Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[Appellant 1] ,
2.[Appellant 2] ,
[Geïntimeerde 1],
2.[Geïntimeerde 2] ,
3.[Geïntimeerde 3] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
1.2 Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte ten behoeve van een groothandel in aromatherapieprodukten, de uitoefening van een praktijk voor schoonheids- en aromatherapie alsmede het geven van daaraan gerelateerde cursussen. […]
algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230A BW” (hierna: Algemene Bepalingen) houden – voor zover hier van belang – in:
Staat
aan verhuurder opleveren in de staat die bij aanvang van de huur in het proces-verbaal van oplevering is beschreven, behoudens normale slijtage en veroudering.
aan de verhuurder opgeleverd in de staat die verhuurder mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort waarop de huurovereenkomst betrekking heeft, zonder gebreken, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen en behoudens normale slijtage en veroudering.
Huurder is verplicht alle zaken die door hem in, aan of op het gehuurde zijn aangebracht[…]
op eigen kosten te verwijderen.[…]
De niet verwijderde zaken kunnen op kosten van de huurder worden verwijderd[…]”
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief Idaarover, maar nu het hof hiervoor zelf de zijns inziens voor de in deze zaak te nemen beslissingen relevante feiten heeft vastgesteld, rekening houdend met het bezwaar van [Appellanten] , bestaat bij de grief geen belang.