Uitspraak
[appellant],
Sondel,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
6 juni 2018 omdat daartegen geen grieven zijn gericht en ook verder niet is gebleken van bezwaren daartegen en aangevuld met enkele feiten die zijn komen vast te staan.
, onafhankelijk van de vraag of overeenkomstig die tekst een boekingsovereenkomst tussen hem en Sondel tot stand zou komen, en uiteraard ook ongeacht de vraag of een dergelijke overeenkomst na totstandkoming zou worden opgezegd of ontbonden. Niet valt in te zien dat aan de verplichting krachtens dit door Sondel (…) in (…) genoemde akte van levering aanvaard derdenbeding een einde is gekomen doordat die laatste situatie zich heeft voorgedaan. De uit het derdenbeding voortvloeiende verplichtingen zijn dus niet afhankelijk van het bestaan of voortbestaan van latere boekingsovereenkomsten. Bij het vorenstaande tekent het hof aan dat het ervoor moet worden gehouden dat tegenover de reeds op grond van het derdenbeding bestaande verplichting van [appellant] tot betaling van provisie aan Sondel de verplichting van Sondel jegens [appellant] staat om de in de tekst van artikel 1 van de boekingsovereenkomst omschreven werkzaamheden te verrichten, nu de tekst van artikel 3 van de boekingsovereenkomst vermeldt dat de provisie dient ter dekking van 'de kosten die voortvloeien uit de werkzaamheden zoals deze zijn omschreven in artikel 1.' (…)
€ 546,- binnen 15 dagen na dagtekening van de brief te voldoen. [appellant] heeft hier niet aan voldaan.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
grieven 1 en 2richten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellant] vanaf 27 maart 2017 gehouden is de provisie te betalen.
Grief 3richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de boete gematigd dient te worden tot € 5.000,-.