Uitspraak
Enexis,
[woonplaats],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling van het geschiltoelaatbaarheid akte
vaststaande feiten
“Bij graafwerkzaamheden in walkant van kanaal, daar werden damwanden geplaatst zijn 2 MS kabels beschadigd. Bij navraag zijn de kabels buitendienst (…).
Uitvoerder [B] op de hoogte gesteld.”
“Klic tekening niet op het werk aanwezig”.
“Op 24.05.2006 werd door ons schade geconstateerd aan een tot ons eigendom behorende middenspanningskabel 10 kV, gelegen in de Langestraat nabij nr. 22 te Klazienaveen. Deze schade bleek te zijn veroorzaakt bij het uitvoeren van uw heiwerkzaamheden ten behoeve van damwanden.
Op basis van deze gegevens waarover wij momenteel beschikken, stellen wij u, op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek, aansprakelijk voor de aan ons eigendom toegebrachte schade. Onze factuur voor herstelkosten hebben wij hierbij bijgevoegd. Wij attenderen u erop dat u wettelijke rente verschuldigd bent vanaf de dag van de beschadiging.(…)”
Essent heeft een factuur ad € 47.581,41 in verband met gemaakte herstelkosten bijgesloten.
“Wij als [geïntimeerde] hebben op maandag 22 mei 2006 melding gemaakt van de beschadiging van een mantel van deze kabel, er is toen een monteur van Essent bij geweest en heeft ons medegedeeld dat het een loze kabel betrof en heeft er verder niets aan gedaan.
Op woensdag 24-05-2006 valt er een staalkabel van de heigording op deze beschadiging en deze heeft waarschijnlijk kortsluiting gemaakt want het gevolg was dat de kabel een 20 seconden begon te sissen en te roken waarnaar een knal volgde en de stroom uitviel. Wij als [geïntimeerde] hadden geluk dat er niemand op het ponton in het water stond want dan had deze persoon het niet na kunnen vertellen.
Dit alles is mijns inziens dan ook het gevolg van een grove fout door personeel van Essent begaan want als deze op de maandag gewoon een gietmof om de beschadiging had gedaan was dit allemaal niet gebeurd.
De tekeningen van de kabels en leidingen zijn bij het KLIC aangevraagd op 11-05-2006, met als KLIC nummer (…).”
“Veel personeelsleden die bij deze en de voorgaande schade van 22 mei jl. waren betrokken, zijn op dit moment met vakantie.
Om een correct beeld te krijgen van de juiste toedracht, zien wij ons genoodzaakt te wachten tot na de vakantieperiode. Tot zolang zullen wij de incassoprocedure stopzetten.
Zodra iedereen terug is komen wij op deze zaak terug.”
“Wij ontvingen bijgaande 2 schadeclaims m.b.t. een stroomstoring op 24 mei 2006. Na grondig onderzoek komen wij tot de conclusie, dat Essent in deze kwestie niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de schade die deze onze klanten hebben geleden.
Op genoemde datum heeft u tijdens heiwerkzaamheden nabij de Langestraat te Klazienaveen een elektriciteitskabel van Essent beschadigd. De daardoor ontstane stroomstoring heeft schade veroorzaakt bij onze klanten. Voor de kabelbeschadiging bent u al door ons aansprakelijk gesteld.
Ook onze klanten stellen u aansprakelijk voor de geleden schade. Wij hebben onze klanten ingelicht, dat de claims naar u zijn doorgestuurd en gaan ervan uit dat u contact met hun zal opnemen.”
“Op 20 september 2006 ontving ik van u een brief met daarin 2 schadeclaims betreffende schade te Klazienaveen op 24 mei 2006. U zegt daarin na grondig onderzoek ons deze te moeten toezenden en dat wij contact op zullen nemen echter ligt deze kwestie nog op het bureau van uw collega [D] omdat medewerkers van Essent nalatig zijn geweest. Zolang er in deze kwestie dus geen duidelijk aanwijsbare veroorzaker is doen wij dus ook niets met deze schademelding. Het was dan ook goed geweest dat voordat u de klanten ingelicht had dat u de schade heeft doorgestuurd eerst contact met ons op te nemen. Nu worden de mensen van het kastje naar de muur gestuurd hangende deze kwestie doe ik dus ook niets met deze meldingen.”
“Onze excuses voor de ten onrechte verzonden ingebrekestelling inz. onze factuur (…). Bij het inbrengen van de aanmaanblokkade is abusievelijk de foutieve code S gebruikt wat een 1 had moeten zijn.
