Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
grieven IV en V). Het hof zal hierna opnieuw de feiten vaststellen met inachtneming van hetgeen [appellant] onder deze grieven heeft aangevoerd. De grieven IV en V behoeven om die reden niet verder te worden gehandeld.
24 MAANDEN. De Abonnee kan evenwel besluiten de overeenkomst tussentijds op te zeggen mits de betaling van een opzeggingsvergoeding gelijk aan 40% van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen voor de nog
eerste pagina. Naar verloop van tijd zullen deze posities waarschijnlijk verbeteren, omdat de advertenties een geschiedenis gaan opbouwen waardoor zij hoger komen te staan. Wij beloven niet dat uw advertenties op de 1ste positie komt te staan.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief Iaan dat er tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen omdat zijn in de overeenkomst vervatte verklaring niet overeenstemde met zijn wil. [appellant] stelt daartoe, althans zo begrijpt het hof zijn weinig concreet vorm gegeven stellingen op dit punt, dat hij op basis van de mededeling van de verkoopmedewerker van Proximedia in de veronderstelling verkeerde dat Proximedia over een bijzonder product beschikte, terwijl dat niet zo is. De stelling wordt door Proximedia gemotiveerd betwist.
grief VIIIbestreden.
grief IXaanvoert. Naar het oordeel van het hof had [appellant] erop bedacht moeten zijn dat de mededelingen "wij doen het voor de helft en beter" en "haast elke klik een sale" er vooral op gericht waren hem over de streep te trekken. Mededelingen over de voordelen die de diensten van Proximedia voor hem zouden hebben, had [appellant] kritisch moeten bejegenen, te meer omdat [appellant] , anders dan de kleine ondernemers in de door hem genoemde zaken, op het gebied van zogenoemde SEA campagnes geen leek is.
grief XXeen beroep gedaan op reflexwerking van de Wet op de Oneerlijke handelspraktijken zoals neergelegd in de artikelen 6:193a BW en verder. Het hof is van oordeel dat het beroep van [appellant] op reflexwerking van de Wet oneerlijke handelspraktijen moet worden afgewezen Daartoe is het volgende redengevend.
grieven III, IV, X, XI, XII en XIIIkeren zich allen tegen het oordeel van de kantonrechter dat er van een tekortkoming geen sprake is, zodat [appellant] niet het recht toekomt de overeenkomst te ontbinden en niet bevrijd is van zijn betalingsverplichting. Daaraan voorafgaand, klaagt [appellant] onder
grief IIerover dat de kantonrechter de Haviltex-maatstaf niet, althans onjuist, heeft toegepast door bij de vaststelling van de verplichtingen van Proximedia uit te gaan van de tekst van de overeenkomst zonder rekening te houden met de overige feiten en omstandigheden die voorafgaand aan, tijdens en na de totstandkoming van de overeenkomst hebben plaatsgevonden.
XIV en XVbestrijdt [appellant] de verwerping van haar beroep op nietigheid van de contractuele bepalingen omtrent de verbrekingsvergoeding. Daarbij beroept [appellant] zich onder andere op de reflexwerking van de toen geldende Colportagewet. Dit beroep moet gelet op het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2016 (ECLI:NL:HR:2016:996) evenwel worden afgewezen.
XVIIIbetoogt [appellant] dat de redelijkheid en billijkheid zich ertegen verzetten dat Proximedia de kosten van de door haar eigen bedrijfsmodel veroorzaakte buitengerechtelijke discussie kan afwentelen op [appellant] . Naar het oordeel van het hof kan dit standpunt in zijn algemeenheid niet worden gevolgd. Voor zover [appellant] heeft beoogd te betogen dat het beroep van Proximedia op vergoeding van haar incassokosten in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, dan geldt dat [appellant] deze stelling, mede gelet op de terughoudende toepassing daarvan door de rechter, onvoldoende handen en voeten heeft gegeven. Grief XVIII volgt het lot van de voorgaande grieven.
5.De slotsom
grieven VII en XVIIhebben geen zelfstandige betekenis en behoeven om die reden geen verdere behandeling. Bij de bespreking van
grief VIontbreekt het belang, omdat het slagen daarvan niet tot een wijziging van het dictum kan leiden. Het beroepen vonnis van de kantonrechter zal worden bekrachtigd. De kantonrechter heeft [appellant] dan ook terecht als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in eerste aanleg veroordeeld. De daarop betrekking hebbende
grief XIXdeelt het lot van de voorgaande grieven. [appellant] zal tevens als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld (2 punten in tarief I).