ECLI:NL:GHAMS:2025:3322

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
12 december 2025
Zaaknummer
200.334.584
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebrekkige tegelvloer en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een tegelhandelaar, [appellant], en zijn klanten, [geïntimeerden], over de kwaliteit van een door de tegelhandelaar geleverde en gelegde tegelvloer. De klanten hebben schadevergoeding gevorderd, omdat zij gebreken aan de vloer hebben geconstateerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vloer gebrekkig is en dat de tegelhandelaar aansprakelijk is voor de schade. Het hof heeft echter behoefte aan deskundige voorlichting over de vraag of algehele vervanging van de vloer noodzakelijk is en wat de redelijke kosten van herstel zijn. De zaak is in hoger beroep gekomen na een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de tegelhandelaar is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de klanten. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor een akte aan beide zijden om deskundigen te benoemen en vragen te stellen over de noodzaak van vervanging en de kosten van herstel.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I (handel)
zaaknummer : 200.334.584/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/328334 / HA ZA 22-326
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 december 2025
in de zaak van
[appellant] ,
wonend te [plaats 1] ,
appellant,
advocaat: mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen
[geïntimeerde 1]en
[geïntimeerde 2] ,
beiden wonend te [plaats 2] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. D.B. den Hartog te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerden] genoemd.

1.De zaak in het kort

Een tegelhandelaar en zijn klanten hebben een geschil over de kwaliteit van de door de tegelhandelaar geleverde en gelegde tegelvloer. De klanten vorderen schadevergoeding. Het hof is het met de rechtbank eens dat de vloer gebrekkig is en dat de tegelhandelaar daarvoor aansprakelijk is. Het hof heeft echter deskundige voorlichting nodig over de vraag of algehele vervanging van de vloer noodzakelijk is en wat de redelijke kosten van herstel zijn.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 16 februari 2023, hersteld bij exploot van 19 september 2023, in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 november 2022, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [geïntimeerden] als eisers en [appellant] als gedaagde.
Bij exploot van 3 november 2023 hebben [geïntimeerden] de aangezegde rechtsdag vervroegd. De zaak is op de vervroegde rechtsdag aangebracht.
Bij tussenarrest van 12 december 2023 is een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast, die op 4 maart 2024 heeft plaatsgevonden. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Op 2 oktober 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten van partijen hebben de zaak toegelicht. Mr. Tuithof heeft daarbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen die hij heeft overgelegd. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord. [appellant] heeft nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.Feiten

3.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.6 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Over de juistheid van die vaststelling bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Zakelijk weergegeven zijn die feiten de volgende.
a. [appellant] voert een onderneming onder de naam Enkhuizer Tegels.
b. In of rond maart 2019 heeft [appellant] een tegelvloer gelegd in de woning van [geïntimeerden] De tegels en de benodigde materialen zijn door [appellant] geleverd. [geïntimeerden] hebben voor een en ander aan [appellant] in totaal € 12.034,24 inclusief btw betaald.
c. [geïntimeerden] hebben gebreken aan de vloer geconstateerd. Bij brieven van 1 juli 2020 en 2 september 2020 hebben zij [appellant] in gebreke gesteld en aansprakelijk gesteld voor de geleden en te lijden schade. Aan [appellant] is daarbij een termijn gegeven om de gebreken te herstellen. [appellant] heeft vervolgens een aantal voegen vervangen en lijm onder een tegel gespoten, maar dat bleek niet afdoende.
d. Bij brief van 21 september 2020 hebben [geïntimeerden] de vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
e. Op 13 november 2020 hebben de leverancier van de lijm en de leverancier van de ondervloer de gelegde vloer onderzocht. Zij hebben schriftelijk hun bevindingen meegedeeld. [geïntimeerden] hebben vervolgens offertes laten uitbrengen voor vervanging van de vloer. Vervolgens is [appellant] op 9 februari 2021 gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 33.261,43 als schadevergoeding.
f. In opdracht van [geïntimeerden] heeft [naam 1] , verbonden aan expertisebureau [naam 1] , een onderzoek aan de vloer uitgevoerd. [naam 1] heeft op 22 juli 2021 zijn rapport uitgebracht. Hij heeft gebreken geconstateerd en de kosten van vervanging van de tegelvloer in de hal, woonkamer en het kantoor/de speelruimte op € 29.991,98 begroot. Voor het onderzoek heeft hij € 1.031,59 inclusief btw bij [geïntimeerden] in rekening gebracht.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Voor zover in hoger beroep nog van belang hebben [geïntimeerden] bij de rechtbank gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, primair [appellant] te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerden] van een bedrag van € 32.108,81, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 31.023,57 en een bedrag, nader op te maken bij staat, en subsidiair [appellant] te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerden] van een bedrag aan schadevergoeding, nader op te maken bij staat, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding, inclusief de nakosten en met rente.
4.2
De rechtbank heeft [appellant] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerden] van een bedrag van € 32.108,81, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 31.023,57 met ingang van 10 mei 2022 tot de voldoening. [appellant] is in de kosten van het geding veroordeeld. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. De rechtbank heeft deze beslissingen gebaseerd op haar oordeel dat de geleverde vloer gebrekkig is, dat verzuim is ingetreden, dat [geïntimeerden] gerechtigd waren de verbintenis tot nakoming om te zetten in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding, dat [appellant] onvoldoende heeft ingebracht tegen de door [naam 1] begrote kosten van herstel en vervanging, dat de gevorderde vergoeding van onderzoekskosten van [naam 1] op grond van artikel 6:96 lid 2 BW voor toewijzing in aanmerking komen en dat [geïntimeerden] voldoende hebben onderbouwd dat zij tot het gevorderde bedrag buitengerechtelijke incassokosten hebben gemaakt.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
[appellant] vordert dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van [geïntimeerden] zal afwijzen, met hun veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad en hoofdelijk, in de kosten van het geding in beide instanties, inclusief de nakosten en tot terugbetaling van de reeds betaalde proceskosten.
5.2
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.

