ECLI:NL:GHAMS:2025:3003

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
200.351.816
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van netbeheerder tot afsluiten van gasnet zonder bekende energieleverancier

In deze zaak staat de bevoegdheid van een netbeheerder centraal om een kleinverbruiker af te sluiten van het gasnet, wanneer er geen energieleverancier voor het betreffende adres bekend is. De kantonrechter had eerder deze bevoegdheid ontkend en de vordering van de netbeheerder afgewezen. Het Gerechtshof Amsterdam heeft echter geoordeeld dat de netbeheerder wel degelijk bevoegd is om de afsluiting door te voeren. De netbeheerder, aangeduid als [appellant], heeft aangetoond dat er geen energieleverancier bekend was op het adres van de kleinverbruiker, aangeduid als [geïntimeerde]. Het hof heeft vastgesteld dat de netbeheerder de nodige stappen heeft ondernomen om contact te leggen met de bewoners, maar dat deze inspanningen niet hebben geleid tot een oplossing. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vordering van de netbeheerder toegewezen, met de bepaling dat er een vooraankondiging van zeven dagen moet plaatsvinden voordat de afsluiting kan worden uitgevoerd. De kosten van de procedure zijn voor rekening van de geïntimeerde, die niet is verschenen in de rechtszaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.351.816/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 11261650 CV EXPL 24-10663
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 november 2025
inzake
[appellant],
gevestigd te [plaats 1] ,
appellante,
advocaat: mr. J.E. Janssen te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [plaats 2] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

Het gaat in deze zaak om de vraag of de netbeheerder bevoegd is om een kleinverbruiker af te sluiten van het gasnet als geen energieleverancier voor het adres bekend is. De kantonrechter heeft die vraag ontkennend beantwoord en de vordering afgewezen. Het hof beantwoordt de vraag bevestigend, vernietigt het vonnis en wijst de vordering alsnog toe.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 6 februari 2025 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 14 november 2024, onder bovenvermeld zaaknummer bij verstek gewezen tussen [appellant] als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.
Tegen [geïntimeerde] is ook in hoger beroep verstek verleend.
[appellant] heeft een memorie van grieven met producties ingediend.
Vervolgens is arrest bepaald.
[appellant] heeft in hoger beroep een bewijsaanbod gedaan.

3.Feiten

3.1.
De kantonrechter heeft geen feiten opgesomd die bij de beoordeling tot uitgangspunt zijn genomen. Het hof gaat op basis van de stellingen en producties van [appellant] uit van de volgende feiten.
3.2.
[appellant] is een netbeheerder in de zin van artikel 10 lid 9 Elektriciteitswet 1998 en artikel 2 lid 8 van de Gaswet 1998. Zij verricht uit dien hoofde aansluit- en transportdiensten op basis van een via de leverancier tot stand gekomen overeenkomst met de afnemers. In [plaats 2] beheert [appellant] alleen het gasnet; [bedrijf] is daar de beheerder van het elektriciteitsnet.
3.3.
[geïntimeerde] staat in de Basis Registratie Personen ingeschreven op het adres [straat] [nummer 1] in [plaats 2] .
3.4.
Uit het Centraal Aansluitingenregister is [appellant] voor dat adres gebleken van een zogenoemd ‘eindeleveringsbericht’ per 5 maart 2024 van de energieleverancier. [appellant] heeft vastgesteld dat nadien via de gasaansluiting op dat adres onverminderd gas wordt verbruikt.
3.5.
[appellant] heeft bij brieven aan de bewoners van genoemd adres van 4 en 6 maart 2024 aangespoord om een nieuw leveringscontract af te sluiten. Ook is een medewerker langs geweest op dat adres die - toen niemand thuis bleek - een brief met informatie heeft achtergelaten. Bij brief van 1 mei 2024 heeft [appellant] de bewoners bericht dat het dossier wordt overgedragen aan de deurwaarder met een laatste sommatie om een nieuw leveringscontract af te sluiten. In die brief staat ook:
“Zit u in de schuldhulpverlening/schuldsanering? Dan kunt u mogelijk energie blijven ontvangen
Hiervoor moet u wel voldoen aan bepaalde voorwaarden. Het is belangrijk dat uw bewindvoerder/schuldhulpverlener direct contact met ons opneemt om dit te bespreken. U kunt hiervoor telefonisch contact met ons laten opnemen via telefoonnummer (…)”
3.6.
Bij brieven van 3 en 13 juni 2024 en van 4 juli 2024 heeft de deurwaarder de rapellen en sommaties om een nieuw leveringscontract af te sluiten herhaald.
3.7.
Ten tijde van de memorie van grieven werd via de aansluiting van [appellant] op genoemd adres nog altijd zonder leveringscontract gas afgenomen.

4.Eerste aanleg

4.1.
Bij de inleidende dagvaarding is gevorderd dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A.
I. zal bepalen dat [appellant] na een vooraankondiging van drie dagen gerechtigd is tot het afsluiten van de energietoevoer aan de [straat] [nummer 1] te [plaats 2] , al dan niet door middel van terugname door [appellant] van de door haar ter beschikking gestelde energiemeters/meetinrichting, zijnde de
- gasaansluiting met [eancode] en met meetnummer [nummer 2] en die werkzaamheden te verrichten door middel van gedeeltelijke en tijdelijke ontruiming van genoemd adres op grond van artikel 558 Rv, welke noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden;
II. zal bepalen dat [geïntimeerde] deze werkzaamheden en de (tijdelijke en gedeeltelijke) ontruiming dient te gedogen;
III. zal bepalen dat [appellant] niet tot heraansluiting zal behoeven over te gaan indien [geïntimeerde] aan [appellant] niet de geleden schade inzake de afsluiting en heraansluiting heeft vergoed.
B.
I. [geïntimeerde] zal veroordelen om aan [appellant] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de kosten die gepaard gaan met de afsluiting van € 114,68;
II. [geïntimeerde] zal veroordelen om aan [appellant] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de buitengerechtelijke kosten ad € 75.
C.
[geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van de procedure.
4.2.
Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat [appellant] bevoegd is om de gastoevoer op genoemd adres af te sluiten, omdat op de aansluiting van dat adres geen energieleverancier bekend is.
4.3.
De kantonrechter heeft onder verwijzing naar een uitspraak van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023:1434) de vordering afgewezen op de grond dat [appellant] niet heeft gesteld om welke reden geen energieleverancier op het adres bekend is en of, in geval van wanbetaling, de energieleverancier aan haar verplichtingen voorafgaande aan beëindiging wegens wanbetaling heeft voldaan.

5.Beoordeling

5.1.
Artikel 1a van de Regeling afsluitbeleid voor kleingebruikers van elektriciteit en gas, laatstelijk gewijzigd op 27 maart 2023, (hierna de Regeling) bepaalt:
“Een netbeheerder (…) beëindigt het transport van elektriciteit of gas naar (…) een kleinverbruiker niet, tenzij:
(…)
d. op de aansluiting van de kleinverbruiker bij de netbeheerder geen vergunninghouder[energieleverancier; hof]
bekend is;
(…)”
5.2.
Met het eindeleveringsbericht van 5 maart 2024 is aan de in artikel 1a van de Regeling gestelde voorwaarde voor afsluiting voldaan. [appellant] komt met haar grieven op tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij desondanks - kort gezegd - niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
5.3.
Artikel 4 van de Regeling afsluitbeleid richt zich tot de leverancier met procedurevoorschriften - zoals het aangaan van een afbetalingsregeling en/of doorverwijzen naar de schuldhulpverlening - die tot doel hebben dat beëindiging wegens betalingsproblemen zoveel mogelijk wordt voorkomen. Alleen als aan die voorschriften is voldaan en het desondanks aantoonbaar niet is gelukt om met de kleinverbruiker contact te krijgen over de mogelijkheden om betalingsachterstanden op te lossen mag een leverancier tot beëindiging van de levering overgaan.
5.4.
De netbeheerder moet in beginsel erop kunnen vertrouwen dat in geval van een beëindiging wegens wanbetaling de leverancier bedoelde voorschriften heeft nageleefd. Dat is te meer het geval gelet op de door [appellant] geschetste achtergrond. De netbeheerder wordt alleen over een beëindiging van levering geïnformeerd middels een melding van de leverancier ‘
uithuizing’ of ‘
eindelevering’ in het Centraal Aansluitingenregister. De laatste melding wordt gebruikt voor alle andere redenen dan een uithuizing en is verder niet gedefinieerd. Additionele informatie wordt door de leverancier niet verstrekt. De netbeheerder heeft ook anderszins geen inzicht in de voorgeschiedenis tussen kleinverbruiker en leverancier. De netbeheerkosten worden door de leverancier aan de kleinverbruiker gefactureerd en door de kleinverbruiker via de leverancier betaald. [appellant] beschikt niet over het dossier van de leverancier aangaande een wanbetalende kleinverbruiker en dat mag om privacy redenen ook niet. Het is dan ook niet de netbeheerder die met het toezicht op naleving van de regelgeving voor energieleveranciers is belast - zoals in de bestreden beschikking lijkt besloten - maar de Autoriteit Consument & Markt die met bestuurlijke boetes handhavend kan optreden. Bij dit alles komt dat er helemaal geen aanwijzingen zijn dat in dit specifieke geval de energieleverancier zich in geval van een beëindiging wegens wanbetaling niet aan de procedurevoorschriften van de Regeling heeft gehouden.
5.5.
Het hof concludeert dat de vordering op een onjuiste grond is afgewezen. Daartegenover zijn er gronden om de vordering juist toe te wijzen. Zolang de aansluiting blijft bestaan zonder dat een energieleverancier bekend is, treedt [appellant] feitelijk op als leverancier. Dat is in strijd met de Elektriciteits- en Gaswet 1998. Op grond van die wetten mag zij geen andere werkzaamheden verrichten dan haar wettelijke taken om afnemers aan te sluiten en het transport van elektriciteit en gas te verzorgen. Het is [appellant] dus verboden om - zoals nu feitelijk het geval - tegelijkertijd als netbeheerder en leverancier te opereren. Daarnaast heeft [appellant] zelf middels brieven en een vergeefs huisbezoek de nodige inspanningen verricht om met de verbruiker(s) contact te krijgen. Tot verdergaande inspanningen is [appellant] niet verplicht. Dat de inspanningen van [appellant] vergeefs zijn gebleven is bovendien een aanwijzing dat ook de inspanningen van de energieleverancier voorafgaand aan het eindeleveringsbericht nergens toe (zouden) hebben geleid.
5.6.
De slotsom is dat het hof - anders dan de kantonrechter - grond ziet om de vordering van [appellant] toe te wijzen. Het bestreden vonnis wordt vernietigd en de vordering van [appellant] zal als gevorderd worden toegewezen, met dien verstand dat de termijn van vooraankondiging van de afsluiting op zeven dagen wordt gesteld. De grieven kunnen bij gebrek aan belang verder onbesproken blijven en aan het bewijsaanbod van [appellant] is niet toegekomen. Bij deze uitkomst zijn de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep voor rekening van [geïntimeerde] als enig ingeschrevene op het in geding zijnde adres.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep; en opnieuw rechtdoende,
I. bepaalt dat [appellant] na een vooraankondiging van zeven dagen gerechtigd is tot het afsluiten van de energietoevoer aan de [straat] [nummer 1] te [plaats 2] , al dan niet door middel van terugname door [appellant] van de door haar ter beschikking gestelde energiemeters/meetinrichting, zijnde de
- gasaansluiting met [eancode] en met meetnummer [nummer 2] en die werkzaamheden te verrichten door middel van gedeeltelijke en tijdelijke ontruiming van genoemd adres op grond van artikel 558 Rv, welke noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden;
II. bepaalt dat [geïntimeerde] deze werkzaamheden en de (tijdelijke en gedeeltelijke) ontruiming dient te gedogen;
III. bepaalt dat [appellant] niet tot heraansluiting zal behoeven over te gaan indien [geïntimeerde] aan [appellant] niet de geleden schade inzake de afsluiting en heraansluiting heeft vergoed.
IV. veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de kosten die gepaard gaan met de afsluiting van € 114,68;
V. veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten begroot op ad € 75;
VI. veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op in eerste aanleg € 114,09 explootkosten € 128 griffiegeld en € 204 voor salaris advocaat en in hoger beroep op € 119,40 explootkosten, € 827 griffiegeld en € 1.214 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 178 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt en te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, G.C. Boot en E. Verhulp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 november 2025.