ECLI:NL:GHAMS:2025:1997

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
24/3401
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde van een geliberaliseerde huurwoning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een huurder van een geliberaliseerde huurwoning, tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had de WOZ-waarde van de woning voor het belastingjaar 2023 vastgesteld op € 738.000, maar belanghebbende betwist deze waarde. De heffingsambtenaar had eerder de WOZ-waarde vastgesteld en belanghebbende had hiertegen bezwaar gemaakt, wat door de inspecteur ongegrond werd verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en stelde de WOZ-waarde vast op € 738.000. In hoger beroep heeft belanghebbende verzocht om een verlaging van de WOZ-waarde en andere verzoeken, maar het Hof oordeelt dat belanghebbende geen relevant belang heeft bij een wijziging van de WOZ-waarde. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank, omdat belanghebbende geen direct financieel belang kan aantonen bij een lagere WOZ-waarde. De rechtbank had het beroep niet inhoudelijk mogen beoordelen, en het Hof verklaart het hoger beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door de vijfde meervoudige belastingkamer op 24 juli 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 24/3401
24 juli 2025
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 14 juni 2024 in de zaak met kenmerk AMS 23/5324 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] ,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 25 februari 2023 de WOZwaarde van de onroerende zaak aan het adres [straat] te [Z] (hierna: de woning) voor het jaar 2023 vastgesteld op € 738.000. Op hetzelfde biljet is een aanslag afvalstoffenheffing van € 344 aan belanghebbende bekendgemaakt.
1.2.
Na ontvangst van het in 1.1 bedoelde biljet heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend, dat de inspecteur bij uitspraak op bezwaar ongegrond heeft verklaard.
1.3.
Op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar heeft de rechtbank in de bestreden uitspraak als volgt beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- stelt de WOZ-waarde van de woning voor het belastingjaar 2023 vast op € 738.000,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak op bezwaar;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50,- aan [belanghebbende] te vergoeden.”
1.4.
In hoger beroep heeft belanghebbende een beroepschrift ingediend. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend en een nader stuk met dagtekening 8 januari 2025.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is huurder van de woning. Het betreft een geliberaliseerde huurwoning.
2.2.
De hoogte van de afvalstoffenheffing is gelijk aan het tarief voor een eenpersoonshuishouden.

3.Geschil in hoger beroep

In hoger beroep stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de rechtbank de voor het jaar 2022 vastgestelde WOZ-waarde van de woning ten onrechte niet heeft verlaagd. Hij heeft het Hof verzocht (i) de heffingsambtenaar op te dragen de WOZ-waarde van de woning en andere objecten te bepalen op de bouwkosten exclusief grond, (ii) de WOZ-waarde van de woning terugwerkend tot 2020 aan te passen rekening houdend met de mogelijkheid dat in de buurt prostitutie wordt toegestaan, (iii) verlaging van de WOZ-waarde van de woning en andere objecten in [Z] tot een redelijk bedrag tot twintig jaar terug, vermeerderd met wettelijke rente, en (iv) een schadevergoeding voor iedere dag totdat de heffingsambtenaar adequaat op zijn bezwaarschrift tegen de voor het jaar 2022 vastgestelde WOZ-waarde heeft gereageerd. Evenmin als in eerste aanleg is de aanslag afvalstoffenheffing in geschil.

4.Beoordeling in hoger beroep

Ambtshalve en vooraf: ontvankelijkheid van het hoger beroep
4.1.
Gegeven dat belanghebbende huurder is van de woning en sprake is van geliberaliseerde woonruimte, rijst de vraag of belanghebbende een relevant belang heeft bij een wijziging van de voor de woning vastgestelde WOZ-waarde. De Hoge Raad heeft namelijk het volgende overwogen in zijn arrest van 8 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:238:
“4.1.3 (…) in gevallen waarin uit de vaststaande feiten voortvloeit dat de gebruiker door een wijziging van de vastgestelde WOZ-waarde niet in een gunstiger positie kan komen (…) dient, (…) te worden aangenomen dat een rechtsmiddel (bezwaar, beroep of hoger beroep) niet-ontvankelijk moet worden verklaard als de indiener daarbij geen belang heeft, in die zin dat het aanwenden van dat rechtsmiddel, ongeacht de gronden waarop het steunt, hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen (…)
4.1.4
In de uitspraak van het Hof ligt het (…) oordeel besloten dat in dit geval vaststaat (i) dat geen sprake is van een niet-geliberaliseerde woonruimte en (ii) dat belanghebbende als huurder van de woning evenmin anderszins een direct financieel gevolg ondervindt bij een wijziging van de vastgestelde WOZ-waarde. Dit brengt, gelet op hetgeen hiervoor in 4.1.3 is overwogen, mee dat het bezwaar niet-ontvankelijk in plaats van ongegrond had moeten worden verklaard.”
4.2.
Desgevraagd heeft belanghebbende geen direct financieel belang kunnen noemen dat hij heeft bij een lagere WOZwaarde van de woning. De rechtbank had daarom het beroep, of althans de klachten in dat beroep over de WOZ-waarde, niet inhoudelijk mogen beoordelen.
4.3.
Een inhoudelijke beoordeling van de aanpalende verzoeken zoals belanghebbende die heeft gedaan, is in deze fiscale procedure evenmin mogelijk, nu daarin in beginsel (slechts) de uitspraak op bezwaar waartegen het beroep is ingesteld ter beoordeling voorligt. De wet (de Algemene wet bestuursrecht) bevat in zoverre geen uitzondering voor de verzoeken van belanghebbende.
4.4.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank het beroep ten onrechte gegrond verklaard. Het Hof zal die beslissing echter in stand laten (bevestigen), omdat belanghebbende geen belang heeft bij de vernietiging ervan. De slotsom is dan dat het hoger beroep ongegrond is.

5.Kosten

Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. W.J. Blokland, voorzitter, N. Djebali en M.C. Cornelisse, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Kranenburg als griffier. De beslissing is op 24 juli 2025 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: