ECLI:NL:GHAMS:2025:2976

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
200.353.114/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van mentorschap wegens afwezigheid van noodzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 november 2025 uitspraak gedaan over de opheffing van het mentorschap van de betrokkene, geboren in 1988 te Marokko. De kantonrechter had eerder, op 17 januari 2025, het verzoek van de appellanten tot opheffing van het mentorschap afgewezen. De appellanten, bestaande uit de betrokkene en zijn bewindvoerder, zijn in hoger beroep gegaan. Tijdens de zitting op 22 augustus 2025 werd duidelijk dat de betrokkene stabiel is en geen mentor meer nodig heeft. De betrokkene heeft goede contacten met zijn netwerk en ontvangt adequate medische zorg. Het wijkteam stelde dat het mentorschap nog steeds van waarde kan zijn, maar het hof oordeelde dat de noodzaak voor het mentorschap niet langer aanwezig is. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het mentorschap opgeheven, met de conclusie dat de belangen van de betrokkene ook zonder mentorschap voldoende gewaarborgd zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.353.114/01
zaaknummer rechtbank: 11432812 EB VERZ 24-12693
beschikking van de meervoudige kamer van 4 november 2025 in de zaak van
[betrokkene] ,
hierna: de betrokkene,
en
[bewindvoerder] ,
hierna: de bewindvoerder,
appellanten in hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: de appellanten,
beide wonende te Amsterdam,
advocaat: mr. S. IJntema te Amsterdam.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- Detmar Bewindvoeringen (hierna: de mentor);
- [de moeder] (hierna: de moeder);
- [de vader] (hierna: de vader);
- [de broer] (hierna: de broer);
- [de zus] (hierna: de zus).
Als informant is aangemerkt:
- [X] Wijkteam (hierna: het wijkteam).

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vraag of het mentorschap over de betrokkene moet worden opgeheven.
1.2
De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) heeft in een beschikking van 17 januari 2025 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van appellanten tot opheffing van het mentorschap afgewezen.
De appellanten zijn het daar niet mee eens en willen dat het mentorschap alsnog wordt opgeheven.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De appellanten zijn op 2 april 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een brief van de mentor van 4 juni 2025;
- een mailbericht van GGZ Drenthe van 17 juni 2025;
- een brief van de zijde van appellanten van 18 juni 2025 met bijlage.
2.3
De zitting heeft op 22 augustus 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de appellanten, bijgestaan door hun advocaat;
- het wijkteam, vertegenwoordigd door [naam] .
De moeder, vader, broer en zus van de betrokkene zijn niet op de zitting verschenen.
De mentor is, met kennisgeving, evenmin op de zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1988 te [plaats] (Marokko).
3.2
De kantonrechter heeft op 16 maart 2017 bewind ingesteld over betrokkene wegens psychische problemen en verslavingsproblematiek. Obin B.V. is toen als bewindvoerder benoemd. Op 15 mei 2022 is de huidige bewindvoerder tot bewindvoerder benoemd.
3.3
De kantonrechter heeft op 23 augustus 2023 ten behoeve van de betrokkene een mentorschap ingesteld, met benoeming van Detmar Bewindvoeringen als mentor.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking het verzoek tot opheffing van het mentorschap afgewezen.
4.2
De appellanten verzoeken, met vernietiging van de bestreden beschikking, hun inleidende verzoek tot opheffing van het mentorschap ten behoeve van de betrokkene alsnog toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:462, tweede lid, BW volgt dat de rechter het mentorschap kan opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de mentor of van degene die gerechtigd is het mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid, BW, dan wel ambtshalve.
De standpunten
5.2
De appellanten, te weten de betrokkene en zijn bewindvoerder, zijn van mening dat de betrokkene geen mentor meer nodig heeft en voeren daartoe het volgende aan. De medische behandeling van de betrokkene betreft alleen periodieke medicatie en verloopt goed. De betrokkene komt zijn afspraken na en heeft elke drie maanden een gesprek met de psychiater. Daarnaast ontvangt hij veel steun uit zijn netwerk. De woonsituatie van de betrokkene is stabiel en er is veelvuldig en constructief contact tussen de bewindvoerder en het wijkteam. Bovendien heeft de betrokkene de mentor slechts één keer ontmoet en bestaat er geen effectieve relatie tussen de betrokkene en de mentor. De betrokkene is in staat zijn niet-vermogensrechtelijke belangen zelfstandig te behartigen en doet een beroep op zijn zelfbeschikkingsrecht.
5.3
Uit de brief van de familie van de betrokkene van 18 juni 2025 volgt dat zij het mentorschap niet langer noodzakelijk achten. Het gaat al lange tijd goed met de betrokkene. Hij is altijd bereikbaar en komt op tijd op al zijn afspraken. Hij heeft ambulante hulp waar hij goed contact mee heeft en waarbij hij terecht kan en is dichterbij zijn familie komen wonen, waardoor zij hem vaker kunnen bezoeken. Dankzij de bewindvoerder is de betrokkene nu schuldenvrij en heeft hij de grip op zijn leven terug, aldus de familie.
5.4
Het wijkteam brengt op de zitting in hoger beroep naar voren dat het mentorschap van toegevoegde waarde is. Op dit moment is de betrokkene stabiel, maar mocht hij in de toekomst stoppen met zijn medicatie dan is het fijn als er een vangnet is in de vorm van een mentor die zijn niet-vermogensrechtelijke belangen kan behartigen.
De beoordeling door het hof
5.5
Het hof overweegt als volgt.
De betrokkene is bekend met psychiatrische problematiek en verslavingsproblematiek, waarvoor hij al jarenlang in behandeling is bij een FACT-team van [X] . Sinds 2017 staat de betrokkene onder bewind en sinds 2022 is de huidige bewindvoerder betrokken. De betrokkene is in 2023 in korte tijd twee keer opgenomen geweest in een psychiatrische kliniek, wat ertoe heeft geleid dat er in overleg met de kliniek een mentorschap is verzocht ten behoeve van de betrokkene, dat vervolgens door de kantonrechter is uitgesproken. De betrokkene heeft daarna drie keer een kennismakingsgesprek gehad met verschillende mentoren, waarna er geen inhoudelijke begeleiding tot stand is gekomen.
Uit de stukken en de zitting in hoger beroep is gebleken dat de betrokkene al geruime tijd stabiel is. Hij ontvangt medicatie in de vorm van een depot en heeft driemaandelijks contact met de psychiater. Daarnaast heeft hij op regelmatige basis contact met de bewindvoerder, die betrokken bij hem is. De betrokkene is inmiddels dichterbij zijn familie komen wonen en heeft ook regelmatig contact met hen. Er is een indicatie op grond van de Wet Langdurige Zorg voor de betrokkene aangevraagd en verkregen die in de toekomst zou kunnen worden ingezet om hem aan te melden voor een beschermde woonvorm, mocht dit noodzakelijk blijken.
Het hof constateert dat, gelet op bovengenoemde omstandigheden, de noodzaak tot een mentorschap niet langer bestaat. Het hof is van oordeel dat een goede behartiging van de belangen van de betrokkene van niet-vermogensrechtelijke aard ook zonder de maatregel van mentorschap voldoende is gewaarborgd, aangezien de betrokkene een betrokken netwerk om zich heen heeft dat signaleert wanneer het niet goed gaat met hem. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat de noodzaak voor het mentorschap niet meer aanwezig is en zal het mentorschap per heden opheffen.
5.6
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2025, voor zover daaruit voortvloeit dat het mentorschap na heden voortduurt, en in zoverre opnieuw beschikkende:
heft op met ingang van heden het mentorschap van [betrokkene] , geboren te [plaats] (Marokko) [in] 1988;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van Baardewijk, J.M.C. Louwinger-Rijk en
M. Perfors, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 4 november 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.