Uitspraak
Omy,
de ontvanger,
1.1. Het verloop van de procedure bij de voorzieningenrechter
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 21 januari 2019;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord (met één productie);
2.3 De vordering van Omy in hoger beroep houdt in dat het vonnis van de voorzieningenrechter van 24 december 2018 wordt vernietigd en dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen, een en ander met veroordeling van de ontvanger in de proceskosten.
3.De bevoegdheid van het hof en het toepasselijke recht
4.De feiten en het geschil
1) een stapelmachine van PS Makro GmbH;
2) een daarbij behorende verpakkingsstraat van PS Makro;
3) twee deegmachines van de firma Kemper;
4) diverse baktoebehoren.
AB is verantwoordelijk voor de staat en het onderhoud van de aan haar verhuurde zaken. De montagekosten zijn voor rekening van Omy, de kosten van demontage voor rekening van AB bij opzegging van de overeenkomst.
De huur bedraagt van 1 oktober 2012 tot 1 augustus 2013 € 3.000,- per maand, van
1 maart 2012. De omschrijving van de verhuurde zaken, de contractduur en de huurprijs verschillen.
Verhuurd worden:
1) twee bakstraten merk Company Bakery Farhat met toebehoren;
2) een bijbehorende verpakkingsstraat van PS Makro;
3) drie deegmachines van de firma Kemper;
4) diverse baktoebehoren.
De huurprijs bedraagt € 15.000,- per maand en de huurovereenkomst gaat in op 1 mei 2014 en wordt voor onbepaalde tijd (met een opzegtermijn van zes maanden) aangegaan. Verder is bepaald dat, anders dan in het contract van 1 maart 2012, Omy verantwoordelijk is voor de staat en het onderhoud van de door haar verhuurde zaken.
Een verschil met de op 1 april 2014 gedateerde overeenkomst is de ingangsdatum,
1 december 2015 (huur voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van zes maanden). Volgens de overeenkomst worden verhuurd:
1) een bakstraat merk Company Bakery Farhat;
2) een bijbehorende verpakkingsstraat van de firma PS Makro;
3) twee deegmachines van de firma Kemper;
4) diverse baktoebehoren.
Ook volgens deze overeenkomst is Omy verantwoordelijk voor de staat en het onderhoud van het gehuurde.
“
2 Complete produktielijnen voor bakken brood (Kemper) bestaande uit 2 deegmachines2 afbakovens (Farhal) 2 stapelmachines PS Mako 2 inpakmachines PS Mako inclusief complete transportbanden (…)Kemper deegmaal machines inclusief bijbehorende 3 [2 is doorgehaald] schakelkasten”.
€ 1.300.000,- bedraagt.
5.De bespreking van de grievenHeeft Omy een spoedeisend belang bij haar vordering?5.1 Met haar vordering wil Omy voorkomen dat de ontvanger zaken die volgens Omy haar eigendom zijn verkoopt ter verhaal van de vordering op AB. Bij deze vordering heeft Omy ook in hoger beroep een spoedeisend belang.
In art. 22.8.10 LInv 2008 is verder bepaald dat in zes bijzondere situaties geen sprake is van een terughoudend beleid, hoewel sprake kan zijn van reële eigendom van een derde. Dat wil dus zeggen dat in die bijzondere situaties het eigendomsrecht van de derde niet wordt ontzien. Een van die bijzondere situaties betreft het geval van “zaken die door de derde onder enige titel ter beschikking zijn gesteld aan de belastingschuldige, terwijl daarnaast tussen de derde en de belastingschuldige een overeenkomst is gesloten waarin een afnameverplichting of afnamebeding ten behoeve van de derde is opgenomen” en "zaken die door de derde onder enige titel ter beschikking zijn gesteld, terwijl zodanige afspraken zijn gemaakt tussen de belastingschuldige en de derde dat de belastingschuldige - hoewel hij formeel zelfstandig ondernemer is en hij daardoor risico's draagt - in feite de vrije beschikkingsmacht over zijn bedrijf en de beslissingsbevoegdheid die normaliter bij het ondernemerschap past, geheel of ten dele mist. Dit komt omdat hij dit - in een van de situatie afhankelijke mate - feitelijk moet overlaten aan die derde, zonder wie de bedrijfsvoering (of een deel daarvan) zoals die plaatsvindt, niet denkbaar is."
