In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen vergrijpboeten opgelegd aan belanghebbende voor de jaren 2001 en 2002 in verband met de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De Inspecteur had vergrijpboeten opgelegd van respectievelijk € 2.239 en € 2.232, omdat belanghebbende naar zijn mening opzettelijk onjuiste aangiften had gedaan door een bankrekening bij KB-Lux niet aan te geven. De zaak is na een eerdere uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch door de Hoge Raad verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende in de jaren 2001 en 2002 over vermogen beschikte dat niet in haar aangiften was vermeld. De Inspecteur heeft zijn bewijs geleverd door te verwijzen naar het renseignement waaruit blijkt dat belanghebbende mederekeninghouder was van een bankrekening met aanzienlijke tegoeden. Het Hof heeft geoordeeld dat de opgelegde boeten terecht zijn, maar heeft deze wel verminderd tot 64% van de verschuldigde belasting, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De uiteindelijke boetes zijn vastgesteld op € 1.432 voor 2001 en € 1.428 voor 2002. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de boeten en de proceskosten van belanghebbende vergoed.