In deze zaak gaat het om een huurgeschil waarbij de appellant, een huurder van een zorgwoning, overlast ervaart van haar bovenburen. De appellant huurt de woning in het kader van zorg- en dienstverlening van een bedrijf, dat op zijn beurt de woning van een woningcorporatie huurt. De appellant vordert maatregelen van de zorgverlener en de woningcorporatie om de overlast te beëindigen, alsook schadevergoeding en huurvermindering. De kantonrechter heeft de vorderingen van de appellant afgewezen, omdat er geen onrechtmatige overlast is vastgesteld. De appellant is in hoger beroep gegaan, maar het hof bevestigt het oordeel van de kantonrechter. Het hof oordeelt dat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde overlast. De rapportage van een geluidsonderzoek wordt door de tegenpartij betwist en het hof vindt de argumenten van de appellant niet overtuigend genoeg. De appellant heeft haar vordering voor huurvermindering ingetrokken, omdat zij inmiddels is verhuisd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van de appellant af, waarbij zij in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld.