In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een huurder van een geliberaliseerde huurwoning, tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had de WOZ-waarde van de woning voor het belastingjaar 2023 vastgesteld op € 738.000, maar belanghebbende betwist deze waarde. De heffingsambtenaar had eerder de WOZ-waarde vastgesteld en belanghebbende had hiertegen bezwaar gemaakt, wat door de inspecteur ongegrond werd verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en stelde de WOZ-waarde vast op € 738.000. In hoger beroep heeft belanghebbende verzocht om een verlaging van de WOZ-waarde en andere verzoeken, maar het Hof oordeelt dat belanghebbende geen relevant belang heeft bij een wijziging van de WOZ-waarde. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank, omdat belanghebbende geen direct financieel belang kan aantonen bij een lagere WOZ-waarde. De rechtbank had het beroep niet inhoudelijk mogen beoordelen, en het Hof verklaart het hoger beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door de vijfde meervoudige belastingkamer op 24 juli 2025.