Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar kinderen [kind 1] en [kind 2]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat, had vier grieven ingediend tegen de eerdere beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, die op 12 september 2016 het gezag over beide kinderen had beëindigd en de GI tot voogdes had benoemd. De moeder betwistte de bevoegdheid van de rechtbank Midden-Nederland en stelde dat de rechtbank te Den Haag bevoegd was, omdat het adres van [kind 1] geheim was. Het hof oordeelde dat de rechtbank Midden-Nederland bevoegd was, omdat de moeder ten tijde van de procedure in een penitentiaire inrichting verbleef en de vader van [kind 1] geen bekende woon- of verblijfplaats had. Het hof overwoog dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De moeder had in het verleden haar kinderen aan de hulpverlening onttrokken en was strafrechtelijk veroordeeld. Het hof concludeerde dat de aanvaardbare termijn voor de moeder om haar verantwoordelijkheden te dragen ruimschoots was verstreken. De bestreden beschikkingen werden bekrachtigd, waarbij het hof benadrukte dat de moeder altijd de moeder van de kinderen blijft en dat het contact tussen hen in de toekomst van groot belang is.