Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling in hoger beroep
Parkinson en dementie. ZZP 5 en die krijg je niet zomaar.” Het ligt volgens [eiseres] voor de hand dat dit proces al veel langer gaande was en dat [gedaagde ] eerder dan (naar het hof begrijpt) in 2018 van de bevoegdheden die haar in het levenstestament zijn gegeven, gebruik is gaan maken. Verder heeft [eiseres] nog gesteld dat moeder ook in een afhankelijkheidspositie van [gedaagde ] verkeerde, omdat zij was verhuisd van [plaats C] naar [plaats B] , en zij daar niemand anders dan [gedaagde ] en haar gezin had. Zij was dus ook in sociaal-emotioneel opzicht in zeer belangrijke mate afhankelijk van [gedaagde ] (en haar gezin).
identifiervan de Rabobank beschikte waarmee zij met de IPad betalingen kon doen. Overigens volgt uit de in eerste aanleg overgelegde correspondentie tussen moeder en [eiseres] (prod. 10 bij conclusie van antwoord) eveneens dat moeder zich ook zelf bezig hield met haar financiën.
zegge zeventigduizend euro” en in de ene overeenkomst op te nemen dat de schuld van [gedaagde ] aan moeder per 1 januari 2017 nog € 50.000,- zal bedragen en in de andere dat deze zelfde schuld per 1 januari 2017 wordt verlaagd naar € 0,-. Een en ander komt ook niet overeen met de aangifte inkomstenbelasting van moeder over 2016 waarin de lening al niet meer voorkomt. Deze discrepanties, die de vastlegging van de schenking betreffen, zijn echter onvoldoende om tot de conclusie te kunnen leiden dat sprake is van misbruik van omstandigheden bij het doen van de schenkingen zelf. De heer [naam 1] heeft immers verklaard, zoals hiervoor al weergegeven, dat de schenkingen op initiatief van moeder waren en dat zij volledig begreep wat ze wilde (prod. 2 bij conclusie van antwoord). Het hof heeft geen reden te twijfelen aan deze verklaring. De enkele omstandigheid dat hij ook [gedaagde ] adviseerde, is daarvoor niet voldoende. Daarnaast blijkt uit de overgelegde bankafschriften dat [gedaagde ] in 2016 tot juli maandelijks € 500,- aan moeder betaalde, hetgeen overeenkomt met 6% rente over € 100.000,- op maandbasis en vanaf 1 juli 2016 € 250,- per maand, welk bedrag overeenkomt met een verschuldigde maandelijkse rente van 6% over € 50.000,-. Bij de betaling op 3 juli 2016 staat bovendien als omschrijving “lening bedrag na schenking aangepast”. Dit wijst erop dat [gedaagde ] niet ervan is uitgegaan dat de schuld in 2016 al geheel was kwijtgescholden, wat wordt bevestigd door de mail van haar partner aan de heer [naam 1] van 23 juni 2016 (prod. 11 bij conclusie van antwoord). Overigens blijkt naar het oordeel van het hof uit de als productie 12 bij conclusie van antwoord overgelegde correspondentie tussen de partner van [gedaagde ] en de heer [naam 1] van begin 2017 dat het de bedoeling was het tweede gedeelte van de resterende lening (niet eerder dan) in 2017 kwijt te schelden.
€ 30.182,72
“Je hebt nergens recht op en je kunt ook geen declaraties indienen voor hapjes of wat dan ook.”Verder blijkt uit de rekening en verantwoording dat [gedaagde ] nog heel veel zaken voor moeder kocht.