Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste instantie
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten, het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling
11 april 2017voor memorie van grieven.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure tussen twee vennoten van de ontbonden vennootschap onder firma Noordelijk IT Team v.o.f. (NITT). In eerste aanleg zijn veroordelingen uitgesproken, waaronder tot betaling van geldsommen, die niet uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard, terwijl dit wel was gevorderd. In hoger beroep heeft de appellant, [appellant], bij wege van incident alsnog de uitvoerbaar bij voorraadverklaring gevorderd. Het hof heeft het incident beoordeeld aan de hand van artikel 234 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof oordeelt dat, voor zover de veroordelingen in eerste aanleg voldoende duidelijk zijn, de incidentele vordering tot uitvoerbaar bij voorraadverklaring wordt toegewezen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [geïntimeerde] en [appellant] zijn in 2001 een samenwerking aangegaan binnen NITT, zonder schriftelijke vennootschapsovereenkomst, maar met de afspraak dat de bedrijfsresultaten gelijk verdeeld zouden worden. Na financiële problemen, waaronder een opzegging van krediet door Deutsche Bank en dwangbevelen van de belastingdienst, zijn er geschillen ontstaan tussen de vennoten. [geïntimeerde] heeft NITT per direct opgezegd en is benoemd tot vereffenaar. In eerste aanleg heeft de rechtbank verschillende veroordelingen uitgesproken, maar deze niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In het hoger beroep heeft [geïntimeerde] de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de veroordelingen gevorderd, omdat [appellant] niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van [geïntimeerde] bij de uitvoerbaar bij voorraadverklaring zwaarder weegt dan het belang van [appellant] bij afwijzing daarvan. Het hof heeft daarom de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de proceskostenveroordeling in reconventie, die niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor memorie van grieven.