Uitspraak
NAM,
[geïntimeerde1] e.a., of eisers,
NAM,
[geïntimeerde1] e.a., of eisers,
1.De gang van zaken in de procedure bij de rechtbank
2.2. De gang van zaken in de procedure bij het hof
- de dagvaardingen in hoger beroep in de zaken van [geïntimeerde1] e.a.;
- de memorie van grieven van NAM (met bijlagen);
- de memorie van antwoord, ook memorie van eis in incidenteel hoger beroep van
e.a. (met bijlagen);
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep van NAM (met bijlagen);
- de akte vermeerdering van eis van [geïntimeerde1] e.a.;
- de akte bezwaar vermeerdering van eis van NAM;
- de rolbeschikking van het hof van 4 september 2018.
3.Waar het in deze procedure om gaat
e.a. vinden dat zij door deze aardbevingen niet alleen materiële schade aan hun woningen lijden (door beschadiging van de woning en/of door waardevermindering). Zij vinden dat zij ook recht hebben op vergoeding van vermogensschade vanwege het gemis aan een ongestoord woongenot en dat zij recht hebben op smartengeld (vergoeding van immateriële schade).
Verder zal het hof in dit arrest beslissen over een paar andere geschilpunten tussen NAM en [geïntimeerde1] e.a. Sommige eisers hebben met NAM een overeenkomst gesloten. In die overeenkomst is een bepaling opgenomen waarin staat dat partijen niets meer van elkaar te vorderen hebben (een beding van finale kwijting). NAM en [geïntimeerde1] e.a. zijn het er niet over eens of dat betekent dat die eisers geen recht hebben op vergoeding van de schade die zij in deze procedure vorderen.
4.4. Een korte samenvatting van de beslissingen van het hof
De procedure wordt voor deze eisers - het zijn er 65 - beëindigd. De precieze hoogte van de schadevergoeding waarop zij recht hebben, zal in een aparte procedure (een zogenaamde schadestaatprocedure) worden vastgesteld.
5.Een leeswijzer bij het vervolg van het arrest
Daarna wordt ingegaan op de verschillende geschilpunten van partijen en op onderwerpen die van belang zijn voor de beslissing (onderdeel 7). Die geschilpunten en onderwerpen worden steeds met een tussenkopje aangeduid.
Daarna wordt besproken wat de uitkomst van onderdeel 7 betekent voor de grieven van partijen tegen het vonnis van de rechtbank (onderdeel 8) en voor de vorderingen van [geïntimeerde1] e.a. (onderdeel 9).
In onderdeel 10 worden de beslissingen van het hof precies geformuleerd.
6.6. De feiten
Per 1 juli 2017 heeft de minister meer mogelijkheden gekregen om te weigeren in te stemmen met een winningsplan.
6.5 Op 21 december 2007 heeft de minister ingestemd met het winningsplan van NAM van 29 juni 2007. Tegen het besluit om in te stemmen met dat winningsplan is geen beroep ingesteld bij de bestuursrechter.
In een uitspraak van 15 november 2017 heeft de Afdeling de besluiten van
- 16 augustus 2012 in Huizinge (3,4);
- 3 juli 2014 bij Garrelsweer (3,0);
- 30 september 2015 bij Hellum (3,1);
- 8 januari 2018 bij Zeerijp (3,4);
- 22 mei 2019 bij Westerwijtwerd (3,4).
“
Jaarlijks vinden er aardbevingen plaats in Nederland. In Nederland kennen we natuurlijke aardbevingen, die vooral in Zuid-Nederland plaatsvinden. Daarnaast zijn er geïnduceerde aardbevingen, die ontstaan door gaswinning. Hierdoor kan er fysieke schade aan gebouwen ontstaan. NAM, als gasproducent, is aansprakelijk voor deze schade en verzorgt het herstel. Ons uitgangspunt is om dit zo zorgvuldig mogelijk te doen. Dit protocol beschrijft op welke wijze de afhandeling van schades door NAM plaatsvindt.”
De afwikkeling van schades volgens het Protocol verliep, kort gezegd, als volgt:
Een deskundige onderzocht (op kosten van NAM) de schades en deelde die in een van de volgende categorieën in: A-schade (schade veroorzaakt door aardbevingen), B-schade (bestaande schade die is verergerd door aardbevingen) of C-schade (schade die geen verband heeft met aardbevingen). NAM vergoedde de herstelkosten voor A- en B-schades. De kosten van C-schades werden niet vergoed.
Wie het niet eens was met het oordeel van de deskundige, kon (ook op kosten van NAM) een tegendeskundige inschakelen. Werden de beide deskundigen het niet eens, dan konden de verschilpunten worden voorgelegd aan een onafhankelijke derde deskundige.
“
Het is een feit dat de gasproductie in Groningen aardbevingen veroorzaakt en dat de gevolgen van de aardbevingen diep ingrijpen in het leven van de bewoners van Groningen. Ik ben mij daar – ook in mijn ontmoetingen met bewoners – zeer van bewust.”
De gevolgen van langjarige gaswinning in Groningen zijn het afgelopen jaar steeds duidelijker geworden. De bewoners in de regio, en met name die in het meest risicovolle gebied rond Loppersum, zijn geconfronteerd met een toenemend aantal aardbevingen, waarvan de kracht bovendien groter is dan voorheen. De gevolgen voor huizen en gebouwen is zichtbaar. Dit leidt bij de bewoners tot oprechte zorgen over hun persoonlijke veiligheid en welbevinden in de directe leefomgeving. (…) Rustige en redelijke mensen zijn bezorgd over hun veiligheid en over wat er gaat gebeuren met hun woning en hun leefomgeving. (…) Er is meer dan bezorgdheid en boosheid bij de Groningers, zij zijn verontwaardigd en vinden dat hen onrecht wordt aangedaan. Deze gevoelens zijn zeer begrijpelijk en vereisen - net als de problematiek zelf - een adequate bestuurlijke reactie.”
In het gebied waar zich (frequent) aardbevingen voordoen, is het gevoel van een veilige leefomgeving aangetast. Dat grijpt diep in in het dagelijkse leven van de inwoners.”
De gevolgen van de langjarige gaswinning in Groningen grijpen diep in op het dagelijks leven van de inwoners, met name in het gebied waar zich frequent aardbevingen voordoen.”
Op 2 april 2015 schreef de minister aan de Tweede Kamer:
Als gevolg van de gaswinning hebben al vele aardbevingen plaatsgevonden en er zullen nog aardbevingen volgen. (…) Dit leidt tot vele praktische problemen, maar vooral tot gevoelens van angst en onveiligheid.”
Schadeprotocol, het Protocol mijnbouwschade Groningen (hierna: het nieuwe Protocol). Dat nieuwe Protocol is door de Minister vastgesteld in het Besluit mijnbouwschade Groningen. Op grond van dit nieuwe Protocol hebben mensen die recht hebben op een vergoeding voor mijnbouwschade ook aanspraak op een zogenaamde overlastvergoeding. Deze vergoeding bedraagt minimaal € 250,- en maximaal € 1.000,-. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld door de TCMG, die ook bepaalt of iemand recht heeft op vergoeding van schade aan zijn of haar woning.
Waardevermeerderingsregeling. Die regeling hield in dat een woningeigenaar bij fysieke schade van minimaal € 1.000,- een vergoeding van € 4.000,- ontving. Die vergoeding was bedoeld om energiebesparende maatregelen in de woning te treffen. De
Waarderegelinggaf woningeigenaren die hun woning verkochten een aanspraak op vergoeding van schade doordat de woning vanwege de aardbevingen minder had opgebracht. Het
Koopinstrumentmaakte het mogelijk dat NAM woningen in bepaalde gebieden op het Groningenveld aankocht. Het ging om woningen die onverkoopbaar waren. NAM heeft van 10 van de eisers de woning opgekocht. In heel schrijnende situaties kon een beroep worden gedaan op de
Commissie Bijzondere Situaties.
Naast deze regelingen zijn tot medio 2019 ruim 900 woningen en gebouwen versterkt.
7.7. De motivering van de beslissing van het hof
Het is op zich begrijpelijk dat eisers niet ieder voor zich, maar samen een procedure zijn begonnen. Eisers hebben min of meer dezelfde belangen. Bovendien vraagt het veel tijd en geld om de vorderingen te onderbouwen. Er is veel onderzoek gedaan dat voor alle eisers van belang is. Door samen op te trekken kunnen de kosten binnen de perken blijven.
Aan dit samen optrekken zitten ook nadelen. De situatie van de eisers is niet hetzelfde. Dat blijkt ook wel uit de schriftelijke verklaringen die de eisers (op een enkeling na) hebben opgesteld. Sommige eisers hebben naast die verklaring ook nog andere stukken aan het dossier laten toevoegen, zoals medische informatie en informatie over de schade aan hun woning. Daardoor is het voor het hof niet gemakkelijk om deze procedure te beheersen. En wat voor het hof geldt, geldt al helemaal voor de rechtbank Noord-Nederland die over ruim 5.300 individuele gevallen moet beslissen.
Het hof gaat daarom op zoek naar een mogelijkheid om de procedure hanteerbaar te houden. Die mogelijkheid is er wanneer kan worden vastgesteld dat eisers, of een deel van hen, bepaalde kenmerken gemeenschappelijk hebben en zij vanwege die kenmerken aanspraak hebben op vergoeding van vermogensschade en/of op smartengeld. Wanneer gemakkelijk vast is te stellen of een eiser dat kenmerk heeft, is dat voldoende. Een verder onderzoek naar de specifieke persoonlijke situatie van die eiser hoeft dan niet plaats te vinden.
Natuurlijk moet dat kenmerk wel voldoen aan wat volgens de Hoge Raad vereist is voor het toewijzen van een vordering tot vergoeding van vermogensschade en van immateriële schade.
Omdat niet kan worden uitgesloten dat het ook bij eisers, of enkelen van hen, uitmaakt of hun vordering ook kan worden gebaseerd op artikel 6:162 BW zal moeten worden bezien of de vorderingen ook op artikel 6:162 BW (naast artikel 6:177 BW) toewijsbaar zijn.
Dit onderzoek sluit aan bij wat NAM in de memorie van grieven heeft aangevoerd. NAM heeft daar geschreven dat het onwaarschijnlijk is dat aardbevingen met een kracht van minder dan 2,3 op de schaal van Richter schade aan gebouwen veroorzaken.
Allereerst heeft NAM niet (onderbouwd) aangevoerd dat in de omgeving van het Groningenveld evenveel schades voorkomen aan gebouwen dan in andere gebieden met een vergelijkbare bodem. Dat blijkt ook niet uit het rapport van de Technische Universiteit Delft. Dat rapport biedt ook geen verklaring voor het feit dat in het gebied van het Groningenveld zoveel schades (meer dan 60.000) voorkomen.
Bovendien moet rekening worden gehouden met artikel 6:177a lid 1 BW. Volgens deze bepaling wordt bij fysieke schade aan gebouwen die naar haar aard schade door gaswinning zou kunnen zijn, vermoed dat de schade door de aardgaswinning wordt veroorzaakt. In de uitspraak van 19 juli 2019 heeft de Hoge Raad een vraag (vraag 5) beantwoord over de betekenis van dat vermoeden. Volgens de Hoge Raad [6] kan NAM het vermoeden alleen weerleggen door te bewijzen dat de schade niet is veroorzaakt door de aardgaswinning. Met het algemene rapport van de Technische Universiteit Delft en de andere algemene rapporten waarop NAM zich beroept, heeft NAM dat bewijs niet geleverd. Niet voor de A- en B-schades van eisers, en al helemaal niet voor al de andere tienduizenden A- en B-schades. Voor al die schades geldt dat de door NAM zelf ingeschakelde deskundigen wel een verband hebben gelegd tussen de schade en de aardgaswinning.
In een aantal gevallen zal het zo zijn dat een woning kwetsbaar is. Alleen wanneer aannemelijk is dat die kwetsbaarheid op zichzelf, dus los van de aardbevingen, tot schade zou hebben geleid, kan er geen verband worden aangenomen tussen de aardbevingen en de schade (zie het antwoord van de Hoge Raad op vraag 6).
“
Het aantasten van het woongenot van een ander door overlast of hinder, is onrechtmatig als de overlast of hinder wat hevigheid betreft boven een bepaald niveau uitkomt.”
Wanneer NAM, zoals zij zelf terecht heeft opgemerkt, alleen aansprakelijk is wanneer de overlast en hinder boven een bepaald niveau uitkomen, en zij vervolgens bij fysieke schade uitkeert op basis van het Protocol, moet ervan worden uitgegaan dat in die gevallen van uitgekeerde fysieke schade sprake is geweest van hinder en overlast boven dat niveau. NAM heeft dat voor die gevallen in elk geval niet overtuigend bestreden.
“Het hebben van schade tast de ervaren veiligheid en het waargenomen risico ernstig aan. Dit is een constante bevinding sinds 2016. Na de beving van Zeerijp is de veiligheidsbeleving iets verbeterd. Waargenomen risico’s nemen licht af. Maar de gaswinning heeft onverminderd een grote impact op de bewoners, met name op de bewoners met meervoudige schade. Hoe komt het dat zo’n 40-50% van bewoners met meervoudige schade zich chronisch onveilig voelt?(…)
“Aanvullende analyses voor het huidige rapport over twee onafhankelijke datasets geven een aantal nieuwe inzichten over aan de ene kant de impact van de gaswinning op verschillende domeinen van gezondheid en aan de andere kant op de vraag of bepaalde groepen in het bijzonder gezondheidsproblemen door de gaswinning ervaren.1. Het hebben van (meervoudige) schade heeft geen ander effect op meerpsychosomatische klachten (bijvoorbeeld nerveus/gespannen gevoel, somber)dan op meer lichamelijke (zoals buik- of maagklachten, hartkloppingen). Metandere woorden, meervoudige schade heeft zowel meer psychische als meerlichamelijke gevolgen.2. Gespannenheid is de klacht die het meeste voorkomt bij mensen metmeervoudige schade. Dit past bij het beeld dat het gaat om stressgerelateerdeklachten met een psychische en lichamelijke component.3. Psychosomatische en lichamelijke klachten hebben over de tijd heen hetzelfdeverloop: voor beide geldt dat ze toenemen bij mensen met meervoudigeschade.(…)4. Er is niet een groep aan te wijzen die bovenmatig last van stressgerelateerdegezondheidsklachten heeft. Dit betekent dat de impact evenredig is of mensennu oud of jong, hoog of laag opgeleid, man of vrouw, getrouwd of niet zijn.”
- NAM niet heeft weerlegd dat zij bij fysieke schade aansprakelijk is voor de door aardbevingen veroorzaakte hinder en overlast;
- er mede daarom van kan worden uitgegaan dat bij fysieke schade de overlast en hinder door de aardgaswinning ernstiger zijn dan de bewoners hoeven te dulden;
- fysieke schade tamelijk eenvoudig is vast te stellen;
- fysieke schade een ernstige vorm van overlast is;
- uit onderzoek blijkt dat fysieke schade (en zeker meervoudige fysieke schade) in veel gevallen een negatieve impact heeft op het welbevinden van degenen die daarmee te maken krijgen.
Andere gevolgen van de aardbeving7.17 De aardbevingen hebben niet alleen vele gevallen van fysieke schade aan woningen veroorzaakt, maar ook andere nadelige gevolgen gehad. In de vorige paragraaf is al vermeld dat uit onderzoek blijkt dat veel mensen in het aardbevingsgebied zich onveilig voelen. Hoewel er een verband is tussen het gevoel van onveiligheid en (meermalen) fysieke schade aan de eigen woning, voelen ook veel mensen die geen schade hebben gehad aan hun woning zich onveilig.
12 maart 2019 [11] staat onder meer:
“
De situatie in Groningen vertoont veel overeenkomsten met die van een ramp, reden waarom voor de aanpak aansluiting gezocht is bij de Richtlijn Psychosociale hulpverlening bij rampen en crises.(…)
De noodzaak om aan de slag te gaan met de aanpak van gezondheidsklachten als gevolg van aardbevingen is groot. Alle onderzoeken en gesprekken in de regio bevestigen de ernst van de klachten en laten zien dat de klachten zelfs toenemen.”In paragraaf 2 van het rapport wordt een eerder rapport van de GGD samengevat. Daar valt onder meer te lezen:
“
Het is duidelijk dat inwoners last hebben van stress, gebukt gaan onder boosheid, moedeloosheid, wanhoop en het vertrouwen in de Rijksoverheid voor een belangrijk deel zijn verloren."Uit de onderzoeken van de GGD Groningen blijkt dat de aardbevingen bij veel bewoners van het gebied boven het Groningenveld tot ernstige gezondheidsklachten hebben geleid. Wat dat betreft bevestigen deze onderzoeken het eerder besproken onderzoek van het Gronings Perspectief. In een rapport van Gronings Perspectief van 31 januari 2018 [12] is te lezen (blz. 86):
“
Hoofdconclusies zijn: Bewoners verschillen erg in hoeveel stress de problematiek rondom de gaswinning bij hen veroorzaakt. Voor vrijwel alle geïnterviewden is het doorlopen van schadeprocedures stressvol, ongeacht of men over het algemeen lage of juist hoge stress ervaart. Het gaat hier met name over het ontvangen van (schade)rapporten, over “gedoe”, logistieke problemen, toekomstperspectief (bijv. verkoopbaarheid van het huis). In bredere zin heeft men moeite met de willekeur van het vaststellen van schade en het gevoel dat dergelijke procedures niet “horen bij” Nederland – men raakt het vertrouwen in de rechtsstaat kwijt.”Op bladzijde 110 staat:
“
De omvang van dit probleem is groot: 410.000 Groningers wonen in een postcodegebied waar schade door aardbevingen erkend is. 170.000 mensen (kinderen meegerekend) hebben schade aan hun woning. 85.000 (kinderen meegerekend) hebben meervoudige schade. 10.000 mensen kampen met acute stress-gerelateerde gezondheidsproblemen.”7.19 Uit diverse onderzoeken blijkt dat de aardbevingen ook nadelige gevolgen hebben voor de waarde van de woningen in het gebied. In het arrest van dit hof van
“
Op grond van de aangehaalde rapporten is naar het oordeel van het hof aannemelijk dat tot en met 2017 de waarde van de woningen in het gebied van het Groningenveld zich gemiddeld negatief heeft ontwikkeld ten opzichte van de waarde van woningen buiten dat gebied. Het hof acht ook aannemelijk dat deze negatieve ontwikkeling voor een individuele woning sterker is naarmate zich meer schades hebben voorgedaan in de omgeving van die woning. (…) Dat de vastgestelde negatieve waardeontwikkeling het gevolg is van de aardbevingen in het gebied, acht het hof dan ook aannemelijk.”
Naar aanleiding van dit arrest van het hof heeft de minister een adviescommissie ingesteld, die bestaat uit mr. A. Hammerstein, prof. dr. J. Rouwendal en prof. dr. P. Boelhouwer. Deze commissie had de opdracht de minister te adviseren over een regeling voor de compensatie van waardedaling van de woningen in het aardbevingsgebied. De commissie heeft begin 2019 een advies uitgebracht. De minister heeft in een brief van 23 april 2019 geschreven dat hij dat advies overneemt.
In het rapport van de commissie worden diverse modellen voor de bepaling van een waardedaling besproken. De commissie adviseert een van de door haar besproken modellen te gebruiken. Over de periode van 2012 tot 1 november 2018 komt de commissie bij toepassing van die tabel op een waardedaling van 2,4% in de gemeente Oldambt tot 12,9% in de gemeente Loppersum. Over het gehele gebied van het Groningenveld is de gemiddelde waardedaling volgens dit model en in deze periode 4%. Binnen de verschillende gemeentes kan het percentage sterk verschillen per postcodegebied.
- veel bewoners van het gebied zich onveilig voelen;
- veel bewoners in het gebied last hebben van stressklachten;
- de waarde van woningen in het gebied is afgenomen.
Indien door (het risico op) bodembeweging het woongenot wordt aangetast, is het daardoor gederfde woongenot vermogensschade op vergoeding waarvan aanspraak kan bestaan”, aldus de Hoge Raad.
aard van de overlastis allereerst belangrijk dat het gaat om overlast vanwege een activiteit (de aardgaswinning) waarvoor degene die de overlast veroorzaakt (NAM) een vergunning heeft. NAM wijst daar ook op. Zij wijst er ook op dat met de aardgaswinning een groot maatschappelijk belang is gemoeid. Talloze mensen en veel bedrijven zijn voor hun energievoorziening grotendeels afhankelijk van het gas dat door NAM wordt gewonnen. Bovendien hebben NAM en de Staat der Nederlanden een groot financieel belang bij de gaswinning.
“
Of het veroorzaken van hinder – bijvoorbeeld door het verspreiden van stank – onrechtmatig is, is volgens vaste rechtspraak afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden (HR 3 mei 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0235, NJ 1991/476). Daarbij is het beschikken over of juist het ontbreken van een publiekrechtelijk vereiste vergunning niet zonder meer bepalend voor het antwoord op de vraag of jegens een bepaalde derde sprake is geweest van onrechtmatige hinder (zie onder meer HR 21 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8823, NJ 2006/418 en HR 2 september 2011 ECLI:NL:HR:2011:BQ5099, NJ 2011/392).”
“
De stelling van de leden van genoemde fracties gaat uit van de gedachte dat het handelen conform een goedgekeurd winningsplan niet onrechtmatig kan zijn. Volgens bestendige jurisprudentie echter, die in de literatuur niet wezenlijk wordt betwist, vrijwaart de aanwezigheid van een publiekrechtelijke vergunning niet tegen aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad (…). Tijdens de parlementaire behandeling van het genoemde artikel 178, onder f, is hier expliciet op gewezen (…). In een winningsplan vastgestelde maximumwaarden of welke andere vorm van publiekrechtelijke toestemming verschilt in dit opzicht niet van in een vergunning opgenomen waarden. In beide gevallen geldt dat een krachtens het publiekrecht gegeven toestemming slechts vrijwaart tegen publiekrechtelijk optreden van de overheid, maar niet vrijwaart van privaatrechtelijke aansprakelijkheid tegen andere burgers die van de “goedgekeurde activiteit” schade ondervinden.”
Kort en goed: dat NAM een vergunning heeft voor haar activiteiten en binnen die vergunning is gebleven, is wel factor die moet worden meegewogen, maar is niet al bij voorbaat een doorslaggevende factor. Daarbij speelt ook het belang van de veiligheid van de bewoners van het gebied een belangrijke rol. Dat belang heeft ertoe geleid dat de minister heeft besloten om de gaswinning uit het Groningenveld versneld af te bouwen.
grote belangenzijn gemoeid, niet alleen grote financiële belangen maar ook maatschappelijke belangen. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat de door hinderlijke activiteiten gediende belangen moeten worden afgewogen tegen het belang van degenen die hinder ondervinden en van wie de veiligheid in het geding is [17] . Dat kan betekenen dat hinder die anders onrechtmatig zou zijn, dat uiteindelijk niet is vanwege het belang dat met de hinderlijke activiteit gemoeid is. Maar ook hier geldt weer dat het maatschappelijk belang één van de mee te wegen factoren is, maar niet per definitie de doorslaggevende factor. Dat blijkt ook uit artikel 6:168 lid 1 BW. Op grond van deze bepaling kan een rechter een vordering tot het verbieden van een onrechtmatige gedraging afwijzen wanneer deze gedraging moet worden geduld op grond van zwaarwegend maatschappelijke belangen. Deze bepaling zou overbodig zijn wanneer een gedraging waarmee zwaarwegende maatschappelijke belangen zijn gemoeid niet onrechtmatig zou kunnen zijn. Maar artikel 6:168 lid 1 BW gaat juist wel over onrechtmatige gedragingen. Bovendien bepaalt artikel 6:168 lid 1 BW uitdrukkelijk dat wie door de (onrechtmatige) gedraging wordt benadeeld, zijn recht op vergoeding van schade houdt, ook als de rechter de gedraging vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen niet verbiedt.
Al met al moeten de grote maatschappelijke belangen bij de gaswinning wel worden meegewogen (in het voordeel van NAM). Maar dat betekent nog niet dat NAM op het punt van de onrechtmatige hinder en het niveau van de schending van het woongenot gelijk heeft. Dat hangt ook af van de andere mee te wegen factoren.
fysieke schade. In punt 7.16 zijn de conclusies samengevat. Die komen erop neer dat:
- NAM niet heeft weerlegd dat zij bij fysieke schade aansprakelijk is voor de door aardbevingen veroorzaakte hinder en overlast;
- er mede daarom van kan worden uitgegaan dat bij fysieke schade de overlast en hinder door de aardgaswinning ernstiger zijn dan de bewoners hoeven te dulden;
- fysieke schade tamelijk eenvoudig is vast te stellen;
- fysieke schade een ernstige vorm van overlast is;
- uit onderzoek blijkt dat fysieke schade (en zeker meervoudige fysieke schade) in veel gevallen een negatieve impact heeft op het welbevinden van degenen die daarmee te maken krijgen.
ernst van de overlastspeelt het type schade een belangrijke rol.
Fysieke schadeals gevolg van aardbevingen door gaswinning is een ernstige vorm van overlast, zoals hiervoor is uiteengezet (zie 7.15.2 t/m 7.15.4). Maar ook los van fysieke schade hebben de aardbevingen negatieve gevolgen voor de woon- en leefomgeving in het gebied waar aardbevingen plaatsvinden. Bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft de directeur van NAM dat ook met zoveel woorden erkend:
“
NAM realiseert zich dat de aardbevingen een grote impact hebben op de Groningers. (…) De problematiek kent vele kanten: schade, frustratie over de afwikkeling, gevoelens van onmacht en angst, verstoring van de sociale dynamiek.”Deze erkenning sluit aan bij de excuses van de directeur van NAM (zie 6.12) en bij diverse uitlatingen van de minister (zie 6.13), die er op neerkomen dat door de aardbevingen het gevoel van een veilige leefomgeving ernstig is aangetast en dat dit diep ingrijpt in het dagelijks leven van de bewoners, die moeten leven met gevoelens van angst en onveiligheid. Daarnaast blijkt uit onderzoeken dat veel woningeigenaren in het gebied boven het Groningenveld zich zorgen maken over de ontwikkeling van de waarde van hun woning, bijvoorbeeld wanneer de woning ‘onder water staat’.
Het negatieve effect van de aardbevingen blijkt ook uit de rapporten van Gronings Perspectief (zie 7.15.4) en de GGD Groningen (zie 7.18). GGD-Groningen vergelijkt de situatie in het aardbevingsgebied niet voor niets met een ramp.
Samenvattend: er is sprake van ernstige overlast, die de leefomgeving in het gebied waar zich geregeld aardbevingen voordoen, fors aantast. Die overlast is nog ernstiger wanneer deze leidt tot fysieke schade aan woningen.
duurt al jaren. Hoewel er ook voor de aardbeving in Huizinge (16 augustus 2012) aardbevingen hadden plaatsgevonden, leidde deze aardbeving tot een sterke bewustwording van de overlast. De situatie boven het Groningenveld kreeg vanaf toen ook veel aandacht in de (landelijke) media en in de politiek. Uit het bij 6.9 gegeven overzicht volgt dat vanaf 2012 tot en met 2018 jaarlijks meerdere aardbevingen van meer dan 2 op de schaal van Richter hebben plaatsgevonden in het gebied boven het Groningenveld. Van aardbevingen met deze kracht staat tussen partijen niet ter discussie dat deze voelbaar zijn. Vanwege de aandacht die er vanaf 2012 is voor de aardbevingen is het aannemelijk dat een zwaardere aardbeving die voelbaar is in een deel van het gebied toch ook negatief effect heeft op het gevoel van veiligheid in een ander deel van het gebied waar deze aardbeving niet voelbaar is. Dat geldt zeker voor aardbevingen van meer dan 3 op de schaal van Richter.
Vanaf 2012 is sprake van een groot aantal meldingen van fysieke schade en is veel aandacht en energie besteed aan versterking van gebouwen (in de ogen van veel bewoners: aan het praten daarover) en aan (onderzoeken naar en procedures over) herstel en vergoeding van schade.
Uit de onderzoeken van Gronings Perspectief en GGD Groningen blijkt dat het gevoel van onveiligheid en de gevolgen daarvan nog steeds voortduurt.
Al met al is in het gehele gebied waar zich geregeld aardbevingen voortdoen in elk geval vanaf 2012 sprake van overlast. Er is dan ook geen sprake van een incident, maar van een situatie van jarenlange, dus structurele overlast.
Vanwege het verband tussen fysieke schade aan een woning en het ontstaan van het recht op schadevergoeding wegens gemist woongenot is het uitgangspunt dat deze periode begint op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de vastgestelde A- of B-schade is ontstaan. Voor de keuze van het eindpunt van de periode geldt als uitgangspunt de laatste dag van de maand waarin de schade is hersteld en geheel financieel is afgewikkeld.
Wanneer in gevallen zonder fysieke schade (alsnog) sprake is van hinder en overlast boven het niveau dat aanspraak geeft op vergoeding van schade kunnen uiteraard andere begin- en einddata worden gekozen.
- de eerste categorie is die waarin een eiser geestelijk letsel heeft opgelopen. De eiser die stelt dat hij geestelijk letsel heeft opgelopen, moet voldoende concrete gegevens aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daarvoor is nodig dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden aangenomen;
- de tweede categorie is die waarin een eiser geen geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook dan kan een eiser recht hebben op vergoeding van immateriële schade. Dat is het geval wanneer “
de aard en de ernst van aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis en van de gevolgen daarvan voor hem” meebrengen dat hij op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Belangrijk is dat volgens de Hoge Raad voor beide categorieën niet voldoende is dat wordt vastgesteld dat iemand in het gebied woont waar geregeld aardbevingen door de aardgaswinning plaatsvinden in combinatie met een persoonlijke verklaring van die benadeelde over zijn beleving van de invloed die de aardbevingen op hem hebben. De verplichting tot immateriële schadevergoeding laat zich niet "
min of meer forfaitair" vaststellen. Toch neemt dat niet weg, aldus de Hoge Raad, “
dat de rechter kan oordelen dat de aard en ernst van de aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor bewoners van een bepaald gebied boven het Groningenveld zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (…). En dat de rechter daarbij aannemelijk kan achten dat de door deze aantasting in de persoon geleden schade voor deze bewoners ten minste een bepaald bedrag beloopt.”
15 maart 2019, waarin de Hoge Raad [20] vergelijkbare eisen stelde aan de vergoeding van immateriële schade wegens een aantasting van de persoon op andere wijze. De verwijzing van eisers naar oudere rechtspraak van de Hoge Raad, waarin volgens hen minder vergaande eisen worden gesteld, snijdt om die reden geen hout.
26 eisers stellen daarnaast dat zij geestelijk letsel hebben opgelopen. Ook voor hen geldt dat het wonen in het aardbevingsgebied in combinatie met een eigen verklaring onvoldoende is. Nodig is dat voor elk van hen naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel ten gevolge van de aardbevingen (en wat daarmee samenhangt) wordt aangetoond. Een verklaring van een huisarts of maatschappelijk werker zal daarvoor meestal onvoldoende zijn, omdat er niet zonder meer van kan worden uitgegaan dat die voldoende in staat zijn een psychiatrische diagnose te stellen.
Het ligt gelet op wat hiervoor is overwogen over het karakter van fysieke schade meer voor de hand om te kiezen voor een andere afbakening, en wel die tussen wel of geen fysieke schade. Daar zijn de volgende argumenten voor:
- fysieke schade aan een woning is een concrete aantasting van de woning en daarmee van de persoonlijke levenssfeer van de bewoner. Het is aannemelijk dat een dergelijke aantasting in veel gevallen ook in zekere mate beangstigend is voor de bewoner en afbreuk doet aan diens gevoel van veiligheid in de eigen woning. In dit verband is van belang dat de Hoge Raad eerder in een situatie van een beangstigende aantasting van de persoonlijke levenssfeer heeft aangenomen dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze [21] . In zijn arrest van 15 maart 2019 haalt de Hoge Raad die situatie aan als voorbeeld van een situatie waarin de aantasting van een persoon op andere wijze door de rechter kan worden aangenomen;
- uit het hiervoor meerdere malen aangehaalde onderzoek van Gronings Perspectief blijkt dat er een duidelijk verband is tussen ervaren hinder en stress-gerelateerde klachten en fysieke schade aan de woning. Dat verband is nog veel sterker in situaties van meervoudige fysieke schade. Over bewoners met meervoudige schade wordt in het eindrapport geconcludeerd dat voor hen het normale leven ernstig ontwricht is.
€ 2.500,- redelijk. In individuele gevallen kan het bedrag worden verhoogd, bijvoorbeeld wanneer meer dan tweemaal A- of B-schade is vastgesteld (uitgangspunt is dat per extra schadegeval aanspraak bestaat op € 1.250,-), of ten gevolge van de aardbevingen ernstige (psychische) gezondheidsklachten zijn ontstaan of de woning onbewoonbaar is verklaard of langdurig niet bewoond kon worden.
7.38 Wat het bovenstaande betekent voor de vorderingen van eisers zal in hoofdstuk 10 worden uitgewerkt.
"
Na het verrichten van de in het vorige artikel genoemde handelingen, zullen Partijen over en weer finaal gekweten zijn en niets meer van elkaar te vorderen hebben betreffende schade als gevolg van geïnduceerde aardbevingen of daaraan gerelateerde vorderingen. Partijen verlenen elkaar volledige en onherroepelijke kwijting. Deze finale kwijting is onverkort van toepassing, ook al mochten er feiten en/of omstandigheden bekend worden die op het moment van het ondertekenen van deze Vaststellingsovereenkomst niet bekend waren of konden zijn."
Enkele andere eisers (71, 75 en 20H) hebben anders geformuleerde kwijtingsbedingen ondertekend. In die bedingen wordt kwijting verleend voor “
schade aan de Boerderij of daaraan gerelateerde vorderingen” (eiser 71), voor “
schade aan de Woning of daaraan gerelateerde vorderingen” (eiser 75) of voor “
Materiële Schade” (eiser 20H). Bij eiser 75 is bovendien uitdrukkelijk bepaald dat de kwijting niet ziet op immateriële schade.
Partijen zijn het er niet over eens of deze bedingen betekenen dat eisers hun aanspraken op vergoeding van vermogensschade wegens gemist woongenot en immateriële schade hebben prijsgegeven. NAM vindt van wel, eisers vinden van niet. De rechtbank heeft beslist dat het beding wel betrekking heeft op de vermogensschade, maar niet op de immateriële schade.
Vervolgens heeft hij in punt 50 van zijn pleitnotitie opgemerkt:
"
De andere gedupeerden die een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten hebben inderdaad ingestemd met volledige kwijting, ook voor deze procedure."
Deze zin kan niet anders gelezen worden dan als een erkenning dat het beding van finale kwijting bij de andere eisers (eisers 1, 2, 20 en 21) ook ziet op de door hen ingestelde vorderingen. Voor de niet genoemde eiser 20H ligt dat anders, omdat voor die eiser vaststaat (zie 7.39) dat het kwijtingsbeding geen betrekking heeft op de immateriële schade, maar alleen op vermogensschade. In punt 5.7.7 van de memorie van antwoord proberen eisers nog wel een draai te geven aan punt 50 van de pleitnotitie. Die poging is niet overtuigend, alleen al omdat niet duidelijk is wat eisers nu precies willen zeggen.
De erkenning van de advocaat is een gerechtelijke erkenning [22] . Daarop kan, tenzij bij hoge uitzondering, niet worden teruggekomen. Dat die uitzondering zich hier voordoet, is niet aangevoerd. Dat betekent dat de vorderingen van eisers 1, 2, 20, 21 en 20H (voor wat betreft de vermogensschade) niet toewijsbaar zijn. Voor de andere eisers met een kwijtingsbeding (14, 71, 75, 96 en 97) geldt het volgende.
A. Eisers van wie beide vorderingen toewijsbaar zijn.
B1. Eisers van wie de vordering tot vergoeding van vermogensschade wegens gemist woongenot toewijsbaar is, maar van wie onduidelijk is of het smartengeld wel toewijsbaar is.
B2. Eisers van wie de vordering tot vergoeding van vermogensschade wegens gemist woongenot toewijsbaar is, maar van wie het smartengeld niet toewijsbaar is.
C1. Eisers van wie het smartengeld toewijsbaar is, maar van wie onduidelijk is of de vordering tot vergoeding van vermogensschade wegens gemist woongenot toewijsbaar is.
C2. Eisers van wie het smartengeld toewijsbaar is, maar van wie de vordering tot vergoeding van vermogensschade wegens gemist woongenot niet toewijsbaar is.
D1. Eisers van wie onduidelijk is of (een van) beide vorderingen toewijsbaar.
D2. Eisers van wie de vordering tot vermogensschade wegens gederfd woongenot niet toewijsbaar is en onduidelijk is of het smartengeld wel toewijsbaar is.
D3. Eisers van wie het smartengeld niet toewijsbaar is en onduidelijk is of de vordering tot vermogensschade wegens gederfd woongenot wel toewijsbaar is.
E. Eisers van wie duidelijk is dat beide vorderingen niet toewijsbaar zijn.
Hierna zal blijken dat geen van eisers in de categorieën C1 en D3 valt.
Partijen krijgen voordat het hof de procedure gaat splitsen eerst de gelegenheid om op basis van dit arrest de balans op te maken. Er zal een comparitie van partijen (mondelinge behandeling) worden gehouden, waarop zal worden besproken hoe de behandeling van de overige zaken zal moeten verlopen. Omdat het tijdens deze comparitie van partijen niet over de inhoud gaat maar alleen over het verdere verloop van de procedure, ligt het voor de hand dat een enkelvoudige comparitie wordt gepland. Dat maakt het ook gemakkelijker de comparitie op korte termijn te houden. Eisers krijgen de gelegenheid om ter voorbereiding op de comparitie van partijen te laten weten of zij hun beide vorderingen handhaven, of hun vordering(en) intrekken. In het laatste geval kan in hun zaak alsnog een eindarrest worden gewezen en kan splitsing achterwege blijven.
8.De bespreking van de grieven
grief 3gaat het om de vordering tot vergoeding van psychisch letsel. De grief faalt voor wat betreft eisers van wie de woningen tweemaal fysieke schade hebben opgelopen. Voor de andere eisers (behalve die van categorie B2 en E) moet van geval tot geval worden bezien of de grief slaagt.
op grond van artikel 6:177 BW. Wie aansprakelijkheid is op grond van artikel 6:177 BW is daarmee nog niet aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW (zie onder 7.6).
grief 6heeft geen van eisers recht op vergoeding van vermogensschade wegens gemist woongenot. Uit hoofdstuk 7 blijkt dat van een aantal eisers vaststaat dat ze recht hebben op die vergoeding en dat dit voor een aantal eisers nog moet worden vastgesteld. De grief slaagt alleen voor zover die de eisers betreft van wie nu al kan worden vastgesteld dat hun vordering tot vergoeding van gederfd woongenot niet toewijsbaar is (categorie C2, D2 en E).
Omdat de woning voor eiseres een tweede woning is, verschilt haar situatie sterk van de situatie van vrijwel alle eisers, die permanent in hun woning wonen en niet kunnen uitwijken naar een woning buiten het aardbevingsgebied. Bovendien staat niet vast dat de woning van eiseres 39 tweemaal of meer beschadigd is. Om die reden is haar vordering tot vergoeding van immateriële schade zeker niet nu al toewijsbaar: er kan in haar situatie niet zonder meer worden aangenomen dat zij in haar persoon is aangetast. Omdat gelet op wat eiseres 39 heeft aangevoerd ook niet kan worden uitgesloten dat zij in haar persoon is aangetast, zal het hof haar vordering nog niet afwijzen maar in het vervolg van de procedure verder onderzoeken.
Het is wel voorstelbaar dat de schade aan zijn boerderij, de vertraging die daardoor is ontstaan aan de verbouwing en de verhuizing, alle rompslomp en onzekerheid over de afwikkeling van de schade tot grote frustratie hebben geleid bij eiser 67. Dat blijkt ook uit zijn verklaring. Of dat voldoende is voor toewijzing van zijn vorderingen, moet verder onderzocht worden.
9.9. De bespreking van de vorderingen
Wanneer iemand die stelt geestelijk letsel te hebben opgelopen niet in een woning woont die minstens tweemaal fysieke schade heeft opgelopen, moet in deze procedure wellicht alsnog worden onderzocht of sprake is van geestelijk letsel.
+16H
€ 2.500,- bedraagt (7.37). Het ligt voor de hand dat eisers die aanspraak maken op een hogere immateriële schade dat in individuele procedures doen, omdat in dat geval aan de hand van een toetsing van hun hoogstpersoonlijke situatie moet worden bepaald of zij aanspraak hebben op die vergoeding. Het is niet goed mogelijk om een dergelijke toetsing te laten plaatsvinden in het kader van een procedure met een min of meer collectief karakter.
Dat geldt ook voor de vordering tot vergoeding van de vermogensschade. Ook de begroting van die schade vereist een individuele toetsing, gelet op de door de Hoge Raad gegeven maatstaf (zie 7.31). Dat is wellicht anders wanneer NAM en eisers het met elkaar eens worden over de manier waarop de huurwaarde zonder en met bodembeweging kan worden vastgesteld. Het lijkt de moeite waard dat partijen zich inspannen om daarover afspraken te maken, wellicht met hulp van een onafhankelijke derde.
De vorderingen van de eisers in categorie E kunnen nu al worden afgewezen.
10.10. De beslissing
- de vermogensschade wegens gemist woongenot van de eisers in de categorieën A en B2;
- de immateriële schade van de eisers in de categorieën A en C2;
- de vermogensschade wegens gemist woongenot van de eisers in de categorieën A en B2,
nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
14 januari 2020voor opgave door partijen van de dagen waarop zij in de maanden februari tot en met mei 2020 verhinderd zijn;