In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beloning van de bewindvoerder van de besloten vennootschap Beschermingsbewind Centraal Nederland B.V. (BCN). De bewindvoerder had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van de kantonrechter van 19 maart 2018, waarin een korting van € 129,80 op de beloning voor aanvangswerkzaamheden was opgelegd, omdat BCN niet was verschenen op de mondelinge behandeling. De bewindvoerder stelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die deze korting rechtvaardigden en verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de beloning vast te stellen op € 519,40 exclusief btw.
Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep besproken. Het hof oordeelde dat de kantonrechter de beloning van de bewindvoerder had vastgesteld op basis van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, die een forfaitaire beloning hanteert. Het hof concludeerde dat het enkele feit dat de bewindvoerder niet op de mondelinge behandeling was verschenen, niet als een uitzonderlijke omstandigheid kon worden aangemerkt die een afwijking van de forfaitaire beloning rechtvaardigde. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover het de beloning van de bewindvoerder betreft en deze vastgesteld op het eerder genoemde bedrag van € 519,40 exclusief btw.
De uitspraak benadrukt het belang van de forfaitaire regeling voor de beloning van bewindvoerders en de voorwaarden waaronder hiervan kan worden afgeweken. Het hof heeft geen reden gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien de bewindvoerder in zijn grieven in het gelijk is gesteld.