.9.
De toenmalige advocaat van [geïntimeerde] heeft hierop op 17 oktober 2018 gereageerd door aan DAS onder meer te schrijven dat lnvestico degene is die in gebreke blijft met het aanleveren van de voor het herstel benodigde onderdelen en dat juist [geïntimeerde] schade lijdt doordat lnvestico de gemaakte afspraken niet nakomt. [geïntimeerde] heeft verder opgemerkt demontage- en stallingskosten te hebben gemaakt.
3.10.
Op 2 november 2018 heeft DAS namens Investico per brief aan de toenmalige advocaat van [geïntimeerde] als volgt gereageerd:
Allereerst moet ik opmerken dat ik uw cliënt in gebreke gesteld heb en dat de termijn die ik hiervoor stelde inmiddels ruimschoots verstreken is. Bij deze ontbind ik dus de reparatie opdracht. [...]
Onder deze omstandigheden zie ik dan ook geen enkele reden voor een vergoeding voor de (onsuccesvolle) demontage. En voor stallingskosten al helemaal niet. Er was immers geen stalling overeengekomen.
De schadeclaim daarentegen blijft gehandhaafd.
3.11.
Op 9 november 2018 heeft de toenmalige advocaat van [geïntimeerde] per brief het volgende aan DAS geschreven:
Uw cliënte bleef echter in gebreke met het aanleveren van de onderdelen voor de Porsche 911. Cliënte heeft haar herhaaldelijk verzocht deze onderdelen aan te leveren zodat tot montage hiervan kon worden overgegaan. Door het niet leveren van deze onderdelen,
ondanks dat hier diverse malen om is verzocht, is uw cliënte in schuldeisersverzuim geraakt.
[...]
Cliënte is hierdoor genoodzaakt om uw cliënte in gebreke te stellen en verzoekt uw cliënte primair om alsnog de gemaakte afspraken na te komen door het voertuig alsnog binnen twee weken na dagtekening van dit schrijven op te halen.
Subsidiair stelt cliënte dat uw cliënte reeds in (schuldeisers)verzuim verkeert voor wat betreft de afspraak tot reparatie. Voor zover nog noodzakelijk merkt cliënt op dat dit schrijven eveneens dient te worden beschouwd als een ingebrekestelling voor wat betreft het niet nakomen van de overeenkomst tot nakoming van onderdelen van de reparatiewerkzaamheden. Cliënte sommeert uw cliënte om alsnog binnen twee weken na dagtekening van dit schrijven de onderdelen gespecificeerd op het e-mail bericht van l augustus 2014 (bijlage) aan te leveren zodat tot reparatie van het voertuig kan worden overgegaan.
3.12.
Een brief van de toenmalige advocaat van [geïntimeerde] aan de gemachtigde van Investico van 4 januari 2019 luidt, voor zover hier relevant:
Op 9 november jl. is uw cliënte in gebreke gesteld [...] Nu u niet tot nakoming bent overgegaan terwijl u hiertoe herhaaldelijk in de gelegenheid bent gesteld verkeert uw cliënte in verzuim, voor zover dit niet reeds het geval was.
Cliënte gaat derhalve over tot (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst voor dat deel dat niet meer nagekomen wordt door uw cliënte, te weten het leveren van de gevraagde onderdelen welke noodzakelijk zijn voor de reparatie van het voertuig. Hierdoor is nakoming door cliënte eveneens onmogelijk gebleken. Cliënte heeft hierdoor schade geleden. Voor de schade als gevolg van deze ontbinding, te weten o.a. de kosten voor de reeds verrichtte werkzaamheden door cliënte evenals de tot op heden gemaakte stallingskosten voor het voertuig houdt cliënte uw cliënte aansprakelijk.
3.13.
Een in opdracht van Investico opgesteld deskundigenrapport van Bolsenbroek &
Partners, gedateerd op 7 maart 2019, luidt voor zover hier relevant:
Anderzijds viel mij op dat de demontage van de Porsche redelijk 'rommelig' is gebeurd. De aandrijflijn staat onder het (vele schuur-) stof naast de auto en is niet afgedekt, De kabelboom en onboard computermodules van de auto zijn op de zelfde wijze aan de elementen, die nu eenmaal door het schadeherstelbedrijf stuiven, blootgesteld. Dit is weinig zorgvuldig en kan leiden tot verder oplopende schade aan aandrijflijn, motor en - componenten. Het interieur staat en ligt in delen opgeslagen in een voormalig kantoor van het pand van [naam] . Dit is weliswaar stofvrijer maar desondanks weinig zorgvuldig gedaan.
