ECLI:NL:GHAMS:2025:1714

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
200.340.751/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit VvE tot toestemming voor terrasoverkapping die uitzicht van appartementseigenaar belemmert

In deze zaak verzoekt appartementseigenaar [appellant] om vernietiging van een besluit van de [geïntimeerde] dat toestemming verleent aan zijn onderbuurman voor het plaatsen van een terrasoverkapping. [appellant] stelt dat dit besluit in strijd is met eerder vastgestelde regels in het Huishoudelijk Reglement van de VvE en dat het zijn uitzicht ernstig aantast. De kantonrechter heeft het verzoek van [appellant] afgewezen, maar in hoger beroep oordeelt het Gerechtshof Amsterdam dat de [geïntimeerde] niet in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen. Het hof concludeert dat de overkapping niet voldoet aan de regels van het compromis en dat het uitzicht van [appellant] ingrijpend wordt aangetast. Het hof vernietigt het besluit van de [geïntimeerde] en veroordeelt deze in de proceskosten van [appellant].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.340.751/01
zaaknummer rechtbank : 10574408 EJ VERZ 23-30
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 juli 2025
inzake
[appellant],
wonende te [plaats 1] ,
appellant,
advocaat: mr. M. Stokvis te Haarlem,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [plaats 1] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.J.C. Goldhoorn te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en de [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

Appartementseigenaar [appellant] verzoekt vernietiging van het besluit van de [geïntimeerde] om toestemming te verlenen aan zijn onderbuurman voor een terrasoverkapping die als zonwering dient. Het besluit voldoet niet aan eerder door de [geïntimeerde] vastgestelde regels en tast het uitzicht van [appellant] ingrijpend aan. Het besluit van de [geïntimeerde] wordt vernietigd en de [geïntimeerde] moet de proceskosten van [appellant] betalen.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij beroepschrift, met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 1 mei 2024, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, (hierna: de kantonrechter) op 2 april 2024 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking).
Op 23 juli 2024 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep, met producties, van de [geïntimeerde] ingekomen.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 8 april 2025 laten toelichten, [appellant] door mr. M. Stokvis voornoemd en de [geïntimeerde] door mr. A.J.C. Goldhoorn voornoemd, beiden aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.
Uitspraak is bepaald op heden.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog het besluit van de [geïntimeerde] van 26 mei 2023 nietig zal verklaren althans zal vernietigen, met veroordeling van de [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
De [geïntimeerde] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in, naar het hof begrijpt, de kosten van het geding in hoger beroep.
Op 8 april 2025 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft [appellant] nog producties in het geding gebracht.
[appellant] heeft bewijs van zijn stellingen aangeboden.

3.Feiten

3.1.
De kantonrechter heeft onder 2.1 tot en met 2.5 van de bestreden beschikking de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen deze feiten neer op het volgende.
3.2.
Bij akte van splitsing van 6 december 2016 is het appartementengebouw, gelegen aan [straat 1] [nummer 1] tot en met [nummer 2] in [plaats 1] (gemeente [plaats 2] ), gesplitst in zes appartementsrechten. Bij deze akte van splitsing is tevens de [geïntimeerde] opgericht. Ieder appartement omvat één woonlaag. [appellant] is eigenaar van het appartement [straat 2] [nummer 3] , gelegen op de eerste verdieping. [appellant] heeft vanuit zijn woning vrij uitzicht op het water van het [plaats 3] .
3.3.
Het
Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten 2006(hierna: het Modelreglement) is van toepassing. In artikel 23 van het Modelreglement staat:
De eigenaars en gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen verandering aanbrengen, waardoor het architectonisch uiterlijk of de constructie van het gebouw gewijzigd zou worden. De toestemming kan niet worden verleend indien de hechtheid van het gebouw door de verandering in gevaar kan worden gebracht.
3.4.
In 2019 zijn door de [geïntimeerde] regels vastgesteld die van toepassing zijn op door eigenaren aan te brengen zonwering. Daarin zijn gedetailleerde beperkingen gesteld onder meer aan merk, kleur en type zonwering en ook aan de hoogte en diepte daarvan. In 2021 zijn deze beperkingen (hierna ook: het compromis) vastgelegd in het Huishoudelijk Reglement. Artikel 8 daarvan luidt onder meer als volgt:
De bewoner van de begane grond mag aan twee zijdes een pergola zonwering [merk] SL 1170 geplaatst worden met een maximale uitval van 3 meter. De hoogte van constructie bij het raam is 2 ,75 mt bovenzijde bak en niet hoger. De breedte is maximaal vanaf balkon naar zijkant van maximaal 20 cm naast het raam. Deze loopt schuin naar beneden tot 2 meter. Kleur doek [kleur] . De constructie glad zijdeglans ral 7021. Wel met zon en windautomaat voor de veiligheid van het gebouw. Onderhoud en verzekering is voor eigenaar zelf.
3.5.
Bij besluit van 22 december 2022 heeft het college van B en W van de gemeente [plaats 2] aan [naam] (hierna: [naam] ), eigenaar van het appartement [straat 2] [nummer 1] gelegen op de begane grond, een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een terrasoverkapping met lamellendak aan de achterzijde van zijn woning.
3.6.
Twee appartementseigenaren, onder wie [appellant] , hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunningverlening. Hun bezwaar is door de gemeente [plaats 2] ongegrond verklaard.
3.7.
Op 26 mei 2023 heeft een algemene ledenvergadering van de [geïntimeerde] plaatsgevonden. Op die vergadering is een stemvoorstel aan de orde gekomen voor het verlenen van toestemming aan [naam] voor het plaatsen van de terrasoverkapping. Het voorstel is aangenomen met vier stemmen voor en twee stemmen tegen.

4.Eerste Aanleg

4.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg verzocht om bij beschikking het op 26 mei 2023 genomen besluit om [naam] toestemming te verlenen voor de overkapping nietig te verklaren danwel te vernietigen.
4.2.
De kantonrechter heeft het verzoek van [appellant] afgewezen en [appellant] veroordeeld tot - uitvoerbaar bij voorraad - betaling van de proceskosten.

5.Beoordeling

5.1.
Met de grieven 2 en 3 komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het besluit van de [geïntimeerde] niet vernietigbaar is. [appellant] voert daartoe aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft geconcludeerd dat [naam] evident belang heeft bij plaatsing van de overkapping. Hij verwijst daarbij naar de in 2019 tot stand gekomen afspraak over de toelaatbaarheid van zonwering, vastgelegd in artikel 8 van het huishoudelijk reglement. [appellant] voert ook aan dat de kantonrechter onvoldoende rekening gehouden heeft met de belangen van [appellant] , omdat het uitzicht vanuit zijn appartement door het bouwplan van [naam] in ernstige mate wordt verstoord.
5.2.
De rechtbank heeft terecht als maatstaf gehanteerd of de vergadering van de [geïntimeerde] bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Het hof concludeert uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en uit hetgeen [naam] ter zitting heeft verklaard dat de overkapping de functie van zonwering heeft. Dat betekent dat logischerwijs uitgangspunt zou moeten zijn dat de overkapping aan de regels van het compromis zou moeten voldoen. Dat is echter niet het geval: de overkapping is aanmerkelijk hoger en dieper dan in artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement is toegestaan. De [geïntimeerde] heeft niet voldoende toegelicht waarom zij bij de beoordeling van het voorstel van [naam] de regels van het compromis niet heeft gehanteerd. Dat klemt te meer omdat het compromis na moeizaam overleg binnen de [geïntimeerde] is ontstaan om een middenweg te vinden en rekening te houden met de belangen van zowel [naam] als eigenaar van het benedenappartement en [appellant] als eigenaar van het direct daarboven gelegen appartement.
5.3.
Daarnaast is het hof gebleken uit de door [appellant] in het geding gebrachte visualisatie dat de overkapping, vergeleken met de bestaande zonwering die aan het compromis voldoet, het uitzicht van [appellant] ingrijpend aantast. De overkapping is, met name aan het uiteinde daarvan, niet alleen hoger en dieper, maar kent ook brede randen rondom de lamellen. De lamellen kunnen worden gedraaid maar niet in de richting van de gevel worden weggeschoven en de brede randen blijven steeds zichtbaar. Desgevraagd heeft [naam] niet kunnen toelichten waarom niet een voorstel is gedaan met smallere randen en met lamellen die naar de gevel kunnen wegschuiven. Ook is niet gebleken dat de huidige zonwering zodanig tekortschiet dat [naam] er aanmerkelijk belang bij heeft deze te vervangen door de overkapping.
5.4.
Dit alles brengt het hof tot de conclusie dat de [geïntimeerde] bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid en billijkheid tot dit besluit had kunnen komen. De grieven 2 en 3 slagen daarom en leiden tot vernietiging van het besluit van de [geïntimeerde] .
5.5.
Gelet op dit oordeel kan in het midden blijven of het besluit nietig is omdat de overkapping de constructie van het gebouw wijzigt. Ook na vragen van het hof is onduidelijk gebleven of [naam] het door de gemeente vergunde plan - dat voorziet in verankering aan de gevel en aan een tot de constructie behorende betonplaat - wil uitvoeren of dat [naam] inmiddels een ‘vrijstaande’ overkapping wil bouwen waarvoor de gemeente geen vergunning heeft gegeven en waarop het besluit van de [geïntimeerde] ook geen betrekking heeft. Ook kan gelet op de vernietiging van het besluit in het midden blijven wat de gevolgen zijn van de omstandigheid dat het besluit is genomen op een vergadering waarin – zo concludeert het hof uit de notulen en hetgeen daarover naar voren is gebracht ter zitting – het bestuur geen debat heeft toegestaan, zodat [appellant] zijn bezwaren niet heeft kunnen toelichten.
5.6.
De grieven slagen. Het bestreden besluit van de [geïntimeerde] zal worden vernietigd en de [geïntimeerde] , die alsnog in het ongelijk wordt gesteld, zal worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in beide instanties.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking
en opnieuw rechtdoende:
vernietigt het besluit van de [geïntimeerde] van 26 mei 2023 waarmee aan [naam] toestemming is verleend voor het plaatsen van een terrasoverkapping;
veroordeelt de [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, tot op heden aan de zijde van [appellant] vastgesteld op:
- € 813,00 voor de eerste aanleg,
- € 2 .777,00 voor het hoger beroep,
te vermeerderen met € 90,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van deze beschikking plaatsvindt;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J.R. Brons, J.C. Toorman en J.E. van der Werff en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.