In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die door belanghebbende, [X] h.o.d.n. [Y] [Z], is voldaan voor vier auto’s. De rechtbank Gelderland had eerder de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard en de verschuldigde BPM voor de auto’s vastgesteld. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij de verschuldigde BPM voor de BMW 325i ter discussie stond, evenals de vergoedingen voor immateriële schade en proceskosten. Tijdens de zitting op 5 juli 2018 zijn de gemachtigden van belanghebbende en de Inspecteur gehoord. Het Hof heeft geoordeeld dat de verschuldigde BPM voor de BMW 325i vastgesteld dient te worden op € 1.968, en heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank op dit punt vernietigd. De rechtbank had eerder aan belanghebbende een immateriële schadevergoeding van € 1.000 toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn, welke het Hof heeft bevestigd. Het Hof heeft tevens geoordeeld dat de Inspecteur de wettelijke rente over deze schadevergoeding moet vergoeden. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 1.990, inclusief de kosten voor de hogerberoepsfase. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen.