In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen ISS Landscaping Services B.V. inzake kennelijk onredelijk ontslag. [appellant], die sinds 1995 bij ISS werkzaam was, werd op 31 december 2011 ontslagen om bedrijfseconomische redenen. Het UWV had toestemming gegeven voor de opzegging, onder de voorwaarde dat ISS binnen 26 weken na de opzegging geen ander in dienst zou nemen voor dezelfde werkzaamheden. [appellant] stelde dat zijn ontslag kennelijk onredelijk was, omdat ISS de wederindiensttredingsvoorwaarde had geschonden en omdat hij een schadevergoeding eiste voor inkomensschade, pensioenschade en immateriële schade. De kantonrechter had de vordering van [appellant] afgewezen, maar [appellant] ging in hoger beroep.
Het hof heeft de feiten en het procesverloop in hoger beroep besproken. Het hof oordeelde dat de functie van [appellant] als allround hovenier niet onderling uitwisselbaar was met die van voorman, en dat ISS terecht had gehandeld bij de afspiegeling van functies. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een valse reden voor ontslag en dat de wederindiensttredingsvoorwaarde niet was geschonden. Ook de gevolgen van het ontslag voor [appellant] werden beoordeeld, waarbij het hof oordeelde dat de getroffen voorzieningen in het sociaal plan redelijk waren en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het ontslag kennelijk onredelijk maakten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellant] in de kosten van het hoger beroep.