In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 juni 2022. De verdachte, geboren in 1974, was eerder veroordeeld voor het (mede)plegen van belastingfraude en valsheid in geschrift. Zowel de verdachte als het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 oktober 2025 zijn procesafspraken gemaakt tussen de verdediging en het openbaar ministerie, die door beide partijen zijn bevestigd. Het hof heeft deze afspraken in overweging genomen bij de beoordeling van de zaak.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet verzet tegen de feiten en de kwalificatie van de rechtbank. De advocaat-generaal heeft een taakstraf van 120 uren gevorderd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft de procesafspraken overgenomen, maar heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en heeft zich sinds de feiten niet opnieuw met justitie in aanraking gekomen. Het hof heeft besloten de taakstraf op te leggen, in overeenstemming met de gemaakte procesafspraken, en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de strafoplegging, maar bevestigd voor het overige.