Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
1 januari 2020 vastgesteld op € 1.063.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelasting 2021 bekendgemaakt.
€ 50;
2.2. Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep
12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:571, waarin een verduidelijking is gegeven van de bewijslastverdeling in WOZ-zaken. In rechtsoverweging 4.2.2 en 4.2.3 is onder meer bepaald dat bij vaststelling van de WOZ-waarde de normale regels met betrekking tot de verdeling van de bewijslast gelden. Dit betekent dat de belanghebbende die een beroep doet op feiten en omstandigheden die volgens hem tot een lagere waardering van de onroerende zaak leiden, zoals bodemvervuiling of veroudering, zal moeten stellen en bij betwisting bewijzen dat dergelijke feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan. Slaagt de belanghebbende daarin, dan brengt een redelijke verdeling van de bewijslast mee dat de heffingsambtenaar aannemelijk dient te maken dat met die feiten en omstandigheden bij het vaststellen van de waarde voldoende rekening is gehouden.
[Straat 2] 26A waarvan de gerealiseerde verkoopprijs en WOZ-waarde ook in het taxatieverslag zijn vermeld.
24 februari 2021 en de rechtbank heeft op 21 juli 2023 uitspraak gedaan (de uitspraak is pas op 8 augustus verstuurd maar die datum is niet relevant). De redelijke termijn van in totaal twee jaar is daarmee met afgerond een half jaar overschreden. Deze overschrijding wordt geheel toegerekend aan de heffingsambtenaar, omdat hij langer dan een half jaar over de bezwaarfase heeft gedaan terwijl de rechtbank binnen anderhalf jaar uitspraak heeft gedaan.
6.Kosten
7.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, doch uitsluitend voor zover het de beslissingen over de vergoeding van immateriële schade en proceskosten betreft;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot een vergoeding van immateriële schade van € 500 aan belanghebbende;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van belanghebbende voor het geding in beroep en hoger beroep, vastgesteld op € 681, en
- gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep (€ 50) en het hoger beroep (€ 136) heeft betaald, in totaal € 186.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.