3.2Het hof stelt vervolgens de vraag hoe de natriumazide in het lichaam van erflaatster is terecht gekomen. Hieronder is een deel van de overwegingen van het hof in de strafzaak opgenomen die een goed beeld geven van wat er is gebeurd.
“Notitieboek en e-mail
Mevrouw [slachtoffer] heeft vanaf eind oktober 2011 tot en met 9 april 2012 in een notitieboek bijgehouden welke klachten zij had en op welke momenten die zich voordeden. In dit notitieboek staat dat haar klachten zich alleen voordeden wanneer zij alleen thuis was en altijd tijdens het eten. Ook heeft mevrouw [slachtoffer] in dit notitieboek vermeld dat het eten een metaalsmaak had en prikte op haar tong. Andere door haar beschreven klachten en verschijnselen waren: wazig zien, zweten, verslapte (hand)spieren, trillende handen, benauwdheid, draaierig, koud, misselijk, moe, hoofdpijn.
Mevrouw [slachtoffer] heeft in een e-mailbericht van 4 mei 2012 aan familie en vrienden bericht dat zij op 13 maart (het hof begrijpt: 2012) is opgenomen in [G] in [H] . Zij heeft geschreven dat de klachten eind oktober (het hof begrijpt: 2011) waren begonnen met draaiduizelingen ten gevolge van lage bloeddruk en dat zij in korte tijd er van alles bij kreeg: gevoelloosheid in handen, voeten en benen, afname van kracht tot verlamming aan toe. Uiteindelijk kon zij bijna niet meer lopen en had ze veel last van zenuwpijn, aldus mevrouw [slachtoffer].
Huisarts, neuroloog en [G]
Volgens de huisarts, [huisarts] , kreeg mevrouw [slachtoffer] in oktober 2011 last van duizeligheid en vanaf 2012 last van polyneuropathie aan handen en onderste extremiteiten.
Neuroloog [neuroloog] heeft aangegeven dat mevrouw [slachtoffer] van 9 februari tot en met 13 maart 2012 was opgenomen in het Ziekenhuis Gelderse Vallei vanwege gevoelsstoornissen (krachtverlies) in de voeten.
Op 13 maart 2012 werd mevrouw [slachtoffer] opgenomen in het [G] te [H] . Volgens [revalidatiearts] , revalidatiearts, die daar werkzaam was, waren de belangrijkste klachten van mevrouw [slachtoffer] bij de opname: neuropatische pijn in handen en benen, sensibiliteitsuitval, een verminderde belastbaarheid, problemen met balans, lopen en fijnmotorische vaardigheden, parese van armen en benen. In april 2012 ontstonden er duizeligheidsklachten met misselijkheid die in aanvallen leken te komen en spontaan weer herstelden.
[revalidatiearts] heeft aangegeven dat mevrouw [slachtoffer] in de weekenden met verlof naar huis ging. Meestal was haar echtgenoot dan thuis. Op (onder meer) de volgende momenten had mevrouw [slachtoffer] verlof:
- 8 april vanaf het middaguur tot en met 10 april na het huisbezoek;
- 13 tot en met 15 april;
- 21 april rond 16.00 uur tot en met 22 april in de avond;
- 27 april na het diner tot en met 30 april in de middag;
- nadien elk weekend twee nachten naar huis, van vrijdagmiddag 16.00 uur tot zondagavond 21.00 uur.
De aanvallen van duizeligheid traden (onder meer) op de volgende momenten op:
- dinsdag 10 april ’s avonds;
- maandag 16 april overdag;
- weekend 21/22 april;
- maandag 30 april;
- maandag 7 mei ’s ochtends.
Het hof stelt vast dat de klachten zich telkens voordeden (kort) nadat mevrouw [slachtoffer] thuis was geweest.
Beerenburg en knäckebröd
De zuster van mevrouw [slachtoffer] , mevrouw [zus van slachtoffer] heeft verklaard dat zij vaak met haar zus een glas Beerenburg dronk. [zus van slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 6 januari 2012 op bezoek was bij mevrouw [slachtoffer] en dat mevrouw [slachtoffer] toen een borrelglas Beerenburg voor haar had ingeschonken vanuit een reeds aangebroken fles. Volgens [zus van slachtoffer] had zij een nipje genomen waarna zij zich ontzettend duizelig voelde, heel koud werd en begon te trillen en veel pijn had. Ze kon niet zelfstandig opstaan. [zus van slachtoffer] heeft verder verklaard dat mevrouw [slachtoffer] toen zei dat het leek alsof ze zichzelf zag omdat zij dit ook altijd had.
De dochter van [zus van slachtoffer] , mevrouw [nicht van slachtoffer] , was op dat moment aanwezig en zij heeft bevestigd dat haar moeder na het drinken van een klein slokje Beerenburg meteen niet goed werd.
De fles Beerenburg is op 15 mei 2012 door de politie in beslag genomen en op 21 mei 2012 door de politie aan het NFI overgedragen. Het NFI heeft de inhoud van de fles onderzocht en de vloeistof die in de fles zat, bleek natriumazide te bevatten.
De huishoudelijke hulp van mevrouw [slachtoffer] , mevrouw [huishoudelijke hulp], heeft verklaard dat zij op 15 maart 2012 in de woning van verdachte en mevrouw [slachtoffer] een knäckebröd had gegeten dat zij daar in een bewaardoosje in de keukenla had gevonden. Zij proefde dadelijk dat het anders smaakte dan normaal. Zij begon zich tijdens het eten duizelig te voelen, zij begon heel erg te zweten, haar hart begon hevig te bonzen en ze had bijna geen gevoel meer vanaf haar ellebogen naar haar handen en vanaf haar knieën naar haar voeten. Zij is met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht en heeft daar een nacht ter observatie doorgebracht.
