In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 november 2016. De zaak betreft een aanslag erfbelasting die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 2015, met een belaste verkrijging van € 66.570. Na bezwaar is de aanslag verminderd tot € 52.570. Belanghebbende, die intensieve zorg heeft verleend aan haar overleden moeder, [Naam] (de erflaatster), betwist de aanslag en stelt recht te hebben op de partnervrijstelling, ondanks dat zij niet op hetzelfde adres als de erflaatster stond ingeschreven.
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep heeft ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 5 oktober 2017 is belanghebbende verschenen, bijgestaan door haar advocaten, mr. [A] en mr. [B]. De kern van het geschil is of belanghebbende recht heeft op de partnervrijstelling, gezien het feit dat zij en de erflaatster niet op hetzelfde adres stonden ingeschreven in de basisregistratie personen.
Het Hof heeft de wettelijke kaders van de Successiewet 1956 en de Algemene wet inzake rijksbelastingen besproken, en geconcludeerd dat de wetgever heeft gekozen voor objectieve criteria voor het partnerschap, waaronder de inschrijving op hetzelfde adres. Het Hof oordeelt dat de aanslag niet in strijd is met de wet en dat de partnervrijstelling niet van toepassing is. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De proceskosten worden niet vergoed.