In deze zaak tussen Charlius Amsterdam Hotel Property B.V. en Park Hotel B.V. draait het om de huurkorting die de huurder, Park Hotel, kan vorderen in verband met de coronamaatregelen. De partijen hebben een omzetgerelateerde huurovereenkomst, waarbij de huurprijs afhankelijk is van de omzet. Door de coronamaatregelen is de omzet van Park Hotel aanzienlijk gedaald, wat heeft geleid tot een geschil over de hoogte van de huurkorting. Charlius, de verhuurder, heeft de vorderingen van Park Hotel in eerste aanleg betwist, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de coronamaatregelen een onvoorziene omstandigheid zijn in de zin van artikel 6:258 BW, waardoor Park Hotel recht heeft op een huurkorting. In hoger beroep heeft Charlius grieven ingediend tegen deze beslissing, onder andere over de berekeningswijze van de huurkorting. Het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter de huurkorting correct heeft berekend, maar dat de berekeningswijze in sommige gevallen moet worden aangepast. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rol voor verdere berekeningen en heeft de proceskosten gecompenseerd.