Deze verklaring wordt gedeeltelijk ondersteund door de verklaring van de buurvrouw van mevrouw [slachtoffer] , mevrouw [buurvrouw] , die heeft verklaard dat zij op een donderdagochtend 112 had gebeld nadat de hulp van mevrouw [slachtoffer] op haar voordeur had gebonsd, vervolgens ineen zeeg, dreigde flauw te vallen en zei dat ze niets meer kon zien. De bloeddruk van mevrouw [buurvrouw] bleek extreem laag.
Mevrouw [getuige]
Bij de eerste doorzoeking in de woning van mevrouw [slachtoffer] en verdachte in [A] werd een vliegticket voor 25 mei 2012 op naam van verdachte aangetroffen met als adres [adres] te [plaats] . De bewoonster van de woning met dit adres bleek mevrouw [getuige] te zijn. In de woning werden door de politie tassen aangetroffen met daarin informatiestukken over natriumazide. In die stukken staat onder meer dat natriumazide “zeer giftig bij inname mond” is en dat “kleine hoeveelheden fataal (kunnen) zijn in korte tijd”.
Mevrouw [getuige] is door de politie, de rechter-commissaris en de raadsheer-commissaris als getuige gehoord. Zij is ook als verdachte gehoord. Zij heeft - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
In de ten laste gelegde periode werkte zij als analist in het Universitair Medisch Centrum St Radboud. Zij kende verdachte al jaren en had in de loop der jaren regelmatig contact met hem gehad. Verdachte had een sleutel van haar woning en bewaarde daar spullen van zichzelf. De aangetroffen stukken over natriumazide hadden betrekking op informatie die zij naar aanleiding van een verzoek van verdachte op internet had gevonden. Verdachte had haar verteld dat hij op zijn bedrijf in Marokko last had van ongedierte en muizen en hij vroeg haar om een vloeibaar middel waarmee de muizen snel gedood konden worden. [getuige] heeft in het najaar van 2011 azide uit het ziekenhuis meegenomen en aan verdachte gegeven. Na die keer vertelde verdachte haar dat het niet goed had gewerkt en dat hij iets sterkers moest hebben. Vervolgens heeft [getuige] in mei 2012 nogmaals azide uit het ziekenhuis meegenomen en dit op 11 mei 2012 aan verdachte gegeven. Zij heeft op verzoek van verdachte een sterkere hoeveelheid gegeven omdat naar zijn zeggen het eerder gegeven spul niet goed had gewerkt.
Motief
Verdachte heeft mevrouw [slachtoffer] in augustus 2006 in haar boekwinkel leren kennen. Vrij kort daarna is hij bij haar gaan wonen en op 24 oktober 2008 zijn zij in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Verdachte drong er op aan dat dit huwelijk in gemeenschap van goederen zou zijn. Mevrouw [slachtoffer] heeft bij testament van 29 april 2008 aan verdachte haar woonhuis, haar aandelen in de besloten vennootschap “ [naam BV] ” en het bedrijfspand gelegateerd. Bij testament van 29 april 2009 heeft zij verdachte benoemd tot haar enige en algehele erfgenaam, met legaten aan haar broer, zus en de kinderen van haar ex-partner. Bij testament van 9 april 2010 heeft mevrouw [slachtoffer] verdachte benoemd tot haar enige en algehele erfgenaam. Verdachte had dus een financieel belang bij het overlijden van mevrouw [slachtoffer]. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen anderen naar voren gekomen die belang bij haar dood hadden.
Conclusie
Onder het kopje “doodsoorzaak” is reeds vastgesteld dat mevrouw [slachtoffer] op 13 mei 2012 is overleden aan de gevolgen van een chronische vergiftiging met natriumazide.
Op grond van het voorgaande stelt het hof voorts het volgende vast:
verdachte kreeg in oktober 2011 en op 11 mei 2012 de beschikking over een hoeveelheid natriumazide, een gif dat maar zeer beperkt verkrijgbaar is;
nadat verdachte in oktober 2011 de beschikking kreeg over de natriumazide werd mevrouw [slachtoffer] ziek;
op 11 mei 2012 kreeg verdachte de beschikking over een tweede hoeveelheid natriumazide, kort daarna verslechterde de gezondheidstoestand van mevrouw [slachtoffer] sterk en op 13 mei 2012 is zij overleden;
verdachte was als geen ander in de gelegenheid om mevrouw [slachtoffer] de natriumazide toe te dienen.
Het hof is op grond van het bovenstaande van oordeel dat buiten redelijke twijfel vast is komen te staan dat het verdachte is geweest die opzettelijk mevrouw [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door op tijdstippen in de periode van oktober 2011 tot en met 13 mei 2012 natriumazide aan voeding en/of drank toe te voegen, waarvan verdachte wist dat mevrouw [slachtoffer] deze tot zich zou nemen.
Met betrekking tot de ‘voorbedachte raad’ overweegt het hof dat op grond van het bovenstaande vast is komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op de door hem te nemen besluiten - te weten: om natriumazide aan de voeding en/of de drank toe te voegen - en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijk gemoedsopwelling, zodat verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Van contra-indicaties dat verdachte na kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld, is niet gebleken. Het hof zal derhalve de primair ten laste gelegde moord bewezen verklaren.
Het hof overweegt ten slotte nog dat de stelling van verdachte dat er sprake is van een complot en dat de familie van mevrouw [slachtoffer] en/of het openbaar ministerie getuigen en deskundigen zou hebben beïnvloed om onjuist en belastend over hem te verklaren of te rapporteren, op geen enkele wijze aannemelijk is geworden. Verdachtes stelling dat mevrouw [getuige] zo belastend over hem heeft verklaard omdat zij bang is voor de politie acht het hof evenmin aannemelijk.”