grieven I tot en met IIIop tegen dit oordeel. De grieven hangen met elkaar samen en zullen door het hof om die reden tezamen worden behandeld.
- de op 18 november 2011 aangeschafte "Stapelvorrichtung" met een aanschafwaarde van
€ 100.000,-;
- de op 20 november 2015 aangeschafte "Stapelmaschine für Fladenbrood" met een aanschafwaarde van € 210.000,-;
- de op 9 november 2015 aangeschafte "Divider F Betta 1R3 Backstrasze" met een aanschafwaarde van € 199.912,22.
Inbeslaggenomen zijn twee productielijnen (inclusief twee stapelmachines en twee inpakmachines). Van die twee productielijnen kan er hooguit één eigendom van Omy zijn; volgens haar eigen jaarstukken over 2017 is zij ultimo 2017 immers eigenaar van één productielijn.
Omy heeft een factuur van Farhat aan haar van 9 november 2015 overgelegd betreffende de koop van een bakstraat voor een bedrag van USD 195.000. Deze factuur kan, zeker wanneer daar de transportkosten bij worden opgeteld, in verband worden gebracht met de in de jaarrekening opgenomen bakstraat, die volgens de jaarrekening op 5 november 2015 is aangeschaft. Maar, uit de huurovereenkomst van 1 april 2014 volgt dat AB vanaf 1 mei 2014 al twee bakstraten van Omy huurde. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt dan ook niet in te zien dat een van de inbeslaggenomen bakstraten de bakstraat is die Omy op
9 november 2015 van Farhat heeft betrokken, de enige bakstraat die volgens de jaarrekening van Omy haar eigendom is.
Voor de op 20 november 2015 aangeschafte stapelmachine geldt hetzelfde. AB huurde al vanaf 1 oktober 2012 (vgl. het huurcontract van 1 maart 2012) een stapelmachine van Omy. De toen verhuurde stapelmachine (waarvan de huurovereenkomst ten tijde van de beslaglegging nog niet beëindigd was) kan niet de (enige) in de jaarrekening vermelde stapelmachine zijn. Omy heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat zij de laatstgenoemde machine aan AB heeft verhuurd (in het huurcontract van 1 december 2015 wordt een dergelijke machine ook niet genoemd).
De "Stapelvorrichtung" (stapelmachine) is volgens de jaarrekening in november 2011 aangeschaft. Die machine zou op zich het jaar daarop aan AB verhuurd kunnen zijn, als een van de volgens het contract van 1 maart 2012 verhuurde zaken. Omdat een nadere omschrijving in de jaarstukken ontbreekt, kan echter geen direct verband worden gelegd met de verhuurde stapelmachine en met de inbeslaggenomen machines.
tussenconclusieis dat Omy niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten tijde van het gelegde beslag eigenaar was van de zaken waarop beslag is gelegd. Van de in beslaggenomen zaken kan er hooguit één, de stapelmachine, in de balans per
Hierna zal worden nagegaan of op basis van andere gegevens kan worden aangenomen dat aannemelijk is dat Omy de eigenaar is van de inbeslaggenomen zaken.
(€ 180.000,-) in relatie tot de boekwaarde van de installaties (€ 509.912,22 volgens de jaarstukken van Omy). Dat Omy, zoals zij stelt, meer dan € 1.000.000,- heeft geïnvesteerd blijkt niet uit deze jaarstukken.
6.De beslissing
€ 741,- aan verschotten en op € 1.074,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;