ECLI:NL:GHARL:2018:9641
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over naheffingsaanslag parkeerbelasting en de verplichting tot uitreiking van een factuur met omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had op 3 november 2016 geoordeeld dat de heffingsambtenaar een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 59,75 aan [X] B.V. moest handhaven, maar ook dat hij verplicht was om een factuur uit te reiken als bedoeld in artikel 35a van de Wet op de omzetbelasting 1968. De heffingsambtenaar heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, terwijl belanghebbende incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. De zaak is behandeld op 24 oktober 2018 in Arnhem.
De heffingsambtenaar stelt dat het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, omdat belanghebbende geen belang bij de procedure zou hebben. Hij betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de gemeente Arnhem als ondernemer heeft gehandeld bij het heffen van parkeerbelasting. Belanghebbende daarentegen stelt dat de gemeente wel degelijk als ondernemer heeft gehandeld en dat er sprake is van verstoring van de mededinging.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het hoger beroep van de heffingsambtenaar ontvankelijk is, maar ongegrond. Het Hof bevestigt dat de heffingsambtenaar niet verplicht is om een factuur met omzetbelasting uit te reiken, omdat de gemeentelijke parkeerverordening niet onverbindend is, ook al wordt er geen omzetbelasting vermeld. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard. De proceskosten worden niet toegewezen.