Op 15 juli 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de WOZ-waarde van een woning in [Z]. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde G. Gieben, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die de beschikking van de heffingsambtenaar over de WOZ-waarde van de woning had gehandhaafd. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 797.000 voor het jaar 2022. Tijdens de bezwaarfase had de heffingsambtenaar de benodigde gegevens, zoals het taxatieverslag en de KOUDV-factoren, verstrekt aan de gemachtigde van de belanghebbende. De rechtbank had geoordeeld dat de heffingsambtenaar aan zijn informatieverplichtingen had voldaan en dat de belanghebbende niet voldoende had aangetoond dat de WOZ-waarde niet correct was vastgesteld. In hoger beroep werd enkel nog de vraag behandeld of de heffingsambtenaar artikel 40 van de Wet WOZ had geschonden en of de belanghebbende recht had op een proceskostenvergoeding. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar de benodigde informatie had verstrekt en dat de belanghebbende niet in zijn recht was. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.