3.14.
Op 7 maart 2019 heeft de door [geïntimeerde] ingeschakelde deskundige R. Kattenberg als volgt gereageerd op het hem kennelijk al eerder toegekomen (concept)rapport van Bolsenbroek & Partners:
Stof ter plaatse is onoverkomelijk. Zeker in de tijd vanaf 2013 van (6)zes jaar. [...] De gedemonteerde delen zijn op nummer opgeslagen. Dit houdt in dat de delen direct terug te vinden zijn.
3.15.
Onder dreiging van een door [geïntimeerde] aangezegde kortgedingprocedure rond maart 2019 heeft Investico de uit elkaar gehaalde 991 opgehaald en deze vervolgens opgeslagen in een loods.
3.16.
In opdracht van Investico heeft een gerechtsdeurwaarder de opgehaalde onderdelen in een proces-verbaal van constatering, gedateerd op 29 september 2021, opgesomd en gefotografeerd.

4.Eerste aanleg

4.1.
Investico heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd om voor recht te verklaren dat tussen partijen een aannemingsovereenkomst bestaat, dat [geïntimeerde] in de nakoming daarvan is tekortgeschoten en dat deze is ontbonden dan wel dat deze wordt ontbonden. Investico heeft daarnaast betaling van schadevergoeding, vergoeding van diverse kosten en proceskosten gevorderd.
4.2
In reconventie heeft [geïntimeerde] , samengevat en na wijziging van eis, primair gevorderd om voor recht te verklaren dat Investico is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de overeenkomst is ontbonden dan wel dat deze wordt ontbonden. [geïntimeerde] heeft daarnaast primair betaling van diverse kosten gevorderd. Subsidiair heeft [geïntimeerde] een verklaring voor recht gevorderd dat sprake is van schuldeisersverzuim en bevrijding van [geïntimeerde] van haar verbintenis uit hoofde van artikel 6:60 BW. Daarnaast heeft [geïntimeerde] zowel op haar primaire als subsidiair grondslag vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten gevorderd.
4.3.
De rechtbank heeft in conventie de vorderingen van Investico afgewezen en Investico, uitvoerbaar bij voorraad, verwezen in de proceskosten van [geïntimeerde] . In reconventie heeft de rechtbank de nog door Investico aan [geïntimeerde] te vergoeden demontagekosten geschat op € 1.000,00 (inclusief btw) en heeft Investico tot betaling daarvan, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld. De gevorderde stallingskosten, expertisekosten en buitengerechtelijke kosten heeft de rechbank afgewezen. De proceskosten in reconventie zijn gecompenseerd.

5.Beoordeling

5.1.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank geoordeeld, kort samengevat, dat de schadecalculatie van Audatex niet is aan te merken als richtprijs in de zin van artikel 7:752 lid 2 BW. [geïntimeerde] is jegens Investico niet tekortgeschoten in de nakoming van de reparatieovereenkomst. Dat de 991 ten tijde van de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst gedemonteerd was, komt voor rekening van Investico.
5.2.
De grieven 1 tot en met 3 worden hierna gezamenlijk behandeld. Investico heeft daarbij betoogd dat de rechtbank de schadecalculatie ten onrechte niet als richtprijs in de zin van artikel 7:752 lid 2 BW heeft gekwalificeerd en voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Investico niet mocht blijven vasthouden aan de reparatie van de 991 tegen de in de schadecalculatie genoemde prijs en op de daarin beschreven wijze. De schadecalculatie, zo stelt Investico daartoe onder meer, is een zeer gedetailleerde beschrijving van de te verrichten herstelwerkzaamheden en de daarvoor te betalen prijs.
5.3.
Het hof leidt af uit hetgeen partijen hebben aangevoerd dat het voor de schadecalculatie gebruikte Audatex systeem gericht is op het geven van een inschatting van de benodigde herstelwerkzaamheden aan een schadeauto en van een begroting van de kosten daarvan. Daaruit, en ook uit een door Investico in de inleidende dagvaarding gegeven toelichting waarin wordt gesproken over een ‘estimation’, volgt dat het bij een Audatex schadecalculatie gaat om een schatting. Een Audatex schadecalculatie stelt aldus belanghebbende partijen, zoals verzekeraars, in staat de kosten van een autoschade in te schatten, zonder dat is uitgesloten dat bij de uitvoering van de herstelwerkzaamheden, bijvoorbeeld na demontage van onderdelen, blijkt dat ‘onderhuids’ meer of andere werkzaamheden nodig zijn en de kosten in voorkomende gevallen hoger worden. Dat is te meer het geval indien, zoals in dit geval, de schade aanzienlijk is en niet eerder dan na demontage duidelijk wordt welke werkzaamheden moeten worden verricht. Investico is een professionele autohandelaar die vaker schadeauto’s laat herstellen en moet met dit alles bekend geacht worden.
