In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan in het verzet van [X] C.V. tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 25 maart 2014, waarin het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard wegens termijnoverschrijding. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2011, waarbij een belastbaar bedrag van € 50.000 was opgelegd, met een boete van € 2.460. Na bezwaar werd de aanslag verminderd, maar de boete bleef gehandhaafd. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond voor de aanslag en heffingsrente, maar ongegrond voor de boete. Belanghebbende stelde hoger beroep in, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het hogerberoepschrift te laat was ingediend. Belanghebbende voerde verzet aan, stellende dat het hogerberoepschrift tijdig ter post was bezorgd, maar pas na afloop van de termijn was afgestempeld. Het Hof oordeelde dat de bewijslast bij belanghebbende lag en dat hij niet voldoende had aangetoond dat het hogerberoepschrift eerder ter post was bezorgd. Het Hof concludeerde dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend en verklaarde het verzet ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van tijdige indiening van beroepschriften en de gevolgen van termijnoverschrijding in belastingzaken.