Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant 1],
[appellant 2],
[appellant 3],
[appellant 4],
[appellant 5], geboren op 16 februari 1966,
[appellant 6],
1.de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Borne,
de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Hengelo,
1.Het geding in eerste aanleg
2 mei 2012 (eerste tussenvonnis), 21 augustus 2013 (incidenteel vonnis), 19 maart 2014 (tweede tussenvonnis) en 30 april 2014 (tot openstelling van tussentijds hoger beroep tegen het tweede tussenvonnis) die de rechtbank Almelo (sector civiel recht) onderscheidenlijk de rechtbank Overijssel (team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Almelo) tussen [appelant] als eiser en de gemeente Borne als gedaagde heeft gewezen.
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
–met de bestemming ‘Tuin’ met een bouwblok voor eengezinshuizen in open bebouwing
–heeft [appelant], na vergunningverlening door de gemeente Borne, in 1994
–buiten het bouwblok en niet op de in de bouwvergunning aangeduide plaats
–een huis met garage en bijgebouw gebouwd en is daar gaan wonen.
18 december 2012 een bestemmingsplanherziening vastgesteld. De woning van [appelant] werd daarbij bestemd als bedrijfswoning. Deze herziening is door de Afdeling bij uitspraak van
23 oktober 2013 vernietigd. De Afdeling overwoog in die uitspraak, samengevat, dat het feit dat de woning volgens de uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2011 (in de planschadevergoedingsprocedure, hof) geacht moest worden rechtmatig aanwezig te zijn, niet meebracht dat deze als zodanig moest worden bestemd. De woning was nimmer als zodanig mogelijk gemaakt, zodat in planologische zin sprake was van nieuwvestiging, aldus de Afdeling; de gemeente Borne had dus een afweging moeten maken of vanwege geluidhinder op het perceel een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, waarbij aandacht had moeten worden besteed aan de cumulatie van lawaai. Daarop heeft de gemeente Borne het perceel van [appelant] betrokken in een lopende integrale herziening van het bestemmingsplan ‘De Veldkamp’, waartoe zij geluidonderzoek heeft doen verrichten. In het ontwerpbestemmingsplan heeft zij vervolgens (opnieuw) gekozen voor de bestemming bedrijfswoning. Teneinde te waarborgen dat [appelant] zijn woning ook kan blijven gebruiken als burgerwoning voorziet de gemeente daarin tevens in een zogenoemde uitsterfregeling.
14 augustus 2012 zou willen vergoeden. Het beroep tegen die uitspraak heeft ertoe geleid dat de rechtbank Overijssel sector bestuursrecht het desbetreffende besluit op 4 maart 2014 vernietigde en de planschadevergoeding onvoorwaardelijk vaststelde op € 99.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2007. Het hoger beroep van [appelant] tegen die uitspraak heeft de Afdeling op 19 november 2014 ongegrond verklaard, met toewijzing van een vergoeding aan [appelant] van € 1.000,- wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het incidenteel hoger beroep van de gemeente Borne heeft de Afdeling gegrond verklaard, in zoverre de wettelijke rente over de planschadevergoeding niet vanaf
24 juli 2007 maar vanaf 21 december 2007 moest worden berekend.
2 mei 2012 formuleert [appelant] geen grieven. Het hof zal het desbetreffende beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
2) betreffen de grieven naar de kern alle de – wijze van – vergoeding van de door [appelant] geleden schade als gevolg van het ‘wegbestemmen’ van zijn woning c.a. en als gevolg van de tijd gemoeid met het uitblijven daarvan. [appelant] concludeert naar aanleiding daarvan in het bijzonder dat slechts een deel van zijn desbetreffende schade wordt vergoed via de planschaderegeling. Er is naar zijn mening maar één mogelijkheid om zijn schade te vergoeden en dat is door aankoop of onteigening van zijn bezittingen ter plaatse, met zijn volledige schadeloosstelling.
Het voorgaande leidt ertoe dat [appelant] in zijn hoger beroep tegen de gemeente Hengelo niet-ontvankelijk zal worden verklaard en dat grief 1 in het principaal hoger beroep faalt.
‘De Veldkamp’ met de ontwikkeling van het bedrijventerrein voor hem te verzachten, in het bijzonder door hem geen volledige schadevergoeding te bieden en zijn eigendom en recht op wonen te herstellen, althans met hem in onderhandeling te treden over minnelijke verwerving van zijn woning, dit mede gelet op het gelijkheidsbeginsel;
Ook van schending van de beginselen van behoorlijk bestuur, als door [appelant] gesteld, is naar het oordeel van het hof in deze zaak geen sprake. Wat betreft het gelijkheidsbeginsel acht het hof in dit verband van belang dat de situatie van [appelant], naar de gemeente Borne in zoverre onbestreden heeft verklaard, verschilt van de situaties waarin de gemeente Borne woningen heeft aangekocht in die zin dat de door haar aangekochte woningen in het plan ‘De Veldkamp’ niet als woningen zijn bestemd om een nieuwe inrichting tot bedrijventerrein van het desbetreffende perceel mogelijk te maken. Het hof komt derhalve tot de slotsom dat de gemeente Borne met de vaststelling van het bestemmingsplan ‘De Veldkamp’ (2006) ook anderszins niet onrechtmatig jegens [appelant] heeft gehandeld. Daarbij komt nog hetgeen het hof hierna onder 4.19, in de laatste alinea daarvan, omtrent de formele rechtskracht van dat bestemmingsplan overweegt.
5.Slotsom
€ 2.486,-(5,5 punten x tarief € 452,-)
€ 1.341,-(1,5 punten x tarief € 894,-)