Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
- dat de man met ingang van de datum van de echtscheiding maandelijks een gebruiksvergoeding van € 1.656,- dan wel € 695,- aan de vrouw dient te voldoen;
- dat de man € 2.555,- bruto per maand aan partneralimentatie aan de vrouw dient te betalen, met ingang van 7 augustus 2018 dan wel met ingang van de datum van de echtscheiding;
- dat de man inzake de lijfrentepolis van [B] € 8.876,- aan de vrouw dient te voldoen;
- dat de vrouw de Volvo zal verkopen en dat de man, op straffe van een dwangsom, binnen een week de benodigde documenten, sleutels en dakdragers aan de vrouw ter beschikking stelt, dat partijen de opbrengst bij helfte zullen delen en dat de verzekering en wegenbelasting voor rekening van de man zijn;
- dat punt 4.12 van de bestreden beschikking (afgifte van kopieën van foto’s, films en dia’s) wordt aangevuld met een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat de man hiermee in gebreke blijft;
- dat de man € 156,- ter zake van de aanslag waterschapsbelasting aan de vrouw dient te voldoen.