4.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil – voor zover in hoger beroep van belang –
het volgende overwogen en beslist:
“Eiseres bepleit een lagere waarde van € 62.000 voor woning A en € 75.000 voor
woning B en heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
- de twee woningen hebben de functieaanduiding recreatiewoning. De woningen zijn daarom niet voldoende vergelijkbaar met de referentieobjecten en deze functieaanduiding heeft een waardedrukkend effect;
- de woningen liggen niet direct aan de weg maar achter andere objecten. Dit heeft een waardedrukkend effect;
- de referentieobjecten zijn uit een recenter bouwjaar dan de twee woningen en er zit daarom een groot kwaliteitsverschil tussen de referentieobjecten en de woning;
(…) Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op
bezwaar, verlaging van de WOZ-waarde van de woning, dienovereenkomstige verlaging
van de ozb.
4. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en verwijst naar de
bijgevoegde matrix. Daarin zijn naast de gegevens van de woning, de verkoopgegevens
vermeld van [straat 1] 36a, [straat 1] 36d, [straat 1] 36f, [straat 2] 24, [straat 2]
27 en [straat 3] 27c, alle gelegen te [stad] .
(…)
Waarde van de woningen
6. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
7. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken wordt de waarde, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, voor woningen bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn.
8. Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Voor de beoordeling of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, is van belang of de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning, en indien dit het geval is, of verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten.
9. De in de door verweerder overgelegde matrix genoemde objecten zijn alle kort vóór de waardepeildatum verkocht en wat type, ligging en omvang betreft voldoende vergelijkbaar met de woning. Er mogen verschillen tussen de referentieobjecten en de woningen bestaan, zolang verweerder maar voldoende aannemelijk maakt dat er met die verschillen rekening is gehouden. Weliswaar komen de referentieobjecten uit een recenter bouwjaar en is de kwaliteit van de woningen daardoor mogelijk lager dan die van de referentieobjecten, verweerder houdt hier rekening mee. Dit doet hij door de kwaliteit van de woning te kwalificeren als “matig" terwijl de kwaliteit van de referentieobjecten vrijwel allemaal als “voldoende” is gekwalificeerd. De verkoopprijzen van de door verweerder getoonde objecten kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook dienen ter onderbouwing van de waarde van de woning.
10. De omstandigheid dat de woningen als functieaanduiding ‘recreatiewoning’ hebben, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft naar voren gebracht dat volgens het bestemmingsplan wonen is toegestaan. De aanduiding als recreatiewoning betreft uitsluitend een functieaanduiding. Een functieaanduiding is een aanduiding die specifiek is opgenomen omdat de gemeente één of meerdere toegestane functies aan een perceel heeft gekoppeld. Dit betekent dat toegestane activiteiten binnen een bestemmingsplan aangevuld worden met een functieaanduiding. Samengevat biedt dit dus extra mogelijkheden. Eiser heeft dit niet weerspoken en dit volgt ook uit de stukken. Voorts staat vast dat de woningen sinds 2018 worden verhuurd aan dezelfde huurder. Uit dit een en ander maakt de rechtbank op dat permanente bewoning van de woningen is toegestaan en dat de woningen voldoende vergelijkbaar zijn met de referentieobjecten.
11. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat deze functieaanduiding inderdaad een waardedrukkend effect heeft en dat dit is verdisconteerd in de vastgestelde waarde. De taxateur heeft hier rekening mee gehouden door de vierkante meterprijs van de woningen aanzienlijk lager vast te stellen dan die van de referentieobjecten. De prijs per m2 van de woningen bedraagt volgens de matrix van verweerder € 2.845 (woning a) en € 2.638 (woning b) terwijl de prijs per m2 van de referentieobjecten varieert van € 3.920 tot € 5.040. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de functieaanduiding als recreatiewoning aangezien de vierkante meterprijzen van de woningen beduidend lager zijn dan die van de referentieobjecten, ook indien rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat de matige kwaliteit van de woningen ook leidt tot een lagere prijs per vierkante meter ten opzichte van de referentieobjecten.
12. Eiseres stelt voorts dat de woningen niet direct aan de weg liggen maar achter andere objecten. Dit heeft een waardedrukkend effect omdat zij niet direct toegankelijk zijn. Verweerder erkent dit tevens en verwijst wederom naar de lage vierkante meterprijzen waarin de taxateur hier reeds rekening mee heeft gehouden. Gezien de beduidend lage vierkante meterprijzen in verhouding tot die van de referentieobjecten oordeelt de rechtbank dat verweerder hiermee voldoende rekening heeft gehouden in de waardering.
13. De rechtbank volgt evenmin de stelling van eiseres dat het perceel [#] is betrokken in de bepaling van de waarde. Dit is door eiseres onvoldoende gemotiveerd en desgevraagd niet nader onderbouwd ter zitting. Uit de WOZ-beschikking of een van de andere stukken blijkt niet dat dit perceel is betrokken in de waardering van de woningen. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woningen niet te hoog is vastgesteld.
14. Gelet op het voorgaande moet het beroep ongegrond worden verklaard.
15. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.”