5.4.
Dat in dit geval de schadecalculatie een andere betekenis heeft en dat daarmee beoogd is een richtprijs vast te stellen is onvoldoende vast komen te staan. Dat in het mailverkeer tussen partijen in de aanloop naar de schadecalculatie door Investico het woord ‘richtprijs’ is genoemd is daarvoor in het licht van het voorgaande onvoldoende, omdat uit niets blijkt dat hiermee op het wettelijk begrip richtprijs wordt geduid.
Het hof weegt, net als de rechtbank, hierbij mee dat de schadecalculatie is gemaakt toen de 991 nog bij Investico stond en [naam] deze aldaar heeft bekeken terwijl deze nog niet was gedemonteerd. Investico heeft weliswaar in eerste aanleg gesteld dat de schadecalculatie pas na demontage is tot stand gekomen, maar heeft desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep dit standpunt laten varen. Ook uit de genoemde omstandigheden waaronder de 991 is bekeken volgt dat Investico niet mocht begrijpen dat [geïntimeerde] met de op basis van deze observatie gemaakte schadecalculatie een bindende richtprijs gaf, ook al betrof het een gedetailleerd document. Dat [geïntimeerde] een ervaren reparateur is doet daaraan niet af, omdat [geïntimeerde] onvoldoende betwist heeft gesteld dat ook een ervaren reparateur de werkelijke omvang van een dergelijke schade pas na demontage kan vaststellen.
5.5.
De verdere handelwijze van Investico wijst ook niet in de richting dat zij de schadecalculatie in dit geval toch als richtprijs heeft opgevat. De lijst aan te leveren onderdelen die [geïntimeerde] op 1 augustus 2014 aan Investico mailde bevatte een (kostbaar) onderdeel, de ‘voorkop’, waarvan de vervanging in de schadecalculatie niet was voorzien. Indien Investico meende dat [geïntimeerde] aan de schadecalculatie gehouden was, zou mogen worden verwacht dat zij op dit mailbericht afwijzend reageerde, maar dat deed zij niet: zij kondigde aan de nodige onderdelen te zullen leveren. Pas lange tijd later nam Investico haar huidige standpunt in. Dat Investico, zoals zij heeft gesteld, destijds aan [geïntimeerde] heeft meegedeeld de nakoming van haar verplichtingen op te schorten, is door [geïntimeerde] betwist en uit niets gebleken.
Voor zover Investico heeft gesteld dat zij mocht verwachten dat de werkzaamheden beperkt zouden blijven tot de voorzijde van de 991, gaat zij voorbij aan de inhoud van de schadecalculatie, waaruit reeds blijkt dat ook werkzaamheden aan andere delen van de auto noodzakelijk waren.
De overige stellingen van Investico brengen het hof niet tot een andere conclusie.
5.6.
Investico stelt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Investico niet mocht blijven vasthouden aan de schadecalculatie en de benodigde onderdelen had moeten aanleveren zodat [geïntimeerde] de reparatie kon voltooien. Investico voert daarbij opnieuw aan dat Investico [geïntimeerde] mocht houden aan de schadecalculatie. De grief stuit allereerst af op hetgeen hierboven bij grief 1 is overwogen: de schadecalculatie was geen bindende richtprijs.
Ter verdere onderbouwing stelt Investico voorts dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten bij het maken van de schadecalculatie. Het hof overweegt opnieuw dat de schadecalculatie werd gemaakt voordat de 991 was gedemonteerd, zodat de herstelkosten niet met zekerheid konden worden vastgesteld. Voor zover Investico stelt dat [geïntimeerde] ook in ongedemonteerde toestand heeft moeten kunnen zien dat de voorkop vervangen zou moeten worden omdat deze voldoende zichtbaar was, verwijst het hof naar de ter zitting door [geïntimeerde] gegeven en door Investico onvoldoende bestreden specifieke toelichting dat zowel met betrekking tot de voorkop als met betrekking tot andere onderdelen pas na demontage metingen kunnen worden gedaan waaruit blijkt of herstel volgens de daartoe gehanteerde normen mogelijk is dan wel vervanging nodig is. Dat, anders dan Investico met deze grief ook stelt, vervanging van deze onderdelen daadwerkelijk nodig was is door [geïntimeerde] ter zitting desgevraagd uitdrukkelijk herhaald en specifiek toegelicht en door Investico vervolgens onvoldoende weersproken, terwijl zij evenmin heeft verzocht op deze kwestie nog bij akte te mogen reageren.
Van een door Investico in dit verband gestelde schending door [geïntimeerde] van haar waarschuwingsplicht is evenmin gebleken. Uit de aard van de opdracht, immers zonder richtprijs in de zin van artikel 7:752 lid 2 BW, volgt reeds dat de herstelkosten niet vast stonden. Investico verwijst in dit verband nog wel naar artikel 7:754 BW maar heeft onvoldoende toegelicht voor welke onjuistheid in de opdracht, waar deze wettelijke bepaling op ziet, gewaarschuwd had moeten worden. Het hof gaat daarom aan deze verwijzing voorbij.
Voor zover Investico suggereert dat [geïntimeerde] zich ten onrechte niet heeft gehouden aan de normen van BOVAG/FOCWA en van de Stichting Duurzaam Repareren, heeft zij onweersproken gelaten dat deze normen dateren van na de periode van deze opdracht.
Ook overigens heeft Investico niets aangevoerd, dat tot het slagen van grief 2 leidt.
5.7.
De grieven 1 tot en met 3 stuiten op het bovenstaande af.
5.8.
Met grief 4 betoogt Investico dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het voor rekening van Investico komt dat de 991 grotendeels was gedemonteerd toen Investico besloot alsnog van de opdracht af te zien. De grief stuit allereerst af op het hierboven gegeven oordeel. Uit de inhoud van de overeenkomst moest Investico begrijpen dat voor het opgedragen herstel nodig was dat [geïntimeerde] de 991 ging demonteren. Daar was geen nadere waarschuwing voor nodig. Dat [geïntimeerde] bij de demontage onjuiste keuzes heeft gemaakt en onnodig veel heeft gedemonteerd, is gelet op de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] niet komen vast te staan. De grief slaagt daarom niet.
5.9.
Grief 5 is gericht tegen de toewijzing door de rechtbank van een vergoeding van demontagekosten. Uit het hierboven gegeven oordeel volgt dat Investico, die de overeenkomst beëindigde terwijl er geen grond voor ontbinding was, op grond van artikel 7:764 lid 2 BW een vergoeding voor de door [geïntimeerde] gemaakte kosten verschuldigd is. De rechtbank heeft bij de schatting van die kosten gebruik kunnen maken van de schadecalculatie. Dat die calculatie niet als richtprijs kan worden opgevat en dat mogelijk meer of andere werkzaamheden nodig zouden kunnen zijn betekent immers, anders dan Investico stelt, niet dat de daarin vervatte posten ter bepaling van de demontagekosten onjuist zijn. De grief faalt.
5.10.
Investico heeft bij de mondelinge behandeling nog haar eis gewijzigd in die zin dat zij de hoogte van de door haar gevorderde kostenvergoeding heeft geactualiseerd. [geïntimeerde] heeft daartegen zoals vermeld bezwaar gemaakt. Aan beoordeling van dat bezwaar komt het hof gelet op het hierboven gegeven oordeel niet meer toe. De door Investico voorafgaand aan de mondelinge behandeling aan het hof toegezonden producties, tegen indiening waarvan [geïntimeerde] eveneens bezwaar maakte, kunnen niet tot een andere conclusie leiden. [geïntimeerde] heeft bij een beslissing op haar bezwaar daarom geen belang.
5.11.
Investico zal niet worden toegelaten tot bewijslevering, omdat haar bewijsaanbod feitelijk niet voldoende specifiek is en daarmee niet voldoet aan de daaraan in hoger beroep te stellen eisen.
5.12.
De conclusie is dat de grieven geen doel treffen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd en het voor het eerst in hoger beroep gevorderde zal worden afgewezen. Investico is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 5.689,00
- salaris advocaat € 7.144,00 (twee punten à € 3.572,00, tarief II)
Totaal € 12.833,00

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Investico in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 12.833,00 voor griffierecht en salaris advocaat en op € 178,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen zeven dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs J.C. Toorman, R.J.M. Smit en E.K. Veldhuijzen van Zanten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025.