3.13.Bij vonnis van 27 juni 2024 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland, ECLI:NL:RBNHO:2024:6445, is [geïntimeerde] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Ook heeft de rechtbank aan [geïntimeerde] een rijverbod opgelegd voor de duur van drie jaar. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover van belang, het volgende overwogen: “3 Beoordeling van het bewijs
(…)
Bewijsmotivering feit 1 primair
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
(...)
Op basis van de uitgelezen data van de airbagmodule en de snelheidsanalyse, stelt de rechtbank stelt vast dat de verdachte drie seconden voor het ongeval 100 kilometer per uur reed. Bij een snelheid van 113 kilometer per uur trapte hij het gaspedaal volledig in, waarna hij één seconde voor het ongeval 120 kilometer per uur reed. Hierna zette de verdachte een stevige remming in, waarna hij uiteindelijk met een snelheid van 89 kilometer per uur tegen het voertuig van de slachtoffers botste. De bevindingen van de airbagmodule komen overeen met de door de politie berekende snelheid op basis van natuurkundige wetgeving.
Ten tijde van het ongeval verkeerde de verdachte onder invloed van alcohol. Het resultaat van het bij de verdachte verrichte ademanalyse-onderzoek was 335 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, terwijl maximaal 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht in het verkeer is toegestaan.
(...)Roekeloosheid
(...)
In het kader van artikel 5a WVW moet de rechtbank beoordelen of de verdachte met het verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval a) de verkeersregels heeft geschonden, b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
a) De verkeersregels
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ter plaatse geldende maximumsnelheid heeft overschreden. (...)b) In ernstige mate
(...) In dit verband overweegt de rechtbank dat de verdachte de maximumsnelheid zeer aanzienlijk heeft overschreden door 120 kilometer per uur te rijden op een weg waar 50 kilometer per uur de maximum toegestane snelheid was. De rechtbank acht hierbij van belang dat de verdachte over een relatief korte afstand van 223 meter, vanuit stilstand zijn snelheid naar deze niet toegestane en onverantwoord hoge snelheid heeft verhoogd. Hij heeft dit gedaan terwijl hij met een flauwe bocht in de weg een woonwijk in reed. Bovendien was het ten tijde van het verkeersongeval donker en het zicht daardoor beperkt, terwijl het zicht mede werd belemmerd door de rechts van [straat] staande bomen. Het verkeersplein Kooimeer, met een kruisend fietspad, noch [straat] zijn op een dergelijke acceleratie ingericht. Daarbij bleef de verdachte zijn snelheid verhogen tot kort voor het ongeval, wetende dat hij een kruising zou naderen, waarbij hij twee seconden voor het ongeval het gaspedaal nog volledig heeft ingedrukt.
Bovendien reed de verdachte onder invloed van - grofweg - anderhalf maal de toegestane hoeveelheid alcohol. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol een negatieve invloed heeft op het beoordelingsvermogen en de reactiesnelheid.
Dit tezamen genomen rechtvaardigt het oordeel dat sprake was van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c) Opzettelijk
(...) De verdachte heeft de ter plaatse geldende maximumsnelheid zeer fors overschreden terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. De rechtbank is van oordeel dat het rijden met een zo veel te hoge snelheid niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Daarbij betrekt de rechtbank het gegeven dat de verdachte bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse en er bewust van was dat hij binnen de bebouwde kom te hard reed. Daarnaast is de verdachte bewust onder invloed van alcohol in de auto gestapt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
d) Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door veel te hard, onder invloed van alcohol, te rijden zoals de verdachte heeft gedaan. Dat die zeer gevaarlijke situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het feit dat de verdachte het verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij[slachtoffer 1]
en[slachtoffer 2]
om het leven zijn gekomen.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van de verdachte die tot het verkeersongeval hebben geleid, kunnen worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, te weten roekeloosheid. (...)
(…)
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 26 januari 2022 te [plaats] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (...), daarmede rijdende over de weg, [straat] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos
- met toenemende snelheid die Vondelstraat in te rijden en de snelheid in korte tijd te verhogen naar een niet toegestane, (zeer onverantwoord) hoge snelheid en
- niet in staat te zijn om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- met grote impact op te botsen tegen een voor hem van rechts, vanuit de [laan] de rijbaan van die Vondelstraat oprijdende personenauto (...), waardoor de bestuurster (...) en een inzittende (...) van die personenauto (...) werden gedood, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 2
hij op 26 januari 2022 te [plaats] , als bestuurder van een motorrijtuig (...), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 335 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn. (...)