6.Beoordeling

6.1
[appellant] heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd. In die grieven stelt hij drie kwesties aan de orde: de kwaliteit van de door hem geleverde tegelvloer, de aansprakelijkheid van [appellant] voor eventuele gebreken daaraan en de omvang van de door [geïntimeerden] geleden schade.
Is de vloer gebrekkig?
6.2
[appellant] heeft in de woning twee soorten tegels gelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vloer in de hal, de woonkamer en het kantoor/de speelruimte, waar lange tegels zijn gelegd, gebrekkig is. Dit oordeel is, samengevat, als volgt gemotiveerd. Uit het rapport van [naam 1] blijkt genoegzaam dat de vloer gebrekkig is, omdat de lange tegels hol klinken, wat is veroorzaakt door onvoldoende verlijming. Dit oordeel van [naam 1] is een bevestiging van de bevindingen van de leveranciers van de lijm en de ondervloer. Wat [appellant] heeft ingebracht tegen het rapport geeft geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van dat rapport, aldus de rechtbank.
6.3
Volgens [appellant] leidt de rechtbank uit het feit dat de tegels hol klinken ten onrechte af dat de vloer niet goed is gelegd, omdat een holle klank inherent kan zijn aan de gekozen manier van leggen of aan het type tegel.
6.4
Dit argument gaat niet op. Uit de formuleringen van [naam 1] in zijn rapport blijkt dat deze niet het oog heeft gehad op een holle klank in absolute zin, maar op klankverschillen die erop wijzen dat, zoals blijkt uit zijn toelichtende brief van 24 mei 2024, veertig procent van de tegels in de gang, twintig procent van de tegels in de achterkamer, vijftig procent van de tegels in de keuken, twintig procent van de tegels in de zijkamer en dertig procent van de tegels in de hal los liggen. Dat de holle klank die samenhangt met de legwijze erger is als de ondervloer (hierna ook: [naam 2] ) niet voldoende heeft gehecht aan de ondervloer, wordt bevestigd door de vertegenwoordiger van de leverancier van de [naam 2] in zijn schriftelijk verslag naar aanleiding van de onderzoeken op 2 en 13 november 2020.
6.5
[appellant] betwist verder de waarde van het rapport van [naam 1] . Hij meent dat uit het feit dat [naam 1] niet weet wat de oorzaak is van de door hem geconstateerde slechte hechting, al blijkt dat hij ondeskundig is. Verder heeft [naam 1] erkend in zijn rapport fouten te hebben gemaakt met betrekking tot de aanwezigheid van voegen en met betrekking tot de plaats van de slechte hechting (onder de tegels of onder de ondervloer). Verder meent [appellant] dat het door [naam 1] uitgevoerde onderzoek te oppervlakkig is geweest, omdat het was beperkt tot het bekloppen van de vloer met een hamertje. De door [naam 1] genoemde percentages van onthechting acht hij niet onderbouwd. Hij wijst erop dat hij niet bij het onderzoek van [naam 1] aanwezig mocht zijn vanwege zijn weigering een mondkapje te dragen en stelt dat het enkele feit dat hij het rapport pas bij conclusie van antwoord heeft betwist, nog niet maakt dat bij de beoordeling die betwisting buiten beschouwing kan worden gelaten. Hij acht [naam 1] niet onpartijdig.
6.6
Het hof volgt [appellant] niet in zijn betoog dat het enkele feit dat [naam 1] niet de oorzaak van de slechte hechting kan vaststellen, bewijst dat hij onkundig is. Het vaststellen van de exacte oorzaak is kennelijk moeilijk, want zelfs de leveranciers van de lijm en de ondervloer, toch niet bepaald ondeskundig te noemen met betrekking tot deze specifieke materie, verschillen blijkens hun schriftelijke uitlatingen hierover van mening. Het niet-destructieve onderzoek van [naam 1] acht het hof niet ontoereikend, omdat [naam 1] ook kennis heeft genomen van de bevindingen en foto’s van de beide leveranciers, die wel enig destructief onderzoek hebben gepleegd. Dat [naam 1] in zijn rapport zich heeft vergist met betrekking tot de aanwezigheid van voegen en hetgeen is gebleken uit de onderzoeksresultaten van de leverancier van de [naam 2] (namelijk dat er geen tot nagenoeg geen lijm is aangetroffen aan de onderkant van de [naam 2] in plaats van aan de onderkant van de vloertegels), doet onvoldoende af aan de waarde van dat rapport. Het hof wijst er overigens op dat [naam 1] enige alinea’s later wel correct heeft vermeld dat de ondervloer slecht was verlijmd op de zandcementdekvloer. Hiernaast had van [appellant] mogen worden verwacht dat hij ook nadat de pandemie voorbij was, de moeite zou hebben genomen zelf een deskundige naar de vloer te laten kijken, als hij serieus van mening was dat er geen gebrek was of het gebrek veel minder ernstig was dan [naam 1] had gerapporteerd. Het hof heeft om de genoemde redenen ook geen aanleiding te twijfelen aan de vaststelling van [naam 1] dat een aanzienlijk percentage van de lange tegels los ligt. Dit betekent dat de conclusie ook in hoger beroep moet zijn dat de tegelvloer gebrekkig is.
Is [appellant] aansprakelijk?
6.7
De rechtbank heeft met betrekking tot de aansprakelijkheid van [appellant] overwogen dat het feit dat de deskundige niet precies heeft kunnen achterhalen wat bij het lijmen van de tegels is misgegaan, niet afdoet aan de geconstateerde gebreken en dat eventuele gebreken aan de ondervloer of de lijm voor risico komen van [appellant] als aannemer.
6.8
[appellant] heeft in hoger beroep aangevoerd dat als er al een gebrek aan de vloer zou zijn, niet zeker is dat dat gebrek aan hem valt toe te rekenen. Hij wijst erop dat [naam 1] , zoals gezegd, geen oorzaak heeft kunnen aanwijzen voor het probleem van de slechte hechting en dat de beide leveranciers daarvoor tegenstijdige verklaringen hebben gegeven; de leverancier van de lijm stelt dat de ondervloer te vroeg is belopen en de leverancier van de ondervloer vermoedt dat de “open tijd” van de lijm is overschreden. [appellant] bestrijdt dat hij de ondervloer te vroeg heeft belopen of de open tijd heeft overschreden.
6.9
Het hof verwerpt ook dit argument. Alle door de leveranciers en [naam 1] genoemde mogelijke oorzaken (te vroeg belopen, onjuiste aanbrenging van de lijm, overschrijding van de open tijd) betreffen de wijze waarop [appellant] zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd en liggen dus in zijn risicosfeer. [appellant] heeft hier niets tegenin gebracht, behalve een betwisting deze fouten te hebben gemaakt. Mogelijke oorzaken die níet in zijn risicosfeer liggen, zijn door [appellant] niet gesteld of zelfs maar aangeduid. Mede in aanmerking genomen dat ook gebreken in het gebruikte materiaal onder de verantwoordelijkheid van [appellant] als aannemer vallen, moet het hof daarom aannemen dat de lijm niet heeft gehecht door een aan [appellant] toe te rekenen oorzaak. Dat de exacte oorzaak niet vast staat, doet dan niet ter zake.
De omvang van de schade van [geïntimeerden]
6.1
Uit het voorgaande vloeit voort dat [appellant] aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerden] hebben geleden doordat zij geen goede tegelvloer geleverd hebben gekregen, maar een gebrekkige. [appellant] heeft de hoogte van de door [geïntimeerden] gevorderde en door de rechtbank toegewezen schadevergoeding bestreden. Hij meent dat [geïntimeerden] kiezen voor een te ingrijpende en dus te dure vorm van herstel, namelijk algehele verwijdering en vervanging van de lange tegels, terwijl plaatselijk herstel van de losliggende tegels mogelijk is door middel van injecties onder de [naam 2] en onder de bestaande tegels. Hij heeft een offerte overgelegd van een bedrijf dat is gespecialiseerd in dergelijke reparaties, die sluit op € 7.966,04 inclusief btw. [appellant] meent daarnaast dat de opgevoerde kosten van verwijdering en vervanging nodeloos hoog zijn en wijst ter vergelijking op de hoogte van zijn eigen factuur. [geïntimeerden] hebben van hun kant offertes overgelegd waaruit juist hogere kosten blijken voor vervanging van de gehele vloer dan door de rechtbank zijn toegewezen.
6.11
Volgens [naam 1] is plaatselijk herstel van de vloer door injecties niet mogelijk. Aanvankelijk heeft hij dit standpunt niet alleen gemotiveerd met het argument dat een te hoog percentage van de lange tegels (tot vijftig procent) los ligt, maar ook met het argument dat de tegels zonder voegen waren gelegd, waardoor in de tegels zou moeten worden geboord, wat onbegonnen werk zou zijn en ook niet tot een esthetisch resultaat zou leiden. Nadat hij erop was gewezen dat wel voegen waren aangebracht, heeft hij een gezamenlijk locatiebezoek met het gespecialiseerde reparatiebedrijf voorgesteld. Dit bezoek heeft om onduidelijke redenen nooit plaatsgevonden. Uit het voorstel van [naam 1] leidt het hof af dat hij niet volledig ondenkbaar acht dat plaatselijk herstel ook bij het gevonden percentage losliggende tegels mogelijk is.
6.12
Wat betreft de hoogte van de door [geïntimeerden] opgevoerde vervangingskosten merkt het hof op dat deze het hof weliswaar, zeker in verhouding tot de door [geïntimeerden] betaalde kosten, behoorlijk hoog voorkomen, maar dat [naam 1] deze heeft getoetst en marktconform heeft bevonden. De door [geïntimeerden] in hoger beroep nog overgelegde offertes doen, ook daargelaten dat [geïntimeerden] geen incidentele grief hebben geformuleerd tegen de hoogte van het toegewezen bedrag, niet ter zake, omdat de kosten moeten worden vastgesteld per 21 september 2020, het moment van de omzettingsverklaring.
6.13
Het hof heeft behoefte aan deskundige voorlichting over 1) de vraag of algehele vervanging van de tegelvloer en de ondervloer noodzakelijk is of dat om een functioneel en esthetisch aanvaardbaar resultaat te behalen kan worden volstaan met injecteren zowel onder als boven de [naam 2] en 2) de vraag wat de redelijke kosten zijn (prijspeil 21 september 2020) van het herstel (hetzij volledige vervanging als dat nodig is, hetzij plaatselijk herstel als dat mogelijk is). De deskundige zal tevens worden gevraagd of het feit dat de tegelvloer na 2020 niet is vervangen, maar is blijven liggen, van invloed is op de nu nog bestaande mogelijkheden van herstel. Partijen moeten te zijner tijd ieder de helft van het voorschot op de deskundigendeclaratie betalen. Mr. Van Dijk zal tot raadsheer-commissaris worden benoemd.
6.14
Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over het aantal te benoemen deskundigen en de gewenste deskundigheid. Het hof verzoekt partijen geen specifieke deskundigen voor te stellen, tenzij zij tot een gezamenlijk voorstel kunnen komen. Als zij niet gezamenlijk een deskundige kunnen voorstellen, kunnen zij het hof gemotiveerd meedelen welke deskundigen in hun ogen juist niet voor benoeming in aanmerking komen. Ook kunnen partijen zich uitlaten over de te stellen vragen.
Slotsom
6.15
Het hof is van oordeel dat de door [appellant] aangelegde tegelvloer gebrekkig is en dat [appellant] aansprakelijk is voor de schade die daarvan het gevolg is. Ten behoeve van de berekening van de schade heeft het hof behoefte aan deskundige voorlichting over de noodzaak de lange vloertegels en ondervloer geheel te vervangen en over de kosten van het noodzakelijke herstel. Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de te benoemen deskundige(n) en de aan deze te stellen vragen.

7.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 13 januari 2026 voor een akte aan beide zijden met het hiervoor onder 6.13 omschreven doel, waarna partijen vier weken later over en weer op elkaars akte kunnen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. J.C.W. Rang, mr. E.K. Veldhuijzen van Zanten en mr. K. van Dijk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 december 2025.