Ik vraag onze incasso afdeling de ingebrekestelling terug te willen nemen.
Ook heb ik het verzoek gericht aan onze uitvoerder, die op de schadelocatie aanwezig is geweest, een notitie te schrijven omtrent de gebeurtenissen voor en tijdens de schade.
Wij zullen u z.s.m. op de hoogte stellen van onze bevindingen.”
grief 2te behandelen. Met deze grief komt Enexis op tegen het oordeel van de rechtbank in het tussenvonnis, dat de aansprakelijkheid van [woonplaats] dient te worden beoordeeld op basis van - kort gezegd - boek 8 van het Burgerlijk Wetboek. Volgens Enexis is het door de rechtbank aangehaalde Zwartemeer-arrest (HR 25 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA1414) niet van toepassing, nu in dat arrest de schade werd veroorzaakt door een kraan die zich bevond op een baggerschip dat ten tijde van het schadeveroorzakend voorval voer. Daardoor was sprake van een maritiem verband. Dat verband is hier niet aanwezig, nu de pontons stillagen. De schadeveroorzakende werkzaamheden zouden net zo goed vanaf de wal kunnen zijn verricht, aldus Enexis.
“Als aanvaring in de zin van art. 8:1002 heeft te gelden het veroorzaken van schade door een oorzaak aan boord van een binnenschip. Daarvoor is niet nodig dat die oorzaak kan worden herleid tot een nautische fout. In het thans geldende boek 8 BW is immers in zoverre het onderscheid tussen navigatie- en andere ongevallen komen te vervallen, hetgeen door de wetgever uitdrukkelijk is beoogd (Parl. Gesch. Boek 8 blz. 956 in verbinding met blz. 570).”
Partijen verschillen van mening over de vraag of uit het Zwartemeer-arrest kan worden afgeleid dat ook van schadevaring sprake is wanneer, zoals hier, de schade-toebrengende handeling plaatsvindt vanaf een schip dat niet vaart, maar aan de wal ligt en deze handeling net zo goed vanaf het land had kunnen worden verricht.
in de maritieme sfeer liggendegevallen, waarin een schip schade toebrengt”. Het begrip “in de maritieme sfeer liggende” wordt niet uitgewerkt. Naar het oordeel van het hof is daarvan sprake wanneer de schade wordt veroorzaakt door een oorzaak aan boord van een schip dat op dat moment als schip functioneert. Dat is het geval wanneer het gebruikt wordt voor de meest karakteristieke eigenschap van een schip, dat het kan drijven. Vanaf het moment dat een schip te water is gelaten, bevindt het zich in de maritieme sfeer, niet alleen wanneer het vaart, maar ook wanneer het aan de wal ligt. Wanneer vervolgens door een oorzaak aan boord van het schip schade ontstaat, valt deze schade - als een in de maritieme sfeer liggend geval, waarin een schip schade toebrengt - onder het bereik van artikel 8:1002 BW. Dat is niet anders wanneer de schadeveroorzakende handeling net zo goed vanaf de wal had kunnen worden verricht. Doordat de handeling, om welke reden dan ook, niet vanaf de wal maar vanaf het schip plaatsvindt, wordt de handeling “in de maritieme sfeer getrokken”.
grief 1komt Enexis op tegen het oordeel van de rechtbank dat geen stuiting van de verjaringstermijn geeft plaatsgevonden. Volgens Enexis is haar brief van 19 september 2006 (hiervoor aangehaald in rechtsoverweging 3.6.13) een deugdelijke stuitingshandeling, waardoor op 20 september 2006 een nieuwe verjaringstermijn begon te lopen. Ook wanneer moet worden uitgegaan van een termijn van twee jaren, was deze termijn nog niet verstreken toen haar raadsman [woonplaats] in een brief van 10 september 2008 opnieuw aansprakelijk stelde, aldus Enexis, die er “voor zover nodig” op wijst dat ook de brief van 4 oktober 2006 (hiervoor aangehaald in rechtsoverweging 3.6.15) stuitende werking heeft.
e-mailbericht van [woonplaats] aan Essent van 21 september 2006 volgt ook dat [woonplaats] zelf een direct verband heeft gelegd tussen de schadeclaims van de klanten van Essent en de eigen schadeclaim van Essent; [woonplaats] refereert in het e-mailbericht aan het onderzoek dat Essent na de vakantie zou instellen naar de oorzaak van de schade aan de kabel (vgl. de in rechtsoverweging 3.6.11 aangehaalde brief van Essent van 25 juli 2006). Onder deze omstandigheden gaat de stelling van [woonplaats] niet op, dat de brief van 19 september 2006 betrekking heeft op een andere schade dan de eigen schade van Essent, de schade die het onderwerp is van deze procedure. [woonplaats] heeft op 21 september 2006 immers zelf - naar het oordeel van het hof overigens alleszins terecht en begrijpelijk - een verband gelegd tussen beide schades.
grief 3, waarmee Enexis opkomt tegen de afwijzing van haar vordering.
“Handlingskosten zijn kosten voor het hebben en in stand houden van een storingsdienst, het administratieve handelen t.b.v. schades etc. Dit zijn kosten die volgens een tabel is overeengekomen met de verzekeringsmaatschappijen.”
Uit deze passage leidt [woonplaats] af dat Enexis de schade aan de leidingen heeft verzekerd. Enexis heeft zowel in eerste aanleg als in appel bestreden dat de schade door een verzekering is gedekt.
WA-verzekeraars van degenen die leidingschades veroorzaken en op afspraken die kennelijk zijn gemaakt over de afwikkeling van dergelijke (veel voorkomende) schades. [woonplaats] heeft, in het licht van de gemotiveerde betwisting door Enexis dat de schade onder een verzekering valt, haar stelling onvoldoende onderbouwd. Het hof ziet dan ook geen reden om Enexis op te dragen de verzekeringspolis in het geding te brengen.
a. een fout van een persoon voor wie zij aansprakelijk is op grond van de artikelen 6:169-171 BW en/of
b. een fout van een persoon of van personen die ten behoeve van het schip (de ponton) arbeid heeft/hebben verricht, begaan in de uitoefening van hun werkzaamheden en/of
c. de verwezenlijking van een bijzonder gevaar voor personen of zaken dat in het leven is geroepen doordat het schip (het ponton) niet voldeed aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden eraan mocht stellen
(vgl. Hoge Raad 30 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:AD3922 – Casuele / De Toekomst).
Indien de oorzaak van de schade niet kan worden vastgesteld, dient Enexis de schade te dragen (vgl. artikel 8:1004 lid 2 BW).
“De kabels waren naar mijn mening niet getraceerd want er waren geen proefsleuven in het talud gemaakt om de kabels op te zoeken.”
Deze opmerking van [B] is niet te verenigen met het door hem ingevulde schaderapport. Van de juistheid ervan kan dan ook niet zonder meer worden uitgegaan.
Over de beschadiging van een tweede kabel schrijft [B] in het e-mailbericht het volgende:
“De volgende vragen komen bij mij naar boven:
- misschien was de eerste melding op 22 mei inderdaad wel een BB kabel?
- hebben ze op het moment van de storing niet een tweede kabel beschadigd? er liepen immers twee kabels in de bundel”
Hetgeen [B] schrijft over het aantal kabels is weinig stellig. [B] stelt slechts vragen en suggereert daarmee dat mogelijk sprake is geweest van twee beschadigde kabels, waarvan de eerste kabel buiten gebruik (“BB kabel”) was. Het e-mailbericht van [B] biedt dan ook onvoldoende grond voor de juistheid van de stelling van Enexis dat twee verschillende kabels zijn beschadigd, en niet tweemaal dezelfde kabel.
- indien de machinist een fout heeft gemaakt: is, mede gelet op de relevante jurisprudentie (onder meer Hoge Raad 18 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL9596) voldaan aan de vereisten voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:171 BW?;
- indien de beschadiging van de kabel is veroorzaakt door een aanraking met de hijskabel van de heigording: wat is daarvan de oorzaak? Wijst dat op een gebrek van de kraan / de hei-installatie? Wie was eigenaar van de kraan / hei-installatie? Is in dat geval sprake van de hiervoor in rechtsoverweging 3.30 onder c. omschreven situatie (ook indien de kraan / hei-installatie geen eigendom is van [woonplaats])?
- uit welk document is de bij conclusie van repliek als productie 9 overgelegde “bladzijde 87 van 93” afkomstig? Enexis dient het gehele document in het geding te brengen.
- hoe wordt de post van Siers Oldenzaal B.V. onderbouwd?
Enexis dient een specificatie van de door Siers Oldenzaal B.V. verrichte werkzaamheden in het geding te brengen.
- hoe zijn de overgelegde urenschema’s geboekt en doorberekend?
- hoe kunnen de in rekening gebrachte kosten aan kleine materialen worden onderbouwd?
4.De beslissingHet gerechtshof:
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op
dinsdag 3 december 2013, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
twee wekenvoor het getuigenverhoor zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van [woonplaats] alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk
één weekvoor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;