Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
23 mei 2018
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [Z] [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de aftrekbaarheid van kosten voor levensonderhoud van de kleinkinderen van belanghebbende, die bij hem en zijn echtgenote wonen. Belanghebbende had voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, waarbij hij een bedrag van € 4.740 aan uitgaven voor levensonderhoud van zijn kleinkinderen wilde aftrekken. De inspecteur van de Belastingdienst had deze aftrek niet toegestaan, omdat de kleinkinderen in fiscale zin niet als pleegkinderen konden worden aangemerkt.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat belanghebbende en zijn echtgenote pleegzorgvergoedingen ontvangen voor de zorg van hun kleinkinderen, maar dat deze vergoedingen een substantieel deel van de onderhoudskosten dekken. Het Hof heeft geoordeeld dat niet voldaan is aan de eis van 'in belangrijke mate onderhouden' zoals vereist in de Wet inkomstenbelasting 2001. Het Hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder kleinkinderen als pleegkinderen kunnen worden aangemerkt voor fiscale doeleinden, en de rol van pleegzorgvergoedingen in de beoordeling van de onderhoudseis. Het Hof heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.