ECLI:NL:HR:2011:BQ5099
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- G. Snijders
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van handelen zonder milieuvergunning in het kader van de bouw van een ReststoffenEnergieCentrale
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Stichting Afvaloven Nee tegen ReststoffenEnergieCentrale B.V. en Afvalsturing Friesland N.V. De zaak betreft de onrechtmatigheid van het handelen zonder een milieuvergunning in het kader van de bouw van een ReststoffenEnergieCentrale (REC) in Harlingen. De Stichting vorderde in kort geding een bevel tot staking van de bouw, omdat Omrin, de exploitant van de REC, niet beschikte over een geldige milieuvergunning. De voorzieningenrechter en het hof hadden de vordering van de Stichting afgewezen, met de overweging dat er voldoende verwachting bestond dat Omrin alsnog een milieuvergunning zou verkrijgen.
De Hoge Raad bevestigde deze afwijzing en oordeelde dat het handelen zonder vergunning in beginsel onrechtmatig is, maar dat dit niet geldt indien er met voldoende zekerheid kan worden verwacht dat een vergunning zal worden verleend. De Hoge Raad verwees naar eerdere jurisprudentie waarin was vastgesteld dat het ontbreken van een vergunning niet automatisch leidt tot onrechtmatigheid, mits de vergunning later wordt verleend en het handelen wordt toegestaan. De Hoge Raad oordeelde dat de voorzieningenrechter en het hof terecht hadden geoordeeld dat de bouw van de REC niet onrechtmatig was, gezien de verwachting dat de vergunning zou worden verleend.
De uitspraak benadrukt het belang van de belangenafweging in kort geding procedures en de rol van vergunningen in het bestuursrecht. De Hoge Raad verwierp het beroep van de Stichting en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Omrin op nihil werden begroot.