Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
[appellant 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een incident dat door de appellanten is ingesteld met het verzoek om zekerheid te stellen op grond van artikel 235 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellanten, die in hoger beroep zijn gekomen van een vonnis van de kantonrechter, hebben ervoor gekozen om geen uitvoering te geven aan het bestreden vonnis en in plaats daarvan dwangsommen te betalen. Het geschil betreft de eigendom van een stukje grond, aangeduid als de Taartpunt, en het gebruik van een steeg tussen de percelen van de partijen. De kantonrechter had de vorderingen van de appellanten in conventie afgewezen en hen veroordeeld tot medewerking aan het oprichten van een erfafscheiding en het verwijderen van beplanting. De appellanten vorderen nu zekerheid voor de door hen betaalde dwangsommen en proceskosten, omdat zij vrezen dat Hotel Zaandijk, de geïntimeerde, niet in staat zal zijn om deze bedragen terug te betalen bij een succesvol hoger beroep. Het hof oordeelt dat de gevorderde zekerheidstelling niet toewijsbaar is, omdat de appellanten zelf hebben gekozen om de dwangsommen te betalen en geen uitvoering te geven aan het vonnis. Het hof wijst de vordering af en houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak.