2.Feiten
De rechtbank heeft onder 2.1 tot en met 2.17 van het bestreden vonnis een aantal vaststaande feiten opgesomd. Tegen onderdelen van de vaststellingen onder 2.4 tot en met 2.6 hebben [appellanten] bezwaar gemaakt. Het hof zal daarmee rekening houden. De door de rechtbank vastgestelde feiten zijn in hoger beroep voor het overige niet in geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Zij komen neer op het volgende, waarbij (a) en (b) als korte inleiding dienen.
( a) [appellanten] zijn echtgenoten. Zij wonen in de woning aan de [adres] [1] te [plaats A] . Bij de woning hoort een stuk grond.
( b) [naam sr] . is de vader van [geïntimeerde] . Hij woonde tot zijn overlijden ( [in] 2022) in de woning aan de [adres] [2] te [plaats A] . Ook bij deze woning behoort een stuk grond dat deels grenst aan de grond van [appellant 1] .
( c) [naam sr] . is op 7 december 1967 eigenaar geworden van een perceel grond, destijds kadastraal bekend gemeente [plaats A] , sectie [sectie 1] , ter grootte van – volgens de desbetreffende leveringsakte – ongeveer 2.740 m2.
( d) Bij akten van 1 september 1975 heeft [naam 1] (delen van) de kadastrale percelen gemeente [plaats A] , sectie [sectie 2] , [sectie 6] , [sectie 3] , [sectie 4] en [sectie 5] geleverd aan [naam sr] . respectievelijk aan [naam 2] (hierna: [naam 2] ), de rechtsvoorganger van [appellant 1] .
( e) In de desbetreffende leveringsakte zijn de aan [naam 2] overgedragen percelen ter grootte van – volgens die akte – in totaal ongeveer 6.173 m2 als volgt omschreven:
“(…) kadastraal bekend gemeente [plaats A] sectie [sectie 2] , groot zes are en tachtig centiare, [sectie 4] groot twee are en negentig centiare alsmede een ter plaatse op het terrein afgepaald gedeelte van nummer [sectie 5] ter grootte van ongeveer zes en veertig are en drie centiare (...) en eveneens op het terrein afgepaald oostelijk gedeelte van nummer [sectie 3] ter grootte van ongeveer zes are ( ...).”
( f) In de desbetreffende leveringsakte zijn de aan [naam sr] . overgedragen percelen ter grootte van – volgens die akte – in totaal ongeveer 6.244 m2, als volgt omschreven:
“(…) kadastraal bekend gemeente [plaats A] sectie [sectie 6] , groot zesenveertig are en zestig centiare, alsmede een ter plaatse op het terrein afgepaald westelijk gedeelte van nummer [sectie 3] ter grootte van ongeveer vijftien are en dertig centiare ( ...) en een eveneens op het terrein afgepaald noord-westelijk gedeelte van nummer [sectie 5] ter grootte van ongeveer vier en vijftig centiare ( ...) "
Perceel [sectie 6] speelt in dit geding geen rol. Als dat perceel buiten beschouwing wordt gelaten, is aan [naam sr] . bij voormelde akte – en volgens die akte – in totaal ongeveer 1.584 m2 grond overgedragen.
( g) [naam sr] . heeft eveneens bij akte van 1 september 1975 een deel van het hem in eigendom toebehorende perceel [sectie 1] , ter grootte van – volgens die akte – ongeveer 54 m2, overgedragen aan [naam 2] . De omschrijving hiervan is in die akte als volgt:
“een driehoekig stukje bosgrond ter grootte van ongeveer vier en vijftig centiare of zoveel groter of kleiner als na kadastrale opmeting zal blijken, uitmakende het zuid-oostelijk gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats A] sectie [sectie 1]
(…) welk perceelsgedeelte op het terrein duidelijk is afgepaald en overigens aan partijen voldoende bekend is”
( h) Op 29 juni 1977 heeft een grensaanwijs plaatsgevonden, waarbij [naam sr] . en [naam 2] aanwezig waren. Op basis daarvan is op 9 februari 1978, derhalve na de hierna te melden koop en levering, een nieuwe kadastrale kaart vervaardigd.
( i) [naam 2] heeft bij koopakte van 7 november 1977, opgesteld door makelaar [naam 3] (hierna: [naam 3] ), de woning met grond verkocht aan [appellant 2] voor een bedrag van ƒ 1.230.000,=. Bij deze akte was de volgende tekening gevoegd:
( j) De instrumenterend notaris heeft een conceptleveringsakte opgesteld, volgens welke het door [naam 2] aan [appellant 2] over te dragen stuk grond in totaal een grootte had van ongeveer 6.227 m2.
( k) Die notaris heeft [naam 2] , [appellant 2] en [naam 3] op 29 december 1977 een brief gestuurd met, voor zover van belang, de volgende inhoud:
“Bij “voorlopige” koopakte, gedateerd 7 november 1977, kocht (…) [appellant 2] van (…) [naam 2] het pand aan de [adres] [1] te [plaats A] . Het pand bestaat uit twee gehele kadastrale percelen, te weten [plaats A] [sectie 2] groot 6 are, 80 centiare en [sectie 4] groot 2 are, 90 centiare, alsmede drie gedeeltelijke percelen te weten [sectie 5] , [sectie 3] en [sectie 1] . (…) [naam 3] heeft, terecht, in zijn koopakte opgenomen de “ongevere” kadastrale grootte, zoals het kadaster deze opgeeft, te weten respectievelijk 46 are, 3 centiare, 6 are en 54 centiare. Laatstbedoelde groottes zult U uiteraard ook weer terugvinden in het “eigendomsbewijs” van (…) [naam 2] , te weten de akte, op 1 september 1975 voor mij verleden, waarbij hij het pand kocht.
Zojuist deelt (…) [naam 3] mij in mede, dat het kadaster inmiddels een en ander heeft uitgemeten. Navraag bij het kadaster leert mij, dat er inderdaad een landmeter is geweest, doch dat de resultaten van deze uitmeting nog niet in de kadastrale boekhouding zijn verwerkt. De landmeter was zo vriendelijk mij de groottes, zoals hij die heeft uitgerekend, op te geven, zulks echter onder het uitdrukkelijk voorbehoud, dat hij niet aan deze opgave gebonden is en dat de uiteindelijke grootte nog iets anders kan uitvallen. De opgave van de landmeter luidt: [sectie 5] : 95 are, 82 centiare, [sectie 3] : 3 are, 75 centiare en [sectie 1] : 14 centiare. Zoals U ziet behelst de mondelinge opgave van de landmeter een afwijking van de opgave, zoals die thans in de kadastrale boekhouding is vermeld, die (hoewel in het kader van het gehele object niet aanzienlijk) op zich toch vrij beduidend is. Het lijkt mij daarom goed toe op voorhand de juridische positie van partijen vast te stellen. Deze is, dat (…) [naam 2] heeft verkocht aan (…) [naam 4] , die heeft gekocht,
nieteen opgegeven kadastrale grootte, doch het pand met tuin, zoals dat er in feite bijligt. Vandaar de bepaling in de “voorlopige” koopakte, welke bepaling U ook weer terugvindt in mijn akte van overdracht, dat verschil tussen de opgegeven en de werkelijke grootte aan geen der partijen enig recht zal verlenen. Voor wat betreft de grootte van de gedeeltelijke kadastrale percelen laat ik U allen gaarne de keus of ik mij houd aan de thans nog officiële approximatieve opgave van het kadaster dan wel aan de telefonische, tevens approximatieve doch waarschijnlijk nauwkeuriger, opgave van de landmeter. Juridisch maakt het niet uit. Het onroerend goed wordt overgedragen met de grootte, zoals die op het terrein blijkt. De kadastrale grootte, zoals het kadaster die te eniger tijd nog wel eens zal opgeven, geeft geen van partijen enig recht.”
( l) Tussen [appellant 2] en [naam 2] is vervolgens een korting op de koopprijs afgesproken van ƒ 5.000,=, omdat het verkochte stuk grond circa 300 m2 kleiner bleek te zijn dan was vermeld in de koopakte.
( m) In de leveringsakte van 3 januari 1978 is het door [naam 2] aan [appellant 2] overgedragen stuk grond – ter grootte van volgens die akte – 5.941 m2, als volgt omschreven:
“(…) kadastraal bekend gemeente [plaats A] , sectie [sectie 2] , groot zes are, tachtig centiare, [sectie 4] , groot twee are, negentig centiare, een ter plaatste afgepaald gedeelte van nummer [sectie 5] ter grootte van ongeveer vijf en veertig are, twee en tachtig centiare (...), alsmede een op het terrein afgepaald oostelijk gedeelte van nummer [sectie 3] ter grootte van ongeveer drie are en vijf en zeventig centiare (...), en eveneens een op het terrein afgepaald gedeelte van nummer [sectie 1] ter grootte van ongeveer veertien centiare”.
( n) Op enig moment zijn voormelde kadastrale percelen, voor zover in dit geding relevant, omgenummerd. [appellant 2] heeft zijn (voormelde) percelen op 23 september 1988 overgedragen aan [appellant 1] .
( o) Na eerdere brieven ter zake heeft de advocaat van [appellanten] bij brief van 22 februari 2022 aan [naam sr] . gevraagd om medewerking te verlenen aan het oprichten van een erfafscheiding conform de kaart zoals die was gevoegd bij de koopakte van 7 november 1977, hiervoor onder 2 (i) weergegeven. De juridisch adviseur van [naam sr] . heeft daarop bij brief van 1 april 2022 geantwoord dat [naam sr] . bereid is medewerking te verlenen aan de oprichting van een erfafscheiding op de huidige kadastrale grens.
( p) Op 6 december 2022 heeft op verzoek van [geïntimeerde] een grensreconstructie plaatsgevonden door een landmeter van het kadaster, waarvan deze die dag een relaas van bevindingen heeft opgemaakt. Bij die grensreconstructie waren zowel [appellanten] als [geïntimeerde] aanwezig. Door (de advocaten van) partijen ter zake na het bestreden vonnis gestelde vragen zijn door of namens de landmeter beantwoord in (bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep overgelegde) e-mails van 1 maart 2024, 14 januari 2025 en 20 januari 2025.
( q) De huidige kadastrale grens is als volgt, waarbij de percelen (kortweg aangeduid als) [sectie 7] en [sectie 8] op naam van [appellant 1] staan en de percelen [sectie 9] en [sectie 10] op naam van [geïntimeerde] (of [naam sr] .):