3.1In het bestreden tussenvonnis van 4 januari 2023 heeft de rechtbank de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Met grief 1 in principaal hoger beroep betoogt [appellante] dat de feitenvaststelling niet volledig is. Met de door [appellante] aanvullend aangevoerde feiten, voor zover relevant en vaststaand, zal het hof bij de beoordeling van de overige grieven rekening houden. Over de juistheid van de door de rechtbank wél vastgestelde feiten bestaat geen verschil van mening, zodat ook het hof daarvan uitgaat, zij het dat de feitelijke situatie inmiddels enigszins is gewijzigd. Met inachtneming daarvan en voor zover in hoger beroep nog van belang zijn de vaststaande feiten de volgende.
a. [appellante] is eigenaar van het pand aan de [straat 1] in [gemeente] . De begane grond en kelder van het pand van [appellante] werden ten tijde van het geding in eerste aanleg verhuurd aan een exploitant van een laser- en waxbar. Inmiddels is daar een makelaarskantoor gevestigd. De overige verdiepingen worden als woonruimte verhuurd aan particulieren. Achter het pand van [appellante] bevindt zich een patio.
b. [geïntimeerde 1] is eigenaar van het naastgelegen pand aan de [straat 2] . [geïntimeerde 1] verhuurt de begane grond en kelder van het pand aan [geïntimeerde 2] , die daar een visrestaurant met de naam [bedrijf] exploiteert.
c. De hemelwaterafvoer van het pand van [geïntimeerde 1] loopt gedeeltelijk via het dak van het pand van [appellante] .
d. [geïntimeerde 2] heeft op 18 mei 2018 bij de gemeente [gemeente] een vergunning aangevraagd voor het plaatsen van twee afvoerkanalen voor rookgasafvoer en afzuiging en een WTW-unit. In de aanvraag heeft de vertegenwoordiger van [geïntimeerde 2] onder het kopje ‘Eigendomssituatie’ aangekruist dat [geïntimeerde 2] eigenaar is van het perceel, in plaats van huurder. Verder heeft hij toegelicht dat het ten behoeve van de bedrijfsvoering noodzakelijk was om een afvoer bovendaks te plaatsen en dat de bovenliggende verdiepingen reeds waren verbouwd en niet in eigendom waren van de begane grond, waardoor het niet mogelijk was om het kanaal inpandig te laten lopen. Op 5 juli 2018 is de aangevraagde vergunning verleend.
e. Daarna heeft [geïntimeerde 2] twee afvoerpijpen, een uitlaat en ontluchtingsgaten aangebracht aan de zijgevel van het pand van [geïntimeerde 1] , die grenst aan de patio. De grootste afvoerpijp met een diameter van circa 55 centimeter liep eerst gedeeltelijk over het dak van het pand van [appellante] . Inmiddels is deze afvoerpijp aangepast en loopt deze recht omhoog lang de zijgevel van het pand van [geïntimeerde 1] . De huidige situatie ziet er als volgt uit:
f. [appellante] heeft [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in brieven van 14 november 2018 onder meer verzocht de vanaf de zijgevel van het pand van [geïntimeerde 1] over de patio hangende delen te verwijderen.
g. Op 7 december 2018 hebben partijen met elkaar overlegd over onder meer de afvoerpijp(en).
h. In brieven van 7 februari 2019 heeft (de advocaat van) [appellante] [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] nogmaals verzocht de vanaf de zijgevel van het pand van [geïntimeerde 1] over de patio hangende delen te verwijderen.
i. Daarna hebben partijen overleg gevoerd om tot een gezamenlijke oplossing te komen. Dat overleg heeft tot niets geleid.