ECLI:NL:GHARL:2018:11016
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil in hoger beroep over de eigendom van inboedel na verkoop door schuldeiser
In deze zaak gaat het om een executiegeschil in hoger beroep, waarbij een schuldeiser de inboedel uit de woning van de eiseres heeft verkocht. De eiseres, die in eerste aanleg als eiseres optrad, betwist dat de man, die veroordeeld was tot betaling van een bedrag, de eigenaar van de inboedel was, omdat hij volgens haar niet in haar woning woont. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in kort geding dat de man wel degelijk in de woning woont en dat de verkoop van de inboedel daarom niet onrechtmatig was. De eiseres had in eerste aanleg gevorderd om de executoriale verkoop te verbieden en om te veroordelen dat de inboedel niet verkocht mocht worden ter zake van de schuld van de man. De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen afgewezen, wat de eiseres in hoger beroep aanvecht. Het hof overweegt dat de executieverkoop inmiddels heeft plaatsgevonden en dat de eiseres haar eis heeft gewijzigd naar een schadevergoeding van € 2.500,00. Het hof oordeelt dat de gewijzigde eis niet kan worden toegewezen, omdat de eiseres onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond. Het hof bevestigt de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter dat de man als bezitter van de roerende goederen moet worden aangemerkt, en dat de eiseres niet heeft aangetoond dat zij de enige eigenaar is. Het hoger beroep faalt en het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter, waarbij de eiseres in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld.