ECLI:NL:GHAMS:2025:2731
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging schuldsaneringsregeling wegens detentie en beschikbaarheid van baten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellante, die gedetineerd is. De rechtbank had de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd op grond van artikel 350 lid 5 van de Faillisementswet (Fw), omdat de appellante gedetineerd was en er baten beschikbaar waren om vorderingen te voldoen. Het hof oordeelt dat het hoger beroep van de appellante faalt, aangezien zij niet heeft gegriefd tegen het oordeel van de rechtbank dat zij door haar detentie niet kan voldoen aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de helft van het bedrag van € 30.000,- dat de Belastingdienst aan de appellante heeft uitgekeerd, toekomt aan haar partner, en de andere helft aan de appellante zelf, wat betekent dat er € 15.000,- beschikbaar is voor de boedel. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij het benadrukt dat de beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 lid 3 sub c en g Fw plaatsvindt, en dat de appellante van rechtswege in staat van faillissement verkeert zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.