Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
-€ 9.096
-€ 1.815
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin de Inspecteur de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2008 heeft vastgesteld zonder het ondernemingsverlies van belanghebbende in aanmerking te nemen. Belanghebbende, die sinds 1998 keramische producten maakt en verkoopt, heeft in de jaren voorafgaand aan 2008 steeds verlies geleden. De Inspecteur heeft geconcludeerd dat de activiteiten van belanghebbende geen bron van inkomen vormen, omdat er geen redelijke verwachting is dat er in de toekomst winst kan worden behaald. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoert dat de Inspecteur niet op correcte wijze de bron van inkomen heeft opgeheven. De Inspecteur heeft echter in eerdere rapporten duidelijk gemaakt dat er geen bron meer aanwezig is, en dat de verliezen niet geaccepteerd kunnen worden. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat er in 2008 een objectieve voordeelsverwachting was. Het Hof volgt de Inspecteur in zijn standpunt dat de activiteiten van belanghebbende niet als een bron van inkomen kunnen worden aangemerkt.
Het Hof heeft ook de argumenten van belanghebbende over het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel verworpen. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.