In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een aangifteverzuimboete is opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het tijdvak van 1 januari tot en met 31 januari 2016. De Inspecteur had de naheffingsaanslag en de betalingsverzuimboete ambtshalve verminderd tot nihil, maar de aangifteverzuimboete bleef gehandhaafd. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond.
Belanghebbende stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij was uitgenodigd voor het doen van aangiften in 2016. De Inspecteur daarentegen voerde aan dat belanghebbende wel degelijk was uitgenodigd en dat de aangifteverzuimboete terecht was opgelegd. Tijdens de zitting op 9 oktober 2018 in Arnhem was belanghebbende niet aanwezig, maar de Inspecteur presenteerde een pleitnota.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de aangiftebrief op 4 november 2015 was verzonden naar het juiste adres van belanghebbende. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De kosten voor het beroep werden niet